III.
Voor de zomervakantie wilde ik Arnhem bereiken, zoals ik hoop om half februari 2012 de Afsluitdijk te hebben gepasseerd. Ik weet niet of ik dat kan halen, maar ik doe mijn best. Je hebt niet altijd alles in de hand. Door toevallige omstandigheden heb ik het stuk tussen Roermond en Venlo gemist, en moet dat op enig moment nog inhalen… Dat zal ik zeker doen, op een later moment.
Voor afgaand aan de wandeling van Nijmegen naar Arnhem ontmoet ik in het stationscafé in Nijmegen Piet Zelissen. Piet was jarenlang burgemeester in het nabij gelegen Grave en binnen de PvdA voorzitter van de landelijke werkgroep Cultuur. Vanuit die laatste hoedanigheid heb ik hem leren kennen als een betrokken, wijze bestuurder die zich altijd betrokken voelt bij inhoud en richting van de sociaal-democratisch culturele traditie en ontwikkeling. De ontmoeting in het stationscafé is als altijd hartelijk. Mee wandelen lukt hem niet; als voorzitter van de commissie beeldkwaliteit van de gemeente Nijmegen zijn er later die ochtend afspraken die moeten worden nagekomen.
Terwijl we koffie drinken, vertel ik over mijn ervaringen in Luik, over de ontmoeting met pastoor Jo Jansen en wijs ik op het project ‘Van Waarde’ van de Wiardi Beckman stichting. Piet, op zijn beurt, maakt zich zorgen over de inhoudelijke en organisatorische leegte van de Partij van de Arbeid. Wat is het brede, culturele antwoord van de sociaal-democratie op de crisis, op de ontwikkeling van de samenleving, vraagt hij vertwijfeld.
Het is maar goed dat Piet niet mee loopt vandaag; via de radio zijn zware stormen aangekondigd, en hevige stortbuien. Ik vertrek voor deze laatste etappe bij het station Nijmegen-Lent. Dat station is aangelegd met het oog op de ontwikkeling van een geheel nieuwe stadswijk, voor 40.000 inwoners. Deze nieuwe wijk ligt aan de andere kant van de rivier tegenover het oude stadscentrum van Nijmegen.
Nijmegen heeft hier grote grondaankopen gerealiseerd en ontwikkelt met de grootste projectontwikkelaars van het land deze nieuwe Vinex-wijk. De lasten van deze grondaankopen belopen volgens de Gelderlander vele tienduizenden euro’s per dag. Door de crisis echter, lijken de nieuwbouwplannen van Nijmegen, achterhaald. Het gaat dan ook niet goed met ‘de Waalsprong’. De prijzen van de woningen zijn hoog, net zoals de huren. Driekwart van de inwoners van Nijmegen willen hier nooit naar toe verhuizen, lees ik in de regionale krant.
Tja, en daar sta je dan, beneden bij dat station Nijmegen Lent. Regen, wind en geen mens die zich op straat waagt. Het maakt me allemaal niet zoveel uit, deze keer. Vandaag gaat het om het wandelen door het landschap, om te bereiken wat je je ten doel hebt gesteld: Arnhem voor een zomerstop.
Hup, door grote plassen, een oude, slingerende dijk op, richting Arnhem. Het landschap herinnert nog aan het eenvoudige bestaan van boeren en handelaren langs de rivier, maar grondwerkers zijn her en der aan de slag geweest; verhogingen in het landschap zijn opgeworpen maar niet afgewerkt. Het maakt een verloren indruk, die nog worden versterkt door reusachtig hoge borden waarop ingrepen in onroerend goed en landschap worden aangekondigd. Zal er ooit iets van terecht komen, lijkt de ondertoon, vandaag, in stormwind en regenbuien?
Een van de nieuwe wijken is al gerealiseerd en ik weet niet wat ik zie. Lange straten met identieke woningen waarin geen enkel teken van leven te vinden is. Zou hier iedereen al met vakantie zijn, vraag ik me af, of is dit een groots decor voor een nieuwe film van Alex van Warmerdam? De geschakelde kostbare, maar snel gebouwde woningen illustreren wel heel goed de tijdgeest en de economie van de projectontwikkelaars, bedenk ik me. AM; Bouwfonds en al die andere namen van bedrijven met leaseauto’s, artist-impressions, golfbanen en windvanen. Zij spiegelen een wereld voor waarin nooit gewerkt wordt en de rijkdom oneindig lijkt.
Tegelijkertijd laat deze nieuwe wijk nog iets anders zien. Een kerktoren is er opvallend niet, bovendien is er geen enkel ander ijkpunt als centrum van de gemeenschap. De eenvormigheid van de eindeloze rijen huizen wijst bovendien op een volkomen gebrek aan individuele vrijheid; zelfs de ‘vrij’ gebouwde woningen lijken uit een catalogus afkomstig of naar een televisieserie gekopieerd. Elke voordeur gelijk; iedere woon en slaapkamer even luchtig en benauwd tegelijkertijd.
De wind zet op en de regen jaagt me in het gezicht. Het is stil. Wanneer ik via een viaduct over de snelwegen in de richting van Elst wandel, ontdek ik eenvoudig geschilderde borden: Kersen eten, nog drie kilometer. Dat is nog een half uur wandelen, en iets om naar uit te kijken.
Een man in een regenpak passeert me op een brommer. Hij kijkt me in een ogenblik aan, verbaasd en vastberaden. Hij groet niet.
Nog 1000 meter; kersen eten, meldt een volgend bord. De mededeling maakt het wandelen licht en de storm draaglijk. Ik zie, in de verte, het houten kotje al staan. Natuurlijk zijn er geen auto’s die stoppen; wat zouden ze in dit weer? Nog even doorzetten, denk ik. Vijftig meter voor het kotje maak ik alvast een foto; de Betuwe zoals ik me dat herinnerde… kersen eten…
zoveel je kunt, zoveel je wilt… Flipje van Tiel, aan de andere kant van de Betuwe, maar toch. Flipje van Tiel.
Het kotje is leeg. Niks kersen eten. Het regent; het waait en Arnhem is nog ver. In Elst houd ik stil; in het plaatselijke Wapen is er een uitsmijter, en een glas melk. Dat telt ook; ik doe mijn schoenen uit en zorg dat ik weer op temperatuur raak.
Daarna ga ik verder. Ik lees nog op een bord bij de kerk van Elst dat in de gewelven onder de kerk, restanten te zien zijn van een kapel van de Batavieren. Maar om die te bezichtigen, moet je op voorhand de koster bellen en belet vragen. Daar heb ik in de regen nu geen zin in. Ik ga door, naar Arnhem en daarna met de trein naar huis.