Van Neede naar Enschede, 21 ste etappe, tweede deel.
Voor half acht de volgende ochtend stapt Willem Nuvelstijn in zijn auto en gaat naar de basisschool in Borculo. We nemen hartelijk afscheid. Ik ga te voet op weg naar Eibergen, terwijl schoolkinderen op hun fietsen de ochtendzon tegemoet rijden. Er passeert ook een grote vrachtwagen met varkens er in, op weg naar worst.
Halverwege Neede en Eibergen komt Joyce Vermue (26) me tegemoet. Joyce komt uit Schoondijke, in West Zeeuws Vlaanderen. Ze stond op de PvdA lijst voor de Tweede Kamer verkiezingen en werkt bij het maatschappelijk werk in het zuidelijkste deel van Zeeland. Ze heeft vakantie; het is zo leuk dat ze mee wandelt, vandaag.
Het is nog voor acht uur wanneer we elkaar treffen en verder lopen in de richting van Eibergen. Het ochtendlicht valt op de diepe groene kleuren op het land en in de bomen. Boerderijen liggen stil en vertrouwd op lichte verhogingen in het landschap. Vlak het dorp Eibergen ligt een bruggetje over de Berkel. Naast het bruggetje is een botenhuis; een aantal mannen zijn er aan het werk. Het botenhuis blijkt toegankelijk; je kunt er zelfs vaartochtjes boeken met een traditionele eiken ‘zomp’, een platbodem die van oudsher vrachten over de Berkel van uit het Duitse Vredel naar Zutphen vervoerde. De grond langs de Berkel werd door een gulle eigenaar geschonken aan de stichting Berkelzomp, en met hulp van sponsors werd het botenhuis opgetrokken en een zomp gebouwd op een werf in Noord Holland. Het botenhuis, de zomp en de vaartochten worden onderhouden en geëxploiteerd door vrijwilligers. De mannen, vertelt Kees Laaminga die ons koffie inschenkt, hebben allemaal hun plezier in het gezamenlijk werk; de meesten zijn gepensioneerd. Samen houden zij belangrijk varend cultureel erfgoed in stand en laten met overtuiging zien hoe mooi de Berkel is, en het omringend landschap. Ook in Lochem, Borculo en Almen zijn ‘zompen’ in de vaart gebracht. De stichting krijgt geen cent subsidie; ik realiseer me dat dit precies de lijn is die het college in Berkelland voor staat; burgers moeten het zelf doen, en als ze dat doen vaart de gemeenschap er wel bij. De gemeente blijft aldus op afstand.
We wandelen na de koffie verder, in de richting van Haaksbergen. Joyce vertelt over haar werk. De verhalen over huiselijk geweld en schulden zijn aangrijpend. Bovendien leer ik er uit dat de verschillende overheidsdiensten elkaar liever beconcureren dan samenwerken, zelfs als dat tot dood en verdref leidt. De overheidsdiensten, al dan niet geprivatiseerd of autonoom zoals de politie, gaan over letterlijk over lijken. Niet voor niets werd onlangs een stille tocht georganiseerd in Breskens; een man vermoordde zijn vrouw.
In Haaksbergen hebben we een afspraak met de voorzitter van de plaatselijke afdeling van de PvdA, Peter Has. Hij heeft ons uitgenodigd voor de lunch bij hem thuis: eieren met spek, en een stevige boterham.
Zodra we de grens van Haaksbergen hebben bereikt, bellen we hem op. Het lijkt nog maar een klein eindje naar Peter thuis, maar zo loopt het niet. We komen Andre tegen, die een man van begin zestig jaar, sterk en stoer. Hij is in zijn voortuin aan het werk is. Wanneer we de weg vragen, stelt hij een tegenvraag. “Waarom doe je dit? Wat is de emotionele aanleiding voor de voettocht,”vraagt hij direct. Ik geef hem antwoord en mijn briefkaart waarop in het kort mijn uitleg staat. Dan steekt André van wal.
“Ik heb ook een reis gemaakt van ruim twee jaar door Australië en Nieuw Zeeland en ben nog niet zo lang terug. Ik ben 40 jaar internationaal vrachtwagen chauffeur geweest; mijn zonen zijn goed terecht gekomen, de een als gezagvoerder, de ander werkt op een booreiland. Ik ben vrij en heb wat van de wereld gezien. Meneer, het systeem hier in het Westen is verrot en niemand zegt het hardop. Onze welvaart is een salami worst; al twintig jaar wordt er elke dag een plakje afgesneden en vervolgens wordt de worst weer langer, maar dunner gemaakt. Er wordt hier niets meer gemaakt, niets meer verdiend en iedereen houdt vol dat er geld genoeg is, en genoeg zal zijn. Dat is een leugen, en iedereen ziet het. Maar politieke leiders durven het niet hardop te zeggen. Ik voorspel U de crisis wordt erger dat in de jaren twintig van de vorige eeuw om de dood eenvoudige reden dat er toen niets van de mensen kon worden afgenomen. Mensen hadden geen verworvenheden, vrijwel geen welvaar. Nu wel, en niemand is er op voorbereid dat men alles zal kwijtraken. Wat is dat hier voor land? Waarom zegt niemand hardop wat iedereen weet en wat iedereen ziet? Weet U, in de vorige eeuw kregen de Joden de schuld van alles; straks zullen er nieuwe zondebokken worden gevonden. Op dit moment zijn het de Grieken die de schuld van alles krijgen, maar wat doen we zelf, wie zijn we geworden? Waarom zegt niemand dat ons systeem kapot, op uit en over is? Hou toch op met de leugens over economische groei. Het is over. Straks komt er iemand, goed of slecht, die het wel durft te zeggen. Wat dan? Weet U, voor mij zelf maak ik me geen zorgen, maar wel voor mijn kleinkinderen. Zij worden straks geconfronteerd met het gegeven dat het geld op is en de welvaart voorbij. Weet U wat er dan zal gebeuren? Wanneer mensen alles gaan verliezen?”
André wil niet gefotografeerd worden. “Daar heb ik mijn redenen voor en ik hoop dat U dat respecteert,”zegt hij. Zijn analyse, rust en overtuigingskracht maken evenwel een onuitwisbare indruk. Nog steeds overrompeld arriveren we bij Peter en Henny Has, en Ada Landman, die recentelijk tot het afdelingsbestuur is toegetreden. De ontvangst is meer hartelijk, de tafel wel gedekt, en al snel spreken over de lokale en de landelijke politiek. De afdeling in Haaksbergen doet haar best om zichtbaar en actief te zijn in de gemeente en heeft vier belangrijke politieke thema’s gekozen: meedoen; sociaal; groen; vitaal. Peter Has zegt dat laatste, vitaal hoort er bij. “Er moet ook geld verdiend worden.” Peter is wat dat betreft een nuchter mens. Hij ziet de economie in Azië groeien, en hier in het westen vertragen en schat in dat over een periode van vijftig jaar een nieuwe balans zal zijn gevonden in de wereld. Peter is een deskundige; hij adviseert grote bedrijven in binnen en buitenland over strategie en organisatievraagstukken.
Wat hem zorgen baart is de afzijdigheid van burgers; mensen staan met de rug naar de politiek en samenleving, vreest hij. Gelukkig wil hij ons helpen; wanneer we straks in Enschede aankomen, en moeten terugkeren naar Haaksbergen, waar de auto van Joyce staat, wil hij ons komen halen.
We gaan gauw verder. Van Haaksbergen naar Usselo is het nog een eind, kilometers maken over een fietspad langs een snelweg, zonder dat we iemand tegenkomen. Het lawaai van de auto’s die voorbij razen doet a verloop van tijd pijn aan het hoofd. Fietsers en brommers rijden steeds rakelings langs ons en heel opvallend is dat niemand ons aan kijkt, of zelfs de blik af wendt, alsof we niet bestaan.
In Usselo wacht Dennis Bouwman (32) ons op; hij is vice voorzitter van de PvdA fractie in de gemeenteraad van Enschede. Hij neemt ons mee in de richting van de grote Twentse stad. “De aardigheid,” zegt hij, “van een wandeling van Usselo naar het centrum is dat je de volledige overgang van het platteland naar de stad kunt zien. Usselo is een klein dorp, ten zuidwesten van Enschede. Het ligt op de Usseler Es, een gebied van ongeveer 200 hectare van ongekende landschappelijke schoonheid en een belangrijke cultuur-historische betekenis; het is zelfs een van de grootste essen van Europa. Maar ondanks die kwaliteiten heeft de gemeenteraad van Enschede onlangs besloten dat het gebied in toekomst kan worden ontwikkeld als industriezone. De sociaal democraten in Enschede hebben ook met de plannen ingestemd, vertelt Dennis. De crisis echter zorgt er voor dat voorlopig nog geen industriële bedrijvigheid op de Ussler Es ontwikkeld wordt.
We wandelen Enschede binnen. De buitenste rand van de stad wordt gevormd door de meest luxe vrijstaande woningen die een mens verzinnen kan, daterend uit het begin van de eeuwwisseling en vervolgens kom je door de wijken uit de jaren tachtig, zeventig zestig, tot aan de volkshuisvesting van voor de oorlog. Dennis wijst ook op de plaatsen waar ooit de textielfabrieken stonden. “We hebben het verlies van werkgelegenheid in de textielindustrie nog steeds niet kunnen goed maken,” merkt Dennis op. Er is natuurlijk in de stad een universiteit gekomen, die nieuwe hooggespecialiseerde bedrijvigheid oplevert, maar daarmee zijn de arbeiders, hun kinderen en kinsdkinderen nog niet aan de slag. Joyce en ik lopen ondertussen op ons tandvlees met hem mee…. de wandeldag beslaat intussen tien uren en het wordt een beetje zwaar. Uitgeput halen we een café nabij het station en komen al snel een beetje bij. We bedanken Dennis voor zijn hartelijke woorden en ontvangst maar zijn ook weer blij wanneer Peter Has ons komt op halen en we even later de terugreis naar Zeeland kunnen aanvangen. In Diepenheim eten Joyce en ik snel een frietje, wat zelden lekkerder smaakte dan hier, in ‘Uit de Kunst’.