De tussenetappe Beverwijk – Haarlem – Amsterdam: deel II
De volgende dag wandel ik met Dorette van Haarlem naar Amsterdam. Dorette en ik zijn al vele jaren bevriend, eigenlijk vanaf het moment dat zij lid werd van het Europees Parlement. Inmiddels adviseert zij de regering vanuit verschillende functies en is zij bovendien voorzitter van de Nederlandse Emissie Autoriteit. We lopen door het centrum, passeren het standbeeld van Jan Laurenszoon Coster, uitvinder van de boekdrukkunst en de grote vriend van mijn opa, die ook Jan Coster heette. Langs het Spaarne en door de Amsterdamse poort lopen we de stad uit, langs de Haarlemmertrekvaart. Mijn opa, Jan Coster, vertelde me over zijn jeugd waarin hij nog in de paardentram zat, en de trekschuiten zag. Nu, van die verhalen is geen spoor meer te bekennen. Het verkeer raast en dendert voorbij; op weg naar Amsterdam lijkt de aarde vernietigt, open geritst en strak getrokken door asfalt en onzichtbare vluchtwegen, hoog in de lucht. Niet eerder voelde ik me op deze tocht zo verloren in drukte en chaos; gelukkig was Dorette mee als een trouwe gids. Ze wees me op een strookje weiland en een klein wilgen en elzen bos waar in de toppen van de bomen lepelaars hun nest hebben, terwijl het verkeer tussen Haarlem en Amsterdam dag en nacht voorbij raast. Samen kijken we naar een niet uitgediepte sloot en zien hoe een karper, met de rug boven water, zich vruchteloos een weg zoekt door de ondiepe sloot. Het open water, vijftig meter verderop kan de karper niet bereiken; met moeite draait hij zich om en zwemt terug.
Even later naderen we een spoorweg overgang. Vrijwel onzichtbaar is een klein grafmonument voor een vader die daar met zijn twee kinderen voor de trein sprong. Eerder had zijn echtgenote de man verteld dat zij wilde scheiden. Voor zijn wanhoopsdaad doodde de man zijn schoonmoeder. Terwijl we het spoor passeren, en Dorette vertelt dat zij de vader en de kinderen kende, rijdt een zwaar beladen vrachtwagen achter ons vandaan en met grote vaart voorbij. Haast verlamd van angst passeren we de spoorweg.
Bij Halfweg blijkt de weg opengebroken. In de buurt van een voormalige suikerfabriek ligt een viaduct over een drukke snelweg. Met geen mogelijkheid kunnen we hier verder. Via een omweg bereiken we de rand van de stad. Een meneer, Rene Hulsthout, die geboren werd in Koewacht, Zeeuws Vlaanderen, maar opgroeide in het buitengebied rond Amsterdam, legt ons uit hoe we verder moeten. Alles is hier opgebroken; een smalle strook land die als natuurgebied werd ingericht, blijkt niet begaanbaar. Uiteindelijk wandelen we over een fietspad naast de intens drukke weg richting Slotervaart. Twee jongens op een brommer, Sem en Hakan, houden stil wanneer ze me zien; ze vragen beleefd wie ik ben, wat ik doe en waarom. De jongens heten me welkom, in Amsterdam.
Jan, Wanneer is je volgende etappe in Amsterdam? Is het mogelijk een dagje mee te lopen? Zou je kunnen reageren, als je wilt reageren, op: otto@reuchlin.nl. Ik ben Amsterdammer. Met vriendelijke groet, Otto Reuchlin
Grapje zeker? Jan Laurenszoon Coster..
ik weet niet meer precies wat ik geschreven heb… maar mijn opa, een coster, vertelde altijd met trots…