Hoe zou het zijn om te overnachten in een tehuis voor dak en thuislozen? En wat wordt er zoal besproken tijdens een willekeurige gemeenteraadsvergadering in Doetinchem? Hoe ziet het landschap er uit in de Achterhoek? De 20 stetappe van de voettocht van Zevenaar, via Wehl en Doetinchem naar Vorden ging over TBS, over “Wehl wat het niet Pikt”, over nabuurschap, over voedselproductie en over hondenpoep….
Douwe Bos, GZ psycholoog en raadslid in Doetinchem, stond me op te wachten bij het station Zevenaar. Hij vergezelde me via Didam naar Whel. Het was mooi weer, zonnig, winderig en redelijk warm, eigenlijk voor het eerst deze zomer. De komende twee dagen, door de Achterhoek en de Liemers, zou ik worden opgevangen door sociaal democraten uit de afdeling Doetinchem, Montferland en Bronkhorst. Ik zou overnachten in een nieuw Domus voor dak en thuislozen van het Leger des Heils in Wehl, een dorp onde de rook van Doetinchem en verder hoefde ik slechts te volgen. Rene Isselman, net als Douwe raadslid van de gemeente Doetinchem, had tal van ontmoetingen geregeld. Alles zou goed komen, was me verzekerd.
Douwe, is een rossige man met onderzoekende ogen en in de nazomerwind wat wilde, dunne haren. We zijn ongetwijfeld van dezelfde leeftijd, vaders al heel lang, maar nog geen kleinkinderen in het verschiet. “Ik ben het buitenbeentje in de fractie,” zegt hij, terwijl we vanuit Zevenaar in de richting wandelen van Didam. “We hebben ieder onze eigen rol, met allemaal verschillende kwaliteiten in een grote fractie. ”
Zo was het niet altijd in Doetinchem. Een paar jaar geleden viel de fractie van de Partij van de Arbeid in Doetinchem uit elkaar en werd er een bittere onderlinge strijd gevoerd. Douwe maakte die perikelen van nabij mee. “Ik heb zelfs een brief van het hoofdbestuur ontvangen waarin men betreurde dat men mijn lidmaatschap moest opzeggen. Gelukkig is die periode achter de rug, en ben ik weer volwaardig lid. De PvdA in Doetinchem heeft sindsdien ook goede resultaten geboekt. Dat heeft te maken met een goede organisatie en de grote kwaliteiten van wethouder Otwin van Dijk.”
We zijn op weg naar Wehl, een dorp van bijna zevenduizend inwoners, tot de fusie met Doetinchem in 2005, een zelfstandige gemeente. Er is veel onrust in Wehl en dat is al geruime tijd zo. De directe aanleiding is het plan van de gemeente Doetinchem om toestemming te geven aan het Leger des Heils om een dank en thuislozenopvang, een Domus, te vestigen in Wehl. De helft van de inwoners in Whel heeft een handtekening geplaatst tegen de komst van het Domus. De actiegroep heet Wehl Pikt het Niet. Via alle mogelijke procedures en actiemiddelen hebben de ´verontruste´burgers´ geprobeerd de komst van het Domus tegen te houden: er is zelfs een uitspraak van de Raad van State aan te pas gekomen. De acties hebben geen effect gehad, wel integendeel. De voorgenomen plannen van het gemeentebestuur pasten binnen reeds eerder vastgestelde afspraken en bleken juridisch onaantastbaar. De vernontruste burgers zijn erg boos, en spreken van overvaltechnieken van het gemeentebestuur, en volksvertegenwoordigers die niet willen luisteren. Inwoners van Wehl die gevraagd werden om deel uit te maken van een beheerscommissie worden geintimideerd, en zelfs bedreigd, meldde dagblad de Gelderlander.
Douwe Bos probeert onderweg een verklaring te vinden voor het massale en scherpe protest in Wehl. “Ik denk dat de geschiedenis van het verzet terug gaat naar de fusie met Doetinchem. Wehl was een zelfstandige gemeente met een sterk en goed georganiseerd verenigingsleven. Door de fusie zijn voorzieningen in het dorp verdwenen. En dan opeens komt het bericht dat een opvang voor dak en thuislozen in het dorp wordt gevestigd. Het beeld is snel getekend: drank en drugsverslaafden uit de grote stad worden in Wehl geplaatst, het afvoerputje van Doetinchem. Er zijn ongetwijfeld nog meer aspecten die mee spelen, maar ik denk dat dit mede een verklaring is voor de enorme verdeeldheid en tegenstellingen in het dorp.”
Ondanks het verzet is het Domus sinds anderhalve week geopend; de eerste bewoners hebben onderdak gevonden. Tijdens een open dag, kort voor de opening, kwamen meer dan 600 inwoners van Wehl een kijkje nemen in het Domus van het Leger des Heils. De aanvankelijke scepsis leek, blijkens berichtgeing in de Gelderlander, te wijken.
Aan de rand van Didam vinden we een bankje en rusten even uit. PvdA wethouder Ingrid Wolsing komt er aan gewandeld en gaat tussen ons in zitten. Ze vertelt over haar portefeuille, welzijn, onderwijs, cultuur en volksgezondheid en over de manier waarop jongeren die tussen wal en schip vallen worden opgevangen. Allerlei diensten en organisaties werken samen, en ook het bedrijfsleven helpt mee om de veelal jonge jongens kansen te geven. Ingrid Wolsing: “Het is in de kleinschalige omgeving hier, in de dorpen van de gemeente Montferland, die het mogelijk maakt een om alle partijen en organisaties bij elkaar te brengen en te laten samenwerken. En het werkt; het komt goed.”
We wandelen gedrieën langs de rand van Didam. Ingrid en Douwe vertellen dat het nabuurschap als cement van gemeenschapszin en van oudsher kenmerkend voor deze regio, in betekenis afneemt. De samenstelling van de bevolking, zowel op het platteland als in de grotere dorpen en steden, verandert sneller dan in het verleden. “Naoburschap heeft goede kanten, maar ook een beklemmend aspect,” meent Ingrid. “De sociale controle die er bij hoort is niet altijd prettig.”
Ik herinner me de grote roman van Aar van der Werfhorst, de Grote Stille Knecht, waarin de ziel van het platteland in oostelijk Nederland, achter en over de Ijssel, zo aangrijpend beschreven werd. Aar van der Werfhorst is een nu vrijwel vergeten schrijver en dat is eigenlijk erg jammer. In de Grote Stille Knecht is het naoburschap een centraal thema. Mensen hielpen elkaar niet alleen bij ziekte en dood, maar ook bij het bouwen van schuren, en huizen. Naoburschap paste bij hechte gemeenschappen en versterkte ook die band. Alleen door samen te werken kon men in het verleden overleven. Vreemdelingen en buitenstaanders hadden het moeilijk.
We constateren, al wandelend, dat de verzorgingsstaat , de mobiliteit en de communicatietechnologie het perspectief van velen in de samenleving heeft veranderd. De overheid heeft inde loop der jaren veel zorg en aandacht in de samenleving overgenomen; nu slaat de slinger weer de andere kant op. In toenemende mate trekt de overheid zich terug en laat de zorg en samenhang over aan burgers en (geprivatiseerde) instellingen.
Burgers reageren hard en scherp op veranderingen en gebeurtenissen, net zoals bedrijven en de overheid. Media versterken die geluiden, sneller en dieper dan ooit te voren. Tegelijkertijd is er de aanpak van Ingrid Wolsing, die laat zien dat ondanks alle scherpe kantjes en korte lontjes samenhang en zorg heus nog geraliseerd kunnen worden.
Aan de andere kant van Didam nemen we afscheid va Ingrid en gaan Douwe en ik verder. Onderweg vertelt hij over zijn ervaringen in de TBS kliniek. Door gruwelijke incidenten ligt het TBS beleid sinds een groot aantal jaren onder een politiek vergrootglas. Die aandacht verlamt in zekere zin de dagelijkse pratijk in het justitieel en het gevangenissysteem. Volgens Douwe is dat onterecht; het aantal incidenten met TBS gevangenen is feitelijk en relatief beperkt. “Hoe verschrikkelijk sommige gebeurtenissen ook zijn,”zegt Douwe, “we kunnen in de samenleving nooit voorkomen dat er incidenten plaats vinden. Mensen kunnen nu eenmaal verschrikkelijke dingen doen, soms in een enkel ogenblik, en daarna zich weer volstrekt normaal en acceptabel gedragen. Ik heb een patiënt gehad die zich in de gevangenis voorbeeldig gedroeg. De man ging studeren en bekeerde zich tot het geloof. Maar hij had zich al wel drie keer toe extreem gewelddadig gedragen tegen zijn toenmalige vriendinnen. Hoelang moet je zo iemand vasthouden, vooral wanneer iemand echt voorbeeldig gedrag vertoont?”
Douwe vertelt over nog meer gevangenen-patiënten, over een meneer die op een kruispunt in een grote stad stond, met de huid van zijn moeder om zich heen, of over een man die een pathetische leugenaar bleek. “Je moet je dan realiseren,”zegt Douwe, “dat alles wat die man zegt, gelogen kan zijn.”
Hier dwalen mijn gedachten af en komen terecht in het toneelhuis, waar een acteur zo,n rol speelt en het publiek vertelt dat hij liegt. Dat onthoudt het publiek niet. Zodra iemand op het toneel of elders, overtuigend zegt dat hij liegt, wordt hij door het publiek gelooft.
Zo begon ik ooit mijn eerste toneelstuk, het Stille Uur. Een journalist komt op en zegt: Gelooft U mij als ik U zeg dat ik lieg? Nee… Waarom zou U ook twijfelen aan de woorden van een journalist?”
We naderen Wehl, en voor ik het weet wandelen we een grintpad op naar een statige villa, het Domus van het Leger des Heils. Arie Moolenaar doet de deur open en reikt me de hand. “Welkom in het Domus,”zegt hij.
(Wordt vervolgd)