Medemblik – Wie mijn voettocht het voorbije jaar heeft gevolgd, weet dat ik herhaaldelijk melding maak van een bezoek aan een plaatselijke bakker. Ik houd van graan en meel, van rijzend deeg, van de hitte van een oven en vers gebakken brood, van roggebrood, van speculaas en een mooi gemaakte gevulde koek. Mocht ik mijn leven kunnen over doen, dan zou ik bakker willen worden. Ik vertrouw nu eenmaal op de betekenis en de kwaliteit van ambachtelijk gebakken brood.
In het kader van de voettocht is mijn wat particuliere belangstelling en liefde voor bakkers wellicht wonderlijk; dat is grotendeels waar maar ook weer niet. Het gaat niet goed met de bakkers; jaarlijks sluiten er in vele dorpen en steden bakkerijen. Dat heeft alles te maken met de industrialisering van de voedselproductie. De geïndustrialiseerde voedselproductie maakt in veel opzichten de samenleving kwetsbaar; zeker in dichtbevolkte gebieden, zoals de Randstad.
Medemblik bezocht ik nooit eerder; ik wandelde over de dijk van het IJsselmeer, langs het station van de stoomtrein naar het ontmantelde gemeentehuis en vandaar, zo de hoofdstraat in. In het tweede winkelraam aan de rechterhand zag ik een etalage van een oude bakkerswinkel; het pand, met een zadeldak, deed me denken aan mijn opa. Hij had me mee aan de hand mee kunnen nemen naar deze winkel met de grote gevelreclame: ringers, bonbons en chocolade.
Ik kreeg de indruk dat de winkel gesloten was; een van de bakkers die geen opvolger vond en onlangs was gestopt. Maar, tot mijn verrassing, zag ik opeens een mevrouw de winkel binnen gaan. Enigszins beduusd volg ik haar; binnen blijk ik niet in een bakkerswinkel terecht gekomen, maar in een levend bakkerijmuseum. Wat een verrassing!
Het museum ‘de oude bakkerij’ werd dertig jaar geleden opgericht door Ans en Theo Spil, op een zolderkamertje, met driehonderd bezoekers in het eerste jaar. Op 30 november van het vorig jaar ontving het kleine, levende museum de miljoenste bezoeker… Dat is niet niks voor een museum met honderd vrijwilligers, en een keurkorps van oude bakkers en banketbakkers die dagelijks hun ambachtelijke vaardigheden in het museum laten zien.
Mijn bezoek aan het bakkerijmuseum is als een geschenk na twee dagen wandelen; het ruikt er heerlijk; je ziet alle oude technieken en materialen, en meer nog, oude bakkers laten je zien hoe bonbons gemaakt worden, suikerbrood of een Abraham wordt opgemaakt. Alle aspecten van het bakkkersvak kom je hier tegen, kun je hier leren en ontdekken; het moet een feest zijn om hier workshops te volgen, om kinderen en kleinkinderen mee te nemen en voor alles om hier te proeven, te keuren en om zelf aan de slag te gaan. Feitelijk is het bakkerijmuseum de levende ‘back-up’ van onze voedselproductie.
Aan het eind van mijn rondje door de oude bakkerij drink ik heerlijke koffie met een verse gevulde koek met de oprichter van het museum, Ans Spil, samen met de vrijwilligers Rini Entius (52) en Marinus Bood (80). Het is en van die momenten die deze voettocht zo onvergetelijk maakt en me met grote dankbaarheid vervult.
Die zetten we maar op de lijst “te bezoeken” als we weer eens in NL zijn; een echte gevulde heer vind je niet in Calgary!