II.
Je kunt niet door het Westland lopen en de tuinbouw negeren. De tuinbouwsector in Nederland is van groot belang, uiterst innovatief en een economische motor van formaat. Op slechts twee procent van het landbouwareaal in Nederland, 10.000 hectare, worden groenten, vruchten en planten geteeld en gekweekt. In de tuinbouwsector zijn 70.000 mensen direct aan het werk; indirect biedt de tuinbouw werk aan 140.000 mensen. Nederland is de grootste exporteur van verse groenten en fruit op de wereld; de Nederlandse tuinbouwsector exporteert jaarlijks voor een bedrag van 15 miljard naar het buitenland. (Wat leuk is om te vermelden, en dit geheel terzijde, is dat de groente die vanuit Nederland het meest geëxporteerd wordt de ui is, de juun zoals we hier in Zeeland zeggen: 1,4 miljard kilo. Tachtig procent van de wereldhandel in juun speelt zich af in het Zeeuwse Kruiningen.).
“En”, zegt Jos van der Knaap, LTO bestuurder van de sector tuinbouw, “onze sector is innoverend en duurzaam. In toenemende mate worden kassen niet alleen duurzame voedselproductieplaatsen maar ook leveranciers van energie. En Nederland, met het gematigde zeeklimaat, is bij uitstek de gunstigste plaats voor glastuinbouw. De gematigde temperatuur en het aantal lichturen doen de rest.”
We treffen elkaar in de uitspanning de Hooiberg in het wonderschone dorpje het Woudt. Dat ligt midden in het groene hart van het Delfland. Het dorpje telt twee prachtige boerderijen uit de zestiende eeuw, enkele boerderijen en een kerkje met een pastorie. Er wonen 34 mensen.
Jos van der Knaap erkent dat het niet gemakkelijk is in de tuinbouwsector. Kleine kwekers concureren op de wereldmarkt en verliezen die strijd in Nederland, tenzij er tijdig wordt geanticiperd op de veranderde omstandigheden. Van der Knaap: “Het zit niet in de oppervlakte van het bedrijf maar of kwekers zich hebben gericht op de middellange termijn, op de toekoemst. Er is hier in het Westland een jonge kweker die zich heeft gespecialiseerd in tuinkers; hij is een meester in marketing. Hij doet het ongelooflijk goed en hij is niet de enige die door niche markten op te zoeken, nieuwe mogelijkheden heeft gevonden. En wat je ook ziet is dat alleen de grote bedrijven de teelt van tomaten en komkommers doen; ze zitten in het Westland maar ook in Zeeland, bij Rilland.”
Van der Knaap is optimistisch over de toekomst van de tuinbouw in Nederland. De kassen renderen in elk opzicht. Voor de voedselproductie zijn de voorwaarden optimaal maar ook als leverancier van energie zijn de kassen in toenemende mate van belang. Van energie grootverbruiker is de sector in sneltreinvaart leverancier van energie geworden. Bij die ontwikkeling is een kennisinetnsief bedrijf als Priva van groot belang. “We hebben de kennis, de ervaring en de kracht om telkens weer te vernieuwen en mogelijkheden te zien. De glastuinbouw zal voor de Nederlandse economie van groot belang blijven.”
Jos van der Knaap brengt me weer een eindje op weg, richting Maassluis. Ik wandel onder de snelweg in de richting van de geboortestad van romanschrijver en bioloog Maarten ’t Hart. Ik denk onderweg na over wat Jan Prins en Jos van der Knaap me hebben verteld. Jan Prins herinnerde aan de christelijke-sociale waarden die hij als ondernemer na streeft, rentmeesterschap en dienstbaarheid. Geen grote woorden over people, profit, planet en ingewikkelde duurzaamheidscampagnes maar hard werken aan nieuwe producten, aan een betere en leebare wereld voor een ieder. En dat laatste, voor een ieder, is wel gemeend. Bij bedrijven als Gispen, Priva en Damen Shipyards kun je praten over de mensen die niet mee kunnen in de snelle, hoogontwikkelde economie… Iedereen ziet dat de tweedeling in de samenleving groeit en onhoudbaar is en om daadkracht vraagt. Dat moesten we ook maar eens gaan organiseren; het einde van de voettocht komt in zicht en dingen gaan op hun plaats vallen.
In Maasluis trap ik in hondenpoep en aan de overkant, naast de pont in Rozenburg, spoel ik mijn rechterschoen schoon in de Nieuwe Maas. De tocht gaat weer verder, Rozenburg tegemoet.
(wordt vervolgd)