Zelfs de gevolgen van de Europese top die vanochtend vroeg in Brussel werd afgesloten en waar een akkoord werd bereikt om de Euro te stabiliseren en de Griekse schulden te saneren, zijn niet te voorzien. Mij heeft het akkoord niet overtuigd. Volgens mij zal de bevolking zich ergens in Europa en op enig moment tegen ‘Brusselse overheersing en opgelegde maatregelen’ keren. Immers, in de Europese geschiedenis is er nog nooit sprake geweest van een stabiel, evenwichtig en geaccepteerd centraal gezag. Sterker nog, alleen al Italië wisselt vaker van regering dan van huwelijkspartner. Zou daar nu tot in de der jaren een situatie ontstaan van stabiel overheidsgezag en consequent beleid? Ik geloof er niets van, maar als je de sociaal culturele, economische en geografische diversiteit in Europa als uitgangspunt zou nemen,, wordt samenwerking wel degelijk mogelijk. Je moet dan alleen afstand nemen van de uitgangspunten voor Europese samenwerking zoals die uit de Tweede Wereldoorlog voortvloeiden. Economische en monetaire Europese samenwerking wordt dan niet meer de motor van een politieke macht, maar een onderdeel van vrije en vrijmoedige Europese samenwerking. Europa werd niet uitgevonden voor multinationale bedrijven maar voor burgers.
Uitgeput kom ik aan bij de familie van der Lubbe. Hun huis is werkelijk aan alle kanten ingesloten door de kassen. Het uitzicht waaraan ik gewend ben reikt dertig kilometer; hier vijf meter. “Het licht in de kassen is uit,” vertelt Martin van der Lubbe. “Vroeger was het hier een grote lichtzee, misschien niet goed voor het milieu, maar er werd gekweekt. Dat is voorbij. Het kassengebied is hier in verval.” Zijn vrouw, Lucie, schenkt thee in en nodigt me uit aan de eettafel. Martin en Lucie vertellen me hun levensgeschiedenis. Hoe ze dertig jaar geleden uit het westen van het land met een caravan naar Drenthe kwamen, omdat de overheid hier graag kassen wilde, om zo de regionale werkgelegenheid een zetje te geven. “We kweekten aanvankelijk anjers, maar dat lukte hier niet op de zure grond. We zijn overgeschakeld op Gerbera’s en hebben er later rozen bij genomen,” vertellen Lucia en Martin. Sommige jaren maakten ze een mooie winst, maar andere jaren werd er verlies geleden. Hard gewerkt werd er dagelijks; vakanties waren er eigenlijk nooit. Na verloop van tijd moesten ze, om winst te kunnen blijven maken, uitbreiden. Ook het personeel dat zachtjes aan was mee gegroeid in de ontwikkeling van het bedrijf, nam in aantal toe tot op een zeker moment vijftig mensen in de kassen aan het werk waren. Maar ondanks alle investeringen in nieuwe lampen en nieuwe technieken konden ze het gevecht tegen de oplopende kosten en toenemende concurrentie niet volhouden. Ze gingen failliet, raakten alles kwijt, alles, tot en met het huis aan toe. En zo verging het niet alleen de familie van der Lubbe, maar al hun collega’s in het kassengebied van Klazienaveen. De kassen en de bijbehorende huizen werden verkocht voor een habbekrats. Daardoor werd het voor anderen tuinbouwers weer mogelijk om voorzichtig en op kleine schaal en in familieverband opnieuw te beginnen. Een Turkse familie bijvoorbeeld, heeft goedkoop een kas gekocht en levert direct aan Turkse winkeltjes in de omgeving. Martin en Lucia hebben zich over het verlies heen gezet, zijn niet bij de pakken neer gaan zitten en hebben na drie jaar de schuldsanering overwonnen. “We hebben overwogen om terug te keren naar het Westen van het land,” vertelt Martin, “maar ja, we hebben hier dertig jaar gewoond en gewerkt tussen de kassen en onze kinderen zijn hier opgegroeid. We hebben hier onze vrienden en vastgesteld dat dit onze wereld geworden is. We zijn hier in Klazinaveen thuis.”
Intussen hebben Martin en Lucia weer hun draai gevonden. Martin kon bedrijfsleider worden in drie verschillende kassen van een Friese tomatenkweker. “We kweken kleine tomaatjes voor Albert Heijn en andere supermarkten. Het is een bijzonder en heel goed product en zeer gewild op dit moment. We zorgen voor een constante aanvoer en kwaliteit. Dat is een eis van de markt.”
De volgende ochtend ga ik met hem mee de kassen in. Hij wijst me op een kas van de Emco groep, de sociale werkvoorziening in deze regio. Daags voor mijn komst werd er hier gestaakt. Het kabinet wil dat er praktisch een einde komt aan de sociale werkvoorziening. Wanneer de plannen van de regering worden uitgevoerd zullen er van de 100.000 banen 70.000 worden geschrapt. Dat betekent dat het werk in de kassen zal voor de mensen van de Emco groep verdwijnen, want het tempo in de tuinbouw kunnen zij nooit bijbenen. Martin betreurt dat. “De mensen van de Emco groep hebben werk en daarin ligt precies de betekenis. In de marktsector gaat het alleen om snelheid en winst, maar je leert dat op enig moment er altijd iemand anders, ergens anders, weer sneller en goedkoper produceert dan jij. Je verliest het altijd. Daarom moeten we anders leren denken.”
In de eerste kas treffen we twee arbeiders van Marrokkaans-Nederlandse afkomst aan uit en Haag. Zij werken als zelfstandigen de hele week in de kas, van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat en zodra het werk gedaan is, keren zij terug naar den Haag. Wanneer we aankomen, rond tien uur in de ochtend, zijn de Hagenezen al klaar. Ze zij,n zoals elke ochtend, om vijf uur begonnen; net na het het middaguur zijn ze weer thuis en maandagochtend om vijf uur beginnen de twee aan een nieuwe werkweek.
Verder werken er Poolse mannen en vrouwen in de kas. Wie in de kassen aan de slag gaat verdient iets, ruim honderd euro, meer dan het minimumloon. Na een aantal jaren loopt het netto inkomen op naar ruim 1700 euro per maand; een aantal Polen in de kas werkt al acht jaar voor de tomatenkwekerij. De Poolse mannen en vrouwen wonen met elkaar in een eenvoudig huurhuis in het kassencomplex. Niemand spreekt Nederlands; op geen enkele manier zijn ze betrokken bij de gemeenschap van Klazienaveen.
Martin laat me de ontwikkelingsfasen zien van de tomatenkwekerij, het werk dat daarbij hoort: draaien, dieven, zakken en plukken. In de kassen is het lekker licht, weerklinkt muziek en is de temperatuur draaglijk. Via vernuftige en uitgebalanceerde technieken wordt de kostprijs zo laag als mogelijk gehouden, en het milieu en waterverbruik zo min mogelijk belast. De tomaatjes worden geplukt en overgebracht naar Friesland, waar ze worden verpakt. Vandaar gaan zij rechtstreeks naar de AH-supermarkten in het land en worden daar verkocht als een “excellent” product.
Martin zet me af aan de rand van het kassengebied, nabij het dorp Nieuw Dordrecht. Daar stuit ik op een rariteitenkabinet van Jans Brands dat, blijkens een reusachtig bord, wordt gerealiseerd met steun van de Europese Unie. Het moet toch niet gekker worden, zeg ik tegen mezelf. Waarom moet met Europees geld een rariteitenkabinet in Nieuw Dordrecht worden gerealiseerd? Op die vraag krijg ik eenmaal binnen geen antwoord. Maar leuk is het verhaal wel. In Nieuw Dordrecht woonde een vrijgezel, Jans Brands genaamd, alleen in een boerderij. Hij verzamelde alles wat los en vast zat. Dat doen wel meer mensen, maar wat zijn verzameling zo uniek maakt, is de kwaliteit en diversiteit van de verschillende voorwerpen. Kleine witte knopen voor aan een overhemd, naast 12e eeuwse ingekleurde handschriften; tuingereedschap en de meest zeldzame boeken… het is werkelijk onmogelijk om een totaal overzicht te krijgen en te bieden van de collectie Brands, zoals het officieel heet. Professoren uit Leiden en Groningen zijn er aan te pas gekomen om het geheel te inventariseren. De hoge heren erkenden de kwaliteit van de verschillende verzamelingen, maar ook de samenhang er van. En Jan Brands, die alles kocht op rommelmarkten, veilingen en van particulieren en levenlang als begrafenisondernemer werkte, met een echte koets en zwarte Friese paarden, wilde ook dat alles bij elkaar bleef. Daarom schonk hij zijn rariteitenkabinet en zijn boerderij aan een stichting Collectie Brands. Met geld van de provincie en Brussel wordt nu in Nieuw Dordrecht iets van de buiten-categorie gerealiseerd…. zoiets vind je nergens. Ademloos dwaal ik door het museum in oprichting en kijk naar filmpjes waarop Jan Brands boeiend maar vooral deskundig over al zijn verschillende objecten vertelt.
Wanneer ik het rariteitenkabinet verlaat, zie ik hem het pad voor het huis af rijden, in een klein rood autootje. Hij slingert af en toe in de berm, en over het midden van de straat, maar in Nieuw Dordrecht kan dat geen kwaad. Iedereen kent Jans Brands.
Op weg naar Emmen kom ik Joop Vos nog tegen, die aan het werk is bij het huis van zijn dochter. Hij is een fervent wandelaar en sinds kort met pensioen. Hij heeft ook gewerkt in de kassen, voor de Emco groep, waar hij voorman was. “Ik had drie hernia operaties achter de rug, en ja, toen kon ik aan de slag bij de Emco, de sociale werkvoorziening. Weet je,” zegt Joop met een lach, “in het begin moest ik er erg wennen. Ik begreep die mensen met een beperking niet zo goed maar na een poosje kreeg ik in de gaten dat ik eigenlijk van hen leerde. Het gaat in het leven niet alleen om de grootste prestatie, of de hoogste omzet. Het gaat er ook om wie je bent en wat er aan de hand is.”
Joop vertelt dat hij de vorige dag nog ruim veertig kilometer heeft gewandeld. Dat haal ik vandaag niet meer, vrees ik. Naar Emmen is nog een eind, maar lang geen marathon. We nemen afscheid en geven elkaar een hand. Nog twee uurtjes stappen en dan ben ik in Emmen.