Tijdens mijn training voor de voettocht in de sportschool in Goes samen met mijn zonen Joris en Thomas leerden we Mohammed Mekkaoui kennen. Mohammed vertelde dat hij graag profvoetballer wilde worden en naast zijn opleiding aan het CIOS in Goes nog extra trainde in de sportschool. Hij maakte niet alleen een vriendelijke maar vooral ook een serieuze indruk. Ik vroeg hem of hij uitzicht had op een profcontract. Zover was hij nog niet; hij speelde in het eerste van GPC, een eersteklasser uit Vlissingen. “Maar ik zal slagen,” vertelde hij, “ik ben gefocust.”
We hielden in de daarop volgende maanden contact. Af en toe meldde hij me over resultaten op het veld; hoe hij als opkomende linksachter vlak voor het einde van de wedstrijd met een beslissend schot op doel een wedstrijd besliste. Of hij zond me een filmpje van een reportage op omroep Zeeland, waarin zijn kwaliteiten onmiskenbaar duidelijk werden. Één van de docenten van zijn school bevestigde mij zijn kwaliteiten als voetballer. Op zijn beurt beloofde ik Mohammed tijdens mijn voettocht uit te kijken of hij ergens eens een proefwedstrijd zou mogen spelen, of meedoen aan een training. De eerste maal dat ik dat probeerde was bij FC Eindhoven. Tijdens mijn passage door de Philips stad, probeerde ik contact te krijgen met Hans Smulders, technisch verantwoordelijk voor FC. Dat lukte uiteindelijk en hij sprak vriendelijke woorden en beloofde Mohammed te scouten. Dat daar ook iets van terecht is gekomen is twijfelachtig. Noch Mohammed, noch ik hebben ooit meer iets gezien van de FC.
Met het uitbreken van het nieuwe seizoen maakt Mo een overstap naar de Baronie in Breda, maar hij kreeg ook een perspectief bij RBC Roosendaal, profclub in de eerste divisie. Net een week nadat hij daar zijn woord had gegeven ging de club failliet en werd terug gezet naar de vijfde klasse. Mohammed keerde terug naar Baronie, mocht een keer mee doen in het eerste maar werd daarna niet meer opgeroepen voor de basis. Uit een gesprek met de trainer bleek hem dat hij niet meer aan spelen zou toekomen; de trainer nam hem zijn uitstap naar RBC kwalijk. Op het CIOS was hij teveel met voetbal bezig en werd hij niet toegelaten tot het tweede jaar…. Mohammed had opeens niets meer om handen. Kom maar mee, zei ik, we gaan wandelen en vragen aan FC Groningen of je daar eens mag mee trainen. Dat was een mooi idee, vond hij.
Zo vertrokken we per trein naar het Noorden, naar Delfzijl, de 29ste etappe van de voettocht. Ik schakelde Tjeerd van Dekken in, vurig supporter van FC Groningen, om te helpen met het leggen van contacten. Dat lukte niet, maar daardoor lieten we ons niet uit het veld slaan. We waren op weg en we zouden wel zien….
In Delfzijl werden we op het station opgevangen door raadslid Auke Zoethout. Hij nam ons mee naar een koffiehuis, klein en knus, in de stijl van de jaren vijftig van de vorige eeuw: Elvis Presley, een jubebox, meubelen, posters, lampen en zelfs de verlichting was in stijl. Mohammed en ik ken onze ogen uit. We wachtten op wethouder Thea van der Veen, met wie we een eind door Delfzijl zouden wandelen.
In de voorbije jaren werden 1600 oude en overbodige woningen gesloopt; de werkloosheid is legendarisch, bestuurlijk was de stad in het Noordoosten een bestuurlijke chaos. Een groter en ellendiger imago is nauwelijks voorstelbaar. En toch… er worden in de directe omgeving miljarden geïnvesteerd in nieuwe energiecentrales, in de chemie en in de haven. Nergens in het land is een zelfde dynamiek te vinden. Werk is er in overvloed, zoveel zelfs dat vaklieden uit Portugal met vliegtuigen worden ingevlogen voor tijdelijke klussen.
Thea van der Veen neemt ons even later mee. Ze is een montere, opgewekte vrouw en werd een paar geleden gevraagd om hier wethouder te worden. Hoewel niet afkomstig uit Delfzijl is ze trots op de gemeente, met de stedelijke omgeving, de havens en industrie, maar ook met het stille, bezonken oude polderland waar, op wierden, kleine dorpjes liggen, met de mooiste kerkjes.
We wandelen door het centrum naar de Zeedijk. Het is koud, grijs en mistig weer. De klim naar de top van de dijk is vertrouwd; op de kruin van de dijk slaat mijn hart om. De Dollard ligt stil, wijds en groots voor ons. Mijn hart slaat om; allerlei gedachten vliegen door mijn hoofd. Hoe lang geleden stond ik in Eijsden, in het uiterste zuiden van Limburg waar de Maas het land binnen stroomt? En nu hier, te voet. Onderweg, in de zomermaanden, overleed mijn moeder; ik heb haar beloofd de voettocht te volbrengen. Het zou goed doen, zei ze. Ik zou haar willen vertellen dat ik de dijk van Delfzijl heb bereikt, de dijk en de zee vertrouwd als thuis. Nog een paar weken en ik ben halverwege.
We lopen op de dijk in de richting van een paar hoge flats. Thea van der Veen vertelt dat binnen enkele jaren meer dan 2000 banen vrijkomen in de procesindustrie in Delfzijl en dat het zo lastig zal zijn om die vacatures te vullen. De opleiding van de mensen in Delfzijl en omgeving sluit nauwelijks aan op het werk wat hier voorhanden komt. Men is relatief laag geschoold en zelden in de richting techniek of chemie. Zouden er nieuwe mensen naar Delfzijl willen komen?
De sloop van hele wijken valt nauwelijks op, zien we. De vrijgekomen ruimte valt nauwelijks op; met groot gevoel voor verhoudingen, voor stijl en allure is er door rijksbouwmeester Liesbeth van der Pol een nieuw Delfzijl ontworpen. Je kunt hier prachtig wonen, blijkt, tegen relatief lage prijzen, in een schitterende omgeving, met alle voorzieningen bij de hand. Het lijkt een reclamepraatje van me, maar echt waar… het negatieve beeld van Delfzijl is volkomen onterecht. Het hoge land is prachtig, en de nieuwbouw doet deugd, zoals het dat ook deed in Etten Leur. Delfzijl oogt vanaf de zeedijk letterlijk fris.
We passeren een fonkelnieuwe brede school, met allerlei voorzieningen, inclusief een geweldige sporthal. Een eindje verder een geweldig winkelcentrum en mooie voorzieningen voor ouderen en gehandicapten. Het oude centrum van Delfzijl gaat op de schop; een centraal plein wordt heringericht, en er wordt nieuwe riolering aangebracht. Een aantal winkels in het oude centrum staat leeg, maar de wethouder legt uit dat die leegstand wordt gesaneerd. “Lege winkels doen geen goed,” zegt Thea van der Veen.
Aan de achterkant van de winkels staat de deur van een klein werkplaatsje open, de werkplaats van PvdA raadslid Auke Zoethout, die hier glas in lood ramen maakt. Thea neemt afscheid en Auke leidt ons naar een groot etablissement waar we een kopje warme chocolademelk drinken. “Weet je,” zegt Auke met een zucht, “we maken ons zoveel zorgen over de mensen die in de sociale werkvoorziening aan het werk zijn en straks aan de slag moeten in een reguliere baan, als het aan dit kabinet ligt. We hebben hier een werkloosheid van negen tot tien procent, Dat is het dubbele van de rest van het land. Werk is hier wel, en zeker wanneer er straks veel mensen met pensioen gaan, maar dat is voor mensen met een goede hoog gekwalificeerde opleiding. Mensen met een beperking komen straks gewoon thuis te zitten. Daar maken we ons in de raad kwaad over. Dat willen we niet.”
Auke heeft nog iets wat op zijn lever ligt. De maatregel die bepaalt dat ouders met een bijstandsuitkering en hun werkende kinderen in huis, hun uitkering kwijt raken. Of, andersom, dat kinderen met een uitkering waarvan de ouders werken weer afhankelijk worden, dat zijn maatregelen die bij Auke verontwaardiging op roepen. “Zo keren we terug,” zegt hij, naar de oude armenwet. Dat geldt straks voor tien procent van de mensen die nu een bijstandsuitkering hebben. Leg het maar uit aan de kinderen.”
Auke gaat met zijn fractie bezien op welke manier zij die landelijke maatregelen kunnen uitvoeren. Mogelijk slagen ze er in, in Delfzijl, om oplossingen te verzinnen waardoor het net iets menselijker kan…
De duisternis is al ingevallen wanneer Mohammed en ik de trein van Delfzijl naar Groningen nemen. We hebben twee redenen om per trein naar de provincie hoofdstad te reizen: we vonden nergens anders een betaalbare slaapplaats en in de avonduren is er het derde van Waarde debat van de Wiardi Beckman Stichting over het thema ‘arbeid’. Zo dichtbij, dat kunnen we niet laten lopen. Bovendien, zo’n avond is voor ons beiden een hele belevenis.
In het noorden van het land worden de treinverbindingen veelal verzorgd door Arriva, één van de nieuwe vervoerders op het spoor. Zij rijden met moderne, lichte treinen, in tegenstelling tot het afgereden oude en vieze materiaal wat de Nederlandse Spoorwegen in Zeeland inzetten als stoptreinen. De privatisering van het spoor heb ik nooit begrepen, en of het tot iets goeds heeft geleid kan ik ook niet overzien. Maar zeker is dat de treinen van Arriva rijden op alle kleine lijntjes in het Noorden en dat het aangenamer is dan in die ongewassen gammele stoptreintjes die de NS inzetten tussen Roosendaal en Vlissingen.
Het van Waarde debat is in Huize de Beurs in het centrum van Groningen. Dat is een wonderlijke gelegenheid, boven een café. Het lijkt, wanneer je een smalle trap bent op gegaan, of je in een tijdmachine wordt geplaatst en uitkomt in een rokerig, donker toneelzaaltje in de negentiende eeuw. De ruimte, schaars verlicht door een enkele kroonluchter, is overvol. Mensen zitten gespannen te wachten op eenvoudige stoelen of hangen rumoerig aan de bar, waar ruimhartig drank wordt geschonken. Het kleine toneel is nog leeg; slechts een muziekstandaard duidt aan dat iets te gebeuren staat. Het is nauwelijks mogelijk een plaats vinden, zo druk is het, en zo opgewonden zijn de gasten.
Het van Waarde project van de Wiardi Beckman Stichting is iets bijzonders. Onder leiding van Monika Sie Dhian Ho, directeur van de stichting, wordt onderzocht welke de waarden zijn van de sociaal democratie, hoe die onder druk staan en wat je zou kunnen doen. Het onderzoek richt zich op klassieke thema’s van de sociaal democratie: arbeid, verheffing (onderwijs en opvoeding), binding, bestaanszekerheid en levensloop.
De onderzoeken worden steeds vooraf gegaan door een uitgave van Socialisme en Democratie over het betreffend thema. Verschillende schrijvers behandelen dan diepgravend allerlei aspecten van een welbepaald thema. De uitgave over Arbeid bijvoorbeeld is zo leerzaam en verrijkend, althans voor mij, dat ik er vrolijk van word. Vol verwachting zit ik samen met Mohammed achterin het zaaltje en wachten we op wat komen gaat.
Menno Hurenkamp, hoofdredacteur van Socialisme en Democratie, presenteert de avond zoals alleen hij dat kan, spits, snel, doortastend en humorvol sturend. Hij leidt sprekers in en zal voorkomen dat discussies verzanden en ontaarden. Monika opent de avond en wijst op de innerlijke vernieuwing die binnen de sociaal democratie en de Partij van de Arbeid ontstaan is en aan het inhoudelijke werk van de WBS een enorme dynamiek heeft gegeven. Het lijkt er op, zegt ze, dat de samenleving op een kantelmoment afstevent. Een moment, ik vat het in mijn eigen woorden samen, waarop de samenleving een andere koers kiest waarin niet langer het egoïsme en eigenbelang voorop staat, maar samenhang en verbondenheid met de ander.
Vervolgens kwamen drie mensen op het podium die door Menno Hurenkamp werden ondervraagd: een journalist, een actievoerende schoonmaakster en een wethouder van de gemeente Groningen. Alle drie vertelden ze over hun levens- en werkervaringen, en gaven elk voor zich een schets van de situatie hun werk.
De journalist deed dat aan de hand van zijn persoonlijke ervaringen, hoe hij als jongen uit een eenvoudig Brabants gezin zich had kunnen ontwikkelen en kon gaan leren en schrijven. De journalist schreef in opdracht van de FNV een prachtig boek over werkende armen, die mensen dus die heel hard werken maar zo slecht betaald worden dat er nooit een ontsnapping uit de armoede mogelijk is. “Mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt,” zei de journalist, “betalen de prijs van de welvaart van de midden en hogere klassen.”
De schoonmaakster vertelde dat haar werk eigenlijk niet meer fatsoenlijk mogelijk is. Ze staat elke dag op om kwart voor vijf om om half zes op stap te gaan, scholen schoonmaken. Na een Europese aanbesteding krijgt ze voor het schoonmaken van een klaslokaal nog maar anderhalve minuut de tijd. De schoonmaakster: “Dat kan dus niet. In anderhalve minuut een schoollokaal schoonmaken. Ik moet dan alleen functioneel schoonmaken, snotplekken van een tafel vegen. Dat is al. Maar daar wordt een lokaal niet schoon van. Kinderen worden ziek, op die manier.”
De wethouder werd aangesproken op die arbeidsomstandigheden maar moest bekennen dat zij als politica geen enkele zeggenschap meer heeft op schoolorganisaties. Die instellingen zijn allemaal verzelfstandigd en los geweekt van politieke of ambtelijke macht en sturing. Scholen worden nog wel gefinancierd met belastinggeld, maar kunnen daarmee eigenlijk doen wat ze willen. Schoonmaken is een geliefde post waarop beknibbeld kan worden, legt de wethouder uit.
De schoonmaakster vraagt steun voor haar acties om die situatie te veranderen. Daar wordt in de zaal door het publiek instemmend op gereageerd, en met name de leden van de FNV, die jarenlang geen rol van betekenis speelden binnen de PvdA, lieten zich niet onbetuigd.
Indrukwekkend was de toespraak van de voormalige PvdA staatssecretaris en latere televisiemaker Marcel van Dam. Zonder zijn stem te verheffen, maar met ingehouden emotie, schetste van Dam het lot van de ‘onrendabelen’, de mensen die in de harde neo-liberale samenleving eigenlijk overbodig zijn geworden. De mensen die hun best doen maar nu eenmaal niet zo goed kunnen leren, of niet zo hard kunnen werken. Van Dam verweet de Partij van de Arbeid die mensen op een ongelooflijke manier in de steek heeft gelaten. De bezuinigingen waar ook de Partij voor de Arbeid in haar verkiezingsprogramma voor tekende, getuigen volgens van Dam voor het miskennen van sociaal democratische kernwaarden als het recht op een menswaardig bestaan, en eerlijk loon voor eerlijk werk.
In de pauze wisselen Mohammed en ik een paar woordjes. Hij vindt het machtig, en leert er veel van, vertelt hij. Max van den Berg, Commissaris van de Koningin in Groningen, komt op ons af en raakt onmiddellijk met Mohammed in gesprek over profvoetbal. Max heeft een neefje die profvoetballer is, in Chicago notabene. Mohammed vertelt over zijn droom en dat we de volgende dag naar FC Groningen gaan. Later leg ik Mo uit wat dat betekent, Commissaris van de Koningin, en wat je dan te doen hebt.
Na de pauze zijn er opnieuw discussies, houdt de filosoof Hans Achterberg een lezing en sluit Job Cohen, politiek leider van de Partij van de Arbeid, af met een afrondend verhaal. Dat laatste maakte indruk op Mohammed. “Ik vrees dat de wethouder vannacht niet goed slaapt,” zei hij, terwijl we over de markt liepen op weg naar het hotel. “Job Cohen zette haar hard weg. Ze zal er niet goed van zijn. Ik begrijp niet waarom hij dat deed, zo hard.”
Job Cohen had de wethouder voorgehouden dat zij wel degelijk invloed kon uitoefenen op schoolbesturen… namelijk door hen aan te spreken op hun publieke verantwoordelijkheid.
De emoties in de zaal liepen soms hoog op; de onrechtvaardigheid in de samenleving neemt snel toe, net als de afstand tussen arm en rijk en sommige mensen, jong en oud, maakten van hun hart geen moordkuil. Ze vroegen de PvdA en afstand te nemen van marktwerking en liberalisering. Mohammed en ik hadden allebei het gevoel dat er wezenlijke zaken ter sprake werden gebracht, en dat, merkte ik op, er voor het eerst in heel lange tijd, binnen de Partij van de Arbeid, aandacht werd besteed aan de problemen van werk, van loon en de onaanvaardbaar grote verschillen tussen rijk en arm, tussen hoog en laag geschoold.