II.
De lange wandeling van Buitenpost naar Drachten en Heereveen was zo rijk dat ik het in drie delen heb opgeknipt; hier het tweede deel…. hoe blijft het platteland leefbaar en solidair?
De noordelijke Friese Wouden vormen een nationaal landschap. Het is een bijzondere streek, weinig bekend, in tegenstelling tot het open gebied van de Friese Meren. In die Friese wouden liggen zandruggen tussen de afgegraven veengebieden; wie de weg weet kan er eindeloos wandelen over paden die door monniken in de Middeleeuwen werden uitgezet.
Het is een grijze, koude winterdag en we wandelen hier door rustende natuur in een cultuurlandschap wat door boeren en burgers wordt gekoesterd. Grootschalige indrustriële landbouw heeft hier eigenlijk geen kans; de bodemgesteldheid laat het eenvoudig niet toe. Nadat het veen werd afgegraven bleef een kleine, vruchtbare bovenlaag achter die door boeren kon worden bewerkt. Met de komst van kunstmest leek het er even op dat de intensief gebruik van de grond mogelijk werd. Maar, zo vertelt Bertus Mulder, oud-gedeputeerde van onder andere milieu, onder de grond raakte al gauw verzadigd. Boeren merkte dat de meeropbrengst die door de kunstmest werd gegenereerd, snel afnam. De bodem raakte uitgeput omdat onder de kleine, vruchtbare bodemlaag, een oude ondoordringbare kleilaag ligt. Boeren moesten hier wel omschalen op duurzame vormen van landbouw. Het werkt niet anders.
Terwijl we op Harkema aan lopen wijzen Bertus en Jan me op een klein wit vrij staand huisje, met een lapje grond er om heen. Het is een woningwetwoning uit het begin van de vorige eeuw, aangelegd voor de armste bewoners uit de streek. De nieuwe woningen boden een alternatief voor de plaggenhutten waarin velen nog woonden en op het bij behorende lapje grond konden de nieuwe bewoners een moestuin houden. In het kleine witte huisje woont nog een oude baas; hij betaalt, zoals zijn ouders, de huur per week: zes euro.
De woningbouw vereniging van Achtkarspelen geldt zelfs nu nog als de meest sociale van het land. Toenmalig minister van Volkshuisvesting Eberhard van der Laan kwam er zelfs speciaal voor uit den Haag en erkende de kwaliteit van de volkshuisvesting in Achtkarspelen.
Jaap Braams, afdelingsvoorzitter van de PvdA in Achtkarspelen en afkomstig uit Harkema komt ons tegemoet gelopen. Ook hij vertelt over de eigezinnige geschiedenis van dit dorp. In Harkema is men van oudsher gewend de eigen gang te gaan; veel mannen werken in ploegjes in de bouw overal in het land en keren ’s avonds naar het dorp terug, net zoals dat ook in St. Willebord in Noord Brabant het geval is. Ze bouwen ook hun huizen zelf en er is sprake van een hechte, sterke gemeenschap. Net als in St. Wiilibrord, Noord-Brabant, zijn er goeie wielrenners waarvan Pieter Weening nu de bekendste is. De Harkemase Boys voetballen op het allerhoogste niveau in Nederland, in de topklasse. Onlangs nog, voor de beker, was er de derby tegen het grote Heereveen voor de KNVB beker.
Bij het dorp hoort ook een openluchtmuseum, de Spitkeet, dat net als in het IJstijden museum in Buitenpost, grotendeels door vrijwilligers wordt bestierd. In het openluchtmuseum kun je een Spitkeet vinden, een plaggenhut, zoals die tot in de 20 ste eeuw te vinden waren in Harkema. Je vindt er ook een holwoning die aan het begin van de vorige eeuw, nog bewoond werd.
In de ontvangstruimte van het openluchtmuseum hebben zich fractie en bestuursleden van de afdeling Achtkarspelen verzameld. Ook statenlid Douwe Hoogland zit aan de tafel en terwijl er soep wordt ingeschonken en broodjes worden aangereikt, spreken we met elkaar over de leefbaarheid ìn de Friese Wouden. Het gebied, aangemerkt als een nationaal landschap, wordt beheerd door een groot collectief van duizend boeren, die gezamenlijk zorgdragen voor 10.000 hectare weidevogelbeheer, zo,n 4000 hectare foerageergebied voor ganzen, 150 kilometer houtal en 1500 kilometer elzensingels. Hoogland is enthousiast over de kracht en de verantwoordelijkheid die van het boerencollectief uit gaat.
Douwe Hoogeland: “In samenwerking met het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie hebben we nu een pilot voor zelfsturing opgesteld. Dat betekent dat we in ons proefgebied van bijna vierduizend hectare samen met de burgers die hier wonen en grond bezitten, via vooraf gemaante afspraken en doelstellingen maatschappelijke taken gaan uitoefenen en daarvoor een vergoeding per hectare krijgen. Het nieuwe landbouw beleid van de Europese Unie zal in toenemende mate maatschappelijke opdrachten van boeren vragen, zoals het beheer van het landschap, zorgdragen voor de biodiversiteit, het milieu en het waterbeheer. De controle op dit werk wordt uitgevoerd door een schouwcommissie van boeren en burgers uit de Friese Wouden.”
Douwe Hoogland is er van overtuigd dat deze aanpak, door agrarische natuurverenigingen, waarvan er zo,n 150 in Nederland actief zijn, in de toekomst een steeds belangrijker aandeel zal krijgen in de landbouw in Nederland. De regionale economische dynamiek kan er door worden versterkt, vooral omdat in de voedselproductie, dankzij verbeterde technieken, ook op kleine schaal rendabel kan worden geproduceerd. Verbeterde landbouwtechnieken zullen de voedselproductie in Nederland geen leidend perspectief vormen; de schaal van de Nederlandse landbouw is wat dat betreft te klein. Hoogland: “Om straks negen miljard mensen op aarde te kunnen voeden, kunnen we er beter voor zorgen dat de grote graanschuren in de Oekraïne en in Polen een hoger rendement per hectare opleveren. Als we dat doen, en dat kan heel goed en gemakkelijk, dan is er van schaarste op de markt geen sprake.”
Teun Nicolai, gemeenteraadslid in Achtkarspelen, is wat minder optimistisch. Hij wijst op de grote boeren in Harkema die kippen houden. Een van die bedrijven mest in zes weken maar liefst 300.000 kuikens vet tot volgroeide kippen die vervolgens worden afgevoerd naar de slacht. Dat is een enorme belasting voor het milieu en roept de grootste vragen op over dierenwelzijn. “Intensieve veeteelt is hier realiteit,” merkt Teun op. “Straks is Harkema helemaal opgesloten door die grote bedrijven, met alle stank en risico’s voor de volksgezondheid.”
Douwe vertelt dat een PvdA werkgroep onder leiding van tweede Kamerlid Lutz Jacobi werkt aan een rapport over de intensieve veehouderij. “Het zou”, zegt hij, “wellicht beter zijn om deze bedrijven te verplaatsen naar industrieterreinen bij de steden. Dan wordt het transport ook minder belastend en kunnen ook de eisen op het gebied van milieu, dierenwelzijn en volksgezondheid beter worden nageleefd.”
Er volgt een discussie over geurnormen en andere regels voor de intensieve veehouderij. Ik laat mijn aantekeningen even los, en eet snel mijn kommetje soep en verschalk twee broodjes. De leefbaarheid van het platteland is een bron van ieders zorg. In de landbouw zijn de marges voor de boeren minimaal; de markt voor veel producten worden vaak beheerst door slechts enkele grote multinationale bedrijven. In de aardappelsector zijn er bijvoorbeeld maar vier grote bedrijven die wereldwijd 80 procent van de aardappelproductie opkopen. Diezelfde multinationale bedrijven kunnen de prijzen met koelhuizen beheersen en de oppervlakte van te telen hectares direct beïnvloeden. De industriële voedselproducenten houden zo boeren wereldwijd in een wurggreep, en gijzelen daarmee ook de leefbaarheid op het platteland. Diezelfde leefbaarheid wordt bovendien nog beïnvloed door een afname van de groei van de bevolking. Bedrijven, voorzieningen en jongeren trekken van het platteland naar de steden.
Sietze Hoekstra maakt zich daarover zorgen tijdens de discussie in de Spitkeet. Na de soep en de broodjes loopt hij met Gerda Postma met Bertus Mulder en mij mee in de richting van Drachten. We volgen oude zandpaden door de Friese Wouden. Af en toe passeren we een klein ‘waldhusje’ een eenvoudig huis voor vroegere landarbeiders.
Sietze Hoekstra was tot in de loop van 2010 PvdA raadslid. Hij is nu nog actief samen met zijn vier medewerkers in zijn installatiebedrijf in Surhuisterveen en als voorzitter van de vereniging van Handel en Industrie in Surhuisterveen, een van de acht dorpen in Achtkerspelen. Sietse is juist zeer bezorgd over de ontwikkelingen op het platteland. Door de afnemende groei en zelfs krimp van de bevolking, komen voorzieningen op het platteland onder druk. Grotere bedrijven worden door steden gelokt om zich in de steden op nieuwe, moderne bedrijfsterreinen of in binnensteden te vestigen. Jongeren met talent verkiezen de dynamiek van de grote steden boven het eenvoudige leven in de dorpen.
“De landelijke overheid,” merkt Sietze op, “zet met haar investeringsbeleid in op de Randstad en de Brabantse stedengordel. Dat geldt ook voor logistiek, voor de ontwikkeling van kennis en wetenschap, noem maar op. In deze kabinetsperiode alleen al gaat het om een bedrag van 11,4 miljard. Dat is begrijpelijk maar er is ook een keerzijde, namelijk de teloorgang van het platteland. “
Terwijl we door het stille land wandelen, kleine weilanden omzoomd door elzensingels en houtwallen, stelt Sietse voor om ondernemers in de Randstad en in Brabant een solidariteitsheffing te laten betalen via de vennootschapsbelasting ten behoeve van het bedrijfsleven op het platteland. Het zou een structurele maatregel moeten zijn die echt een impuls kan betekenen voor banen en het bedrijfsleven op het platteland.
“Het bedrijfsleven in de Randstad, maar ook in Brabant profiteert nu eenmaal enorm van de grote investeringen door de rijksoverheid,” zegt Sietse. “Het is niet meer dan billijk om datzelfde bedrijfsleven een solidariteitsheffing te vragen ten voordele van het bedrijfsleven op het platteland. Je hebt dan echt een instrument om de krimp tegen te gaan.”
Sietse is heel concreet; je zou in de krachtigste regio’s een procent vennootschapsbelasting extra kunnen heffen, en elders een korting geven van een tot vijf procent, afhankelijk van regio’s en noodzaak. Het zou een structurele maatregel zijn om de leefbaarheid en de economische dynamiek op het platteland op peil te houden. “Weet je,”vertelt Sietse, “wanneer het perspectief op het platteland ontbreekt zie je dat mensen weg trekken en zelfs emigreren. Dat is in de geschiedenis altijd zo geweest, in Drenthe, Groningen en Friesland zijn velen de armoede ontvlucht omdat er geen werk was, geen perspectief. Bij mij solliciteerde een paar maanden geleden een jongen, die net een ingenieursopleiding had afgesloten. Hij wilde graag electricien worden, om in ieder geval te werken. Dat werk kon ik hem niet geven maar wat we bedacht hebben is dat we een energieloket gaan openen. Mensen, bedrijven en organisaties kunnen ons vanaf het nieuwe jaar inhuren om een energieplan op te stellen waardoor en waarmee ze energie kunnen besparen. We hopen met die adviezen natuurlijk ook werk te krijgen.” Sietse zwijgt een ogenblik. Hij wordt gebeld door een van zijn medewerkers en geeft advies. “Het werk gaat door,”zegt hij haast verontschuldigend. “Met die energieadviesdienst kan die jongen in ieder geval aan de slag. We hopen dat het lukt.”
We naderen Rottevalle, een prachtig klein dorp op de grens van Achtkarspelen en Smallingerland. De duisternis valt al vroeg in en in de plaatselijke herberg kunnen we wat thee en koffie drinken. Het is tijd om te stoppen en we nemen afscheid. Ymmi haalt ons op en in het spitsuur rijden we terug naar Veenwouden. Dat valt niet mee; een eindeloze stroom auto’s passeert een weg die wij over moeten steken. Het duurt 20 minuten voor we een gaatje vinden. Daarna volgt een reeks van stoplichten; het passeren van het eerste stoplicht duurt weer een kwartier. Eindeloos is de rij van wachtend en optrekkende auto’s. “Deze weg van Dokkum naar Drachten is een verbindingsweg over de dorpen, aangelegd in de tijd van de paardentram,” merkt Bertus droogjes op.
’s Avonds gaan Bertus en ik nog even naar een feestelijke bijeenkomst van de provincie Friesland. De Raad van State heeft namelijk enkele weken eerder besloten dat de provincie de Centrale As mag aanleggen, een nieuwe weg tussen Dokkum en Drachten, inclusief de ontwikkeling van 7000 hectare nieuwe natuurgebieden en een revitalisering van de verschillende dorpen. Tijdens de bijeenkomst verneem ik dat de aanleg van een gelijkaardige weg in Limburg door de Raad van State is stopgezet en afgewezen.
Ik herinner me die kwestie nog levendig; tijdens mijn wandeling van Heerlen naar Geleen kwam ik voor en tegenstanders tegen. De tegenstanders, een ouder echtpaar, verzette zich juist omdat de weg zou gaan door een natuurgebied, de Brunsummerheide en er in Zuid Limburg al zoveel natuur verloren is gegaan. De voorstanders van de nieuwe Limburgse weg hoopten dat de eindeloze verkeersstroom langs hun huizen zou stoppen en dat zij ooit weer met een open raam zouden kunnen slapen in de zomermanden, en ja, zij hoopten ook op nieuwe natuur maar dan in plaats van de doorgaande weg die nu zo belast werd.
Ook in Friesland hebben tegenstanders tot he uiterste geprotesteerd tegen de aanleg van de centrale as. De Friese overheid heeft echter alles op alles gezet om alle mogelijke negatieve aspecten van de weg te compenseren volgens alle mogelijke regels en wetten. Zij werden daarbij bijgestaan door kundige ambtenaren, burgers, milieuactivisten, boeren en maatschappelijke organisatie…èn een extern advocatenkantoor…. en datzelfde kantoor hielp ook…. de tegenstanders van de Limburgse verbindingsweg. “Twee successen voor een kantoor,” merkte een van de aanwezigen tijdens de bijeenkomst op, “op een zelfde soort dossier, maar dan met tegengestelde argumenten. Hun kostje is gekocht.”