Zo dadelijk per trein naar kerkrade, en vandaar te voet, via Landgraaf (?) naar Heerlen. Ik ben benieuwd naar de streek; de verhalen die wij in Zeeland over Zuid Limburg krijgen, zijn donker, somber en zwart…. na de MIjnstreek, nu de Krimpstreek, zegt men. Is het werkelijk zo somber, is het perspectief zo gericht op afbraak en angst? De regio, tussen Hasselt in Vlaams Limburg en Aken net over de grens is de bakermat van de Duitse en de Nederlandse literatuur, en de Latijnse cultuur van Luik ligt omde hoek. Alleen al daardoor zou je zeggen, is een ongekende bron van mogelijkheden… Intussen regent het na drie maanden en groeien de gewassen op de velden. Het is donker en de weersvoorspellingen zijn ongunstig voor de wandelaar. Ik neem het voor lief; het gaat om de oogst, altijd.
Auteur: Jan Schuurman Hess
Op zoek
Op zoek.
De internationale economische dynamiek, onder impuls van technologische vernieuwingen, zijn een gegeven. We kunnen sneller en directer communiceren, met eender welke plaats op aarde dan ooit te voren, en we kunnen snelller, beter, en met grotere zekerheid goederen transporteren dan ooit het geval was. Die ontwikkeling heeft grote gevolgen voor de economische orde van bedrijven en burgers, voor het milieu en he klimaat, en voor de verhoudingen tussen arbeid en kapitaal, armoede en rijkdom in de wereld. Het is een ontwikkeling die niet meer valt terug te draaien, ook al roept nationalistisch rechts dat nog zo hard.
De internationale economische orde heeft verstrekkende gevolgen. De prijs voor de wereldwijde ontwikkeling van rijkdom wordt betaald door een ieder die niet mee wil, of niet mee kan in de stroom van de moderne tijd. Wie verkiest te zorgen, hier in ons land, voor oudere lichamelijk en verstandelijk eghandicapte mensen, zal weinig verdienen en niet, zoals de lezers van de Lux pagina’s in de NRC of Volskrant, kunnen gaan shoppen in New York, of Parijs. Wie de pech heeft geen hogere economische studies te kunnen volgen, of enige andere hogere beroepsopleiding, doet ook niet mee. Schrijnender is het lot wellicht van de arbeidersklasse in het verre Oosten, die vaak en lang in de slechtst denkbaarste omstandigheden een schamel loon moeten veroveren, en veroordeeld zijn tot een uitzichtloos leven.
De internationale economische orde dwingt de overheden van de verschillende landen om zich te beperken op elk denkbare manier. De toestand van de financiële middelen van de overheid wordt streng gecontroleerd door internationale en centrale banken, en de financële markten. Wie langdurig de tekorten op de rijksbegroting laat oplopen en potverteert wordt onvermijdelijk tot de orde geroepen.
Al bij al moet de sociaal-democratie verder denken, afwegingen maken zoals grote, wereldomvattende bedrijven als Shell dat doen. Hoe garanderen we in de toekomst niet alleen de democratie en rechtsstaat, mar ook een evenwichtige balans in de samenleving, waarbij we er voor zorgen dat een ieder wordt gerespecteerd, dat ieder mens met alle kwaliteiten en gebreken, een volwaardige rol krijgt in het leven, en ind e samenleving? Die zorg, het perspectief op een volwaardig bestaan, in een levende, verantwoordelijke democratische orde, dat is de opdracht voor de sociaal democraten. Hoe, waar, waarom, en wie? Daar gaat het nu om. Daarom ga ik dezer dagen op zoek naar cooperatieve initiatieven, en bezien wat werkt, en wat niet.
Wanneer de overheid zich terug trekt en voorzieningen concentreet, of overlaat aan de markt, ontstaat ruimte die burgers, bedrijven en organisaties zullen opvullen, noodzakelijkerwijze. Partijen die verantwoordelijkheid dragen voor de organisatie van het openbaar bestuur en de democratie kunnen nuances aanbrengen in de ontwikkeling, maar niet veel meer dan dat. Voor de burgers, vanaf een afstand, of door de filters van de media, lijken partijen op elkaar, in toenemende mate. Geen van allen biedt een werkelijk perspectief, anders dan dat van een maatschappij van vrijheid, onzekerheid en lankmoedigheid, in plaats van vertrouwen, betrokkenheid en onderlinge samenhang en betrokkenheid.
Twee kwesties dringen zich dan op. Op welke manier kan de sociaal democratie zich in de toekomst nadrukkelijk onderscheiden en hoe organiseer je dat dan? Hoe geef je vorm aan idealen, aan menselijke waardigheid en onderlinge verbondenheid. Meer en meer dringt zich het oude idee van de coöperatieve op. Gemeenschappelijke belangen verbinden in nieuwe vormen.
Eijsden, Joseph Bruls…. 80 jaar en niet geluierd…
Eijsden, Jospeh Buls, 80 jaar.
Joseph Bruls werd in 1931 geboren in een katholiek gezin van zestien kinderen. Zijn vader had een kleine boerderij in het heuvelland. Jospeh, de oudste van de kinderen, wilde niets liever dan boer worden maar er zou, wanneer de boerderij zou worden opgedeeld, niet voldoende overblijven om alle kinderen een boerenbestaan te garanderen. Om die reden besloten de ouders van Jospeh naar Frankrijk te verhuizen; zij kochten daar een boederij van 350 hectare, waarvan 100 hectare bos. Het was een pracht bedrijf, herinnert Joseph zich. De jongste kinderen werden in Frankrijk geboren en in het Frans opgevoed.
Het noodlot sloeg evenwel na vier jaar toe. Moeder kreeg kanker en had als wens om in Limburg te sterven. Daarom verkochten zij de boederij in Frankrijk en keerden terug naar de oorspronkelijke boerderij in de omgeving van Eijsden. In de ogen van de nu tachtig jarige Jospeh wellen tranen op wanneer hij over zijn moeder vertelt. “Toen moeder dood ging, was de kerk te klein, “zegt Jospeh zacht.. “We hebben het daarna wel met elkaar gered, maar het was een heel, heel moeilijk.” De jongste kinderen, die alleen Frans spraken, kregen bijles van een juffrouw uit het dorp.
“ Na de oorlog werd ik opgeroepen voor militaire dienst, samen met twee broers,”vertelt Jospeh. “ Het was de tijd van de ‘Politionele Acties’ in voormalig Nederlands Indië, de koloniale oorlog die Nederland voerde. Joseph, en twee oudste broers wilden niet in dienst en naar de oorlog. Maar het alternatief was evengoed ook verschrikkelijk: de Mijn.” Opnieuw wellen tranen in zijn ogen op.
Jospeh: “Ik wilde boer worden, werken op het land, niet onder de grond. We hadden geen keuze. Maar we waren wel met zestien kinderen; we hadden iedereen nodig. Mijn derde broer, die durfde niet naar beneden, hij durfde niet onder de grond. We hebben het kunnen regelen dat hij in het magazijn kon gaan werken. Maar wij zijn de mijn in gegaan. En we hebben goed gewerkt, hard en goed gewerkt. Het heeft zes jaar geduurd. Daarna heb ik een boerendochter getrouwd, en zijn we op de boerderij van haar familie, op het plateau van Margraten gaan boeren. Dat was geweldig. Ik deed het zo graag.”
“We kregen drie kinders, twee jongens en een meisje. Mijn dochter wilde graag door leren, voor arts, maar dat heb ik haar afgeraden. Ze heeft geleerd voor apothersassistente e n is nu getrouwd met de schooldirecteur van Voeren. Ze hebben het goed. Mijn jongens konden ook goed leren. De eerste is professor geworden in de sterrenkunde aan de universiteit van Freiburg, in Duitsland, en de tweede is naar de Filipijnen gegaan, waar hij een baas is in een bedrijf met 2000 man personeel. Stel je eens voor, twee duizend mensen… Maar hij wilde dat graag. Groots en ver.”
“Jaren geleden hebben we de boerderij moeten opgegeven. We werden onteigend voor de mergel. Ik heb het nog twee jaar kunnen tegen houden, en een betere prijs voor de grond afgedwongen. Maar het was toch gedaan. Ik was graag een tuinderij begonnen, maar dat zat er hier niet meer in. Ik ben maar gaan werken voor een tuinder, in loondienst. We hebben een mooi huis gevonden, hier boven Eijsden, met een mooie tuin en een moestuin. Ondanks de droogte bloeien mijn aardappels; het is prachtig. Ik was graag tuinder geworden. Toen ik 65 werd heb ik tegen mijn vrouw gezegd, het is nu mooi geweest. Het hoeft niet meer, maar ik ga niet luieren. Daarom doe ik nu de tuin, bij meneer pastoor, bij Mevrouw van het Witte Huis, en zo heb ik nog genoeg mensen.”
“En weet ge wat mooi is? Mijn broers en zussen…, we zien elkaar allemaal nog even graag, en we komen allemaal nog graag bijeen. Mijn broers en zussen. Is dat niet prachtig? De mensen vragen vaak hoe we dat doen? Een ieder in zijn en haar waarde laten, en wat ik eerder ze: eerlijkheid.”
Veertiende etappe…Op zoek naar de grens… Eijsden en verder
De 14e etappe leidde van Maastricht naar Eijsden, en weer terug. Een verhaal van de streek, van de grens en een droom… Het is een lang verhaal, met twee extra verhalen als bijlage en toelichting. Natuurlijk allemaal te lang… maar de wandelaar neemt de tijd.
Van Maastricht station naar Eijsden, het uiterste zuidwesten van Limburg, is maar een klein eindje via, een lange rechte weg. Maar een klein eindje te voet is altijd nog anders dan dat zelfde eindje met een auto, met de bus, of trein. De tijd neemt de tijd, luchten blijven hangen en de vogels, die kun je horen. Van mensen zie je het gezicht, en een nog levend wurmpje op het fietspad, raap ik op en gooi haar in de berm. Tegelijkertijd, op weg naar de plaats waar de Maas het land binnenstroomt, hoor ik voortdurend het lawaai van auto´s, als het ritme van de wereld. Voorjaar 2011.
Op weg naar Eijsden, vanuit het station van Maastricht wandel je door een nieuw aangelegde wijk, de Ceramique, die naar een ontwerp van architect Jo Coenen is aangelegd, met brede lanen, appartementsgebouwen, binnenpleinen en doorkijkjes. Je treft er winkels waar paspoppen in de etalges staan in jurken, zo kostbaar, dat ik aan niets anders kan denken dan aan de moeder die ik op vrijdagmiddag haar tasje zag vullen bij de voedselbank in Tilburg, in het zaaltje onder de kerk. En in een volgende winkel zie je dan stoelen van glimmend wit leer en gebogen roestvrij staal, breed, groot, en alleen maar bedoeld om te imponeren. Mensen zie je hier niet. Niet achter de etalages, niet in de chique appartementen, niet in de vliedende stroom van het autoverkeer.
Aan de rand van Maastricht, in een bocht van de Maas, staat het Gouvernement, het hoofdkwartier van de provinciale overheid. Het lijkt alsof het gebouw grootser, machtiger en schoner moet zijn dan de Abdij van Middelburg, belangrijker dan het Binnenhof van den Haag, rijker dan het Berlyamont in Brussel. De vlaggen van de provincie wapperen er fier naast die van Europa en andere regio´s. Limburg heeft een geschiedenis die buiten de provincie nauwelijks bekend is en wie er enigszins mee vertrouwd is, begrijpt ‘de gouvermentele’uitstraling van het provinciehuis maar al te goed.
Limburg heeft een bijzondere, haast niet na te vertellen geschiedenis. Vrijwel iedere stad, vrijwel ieder Limburgs dorp heeft, in de loop der eeuwen, een eigen staatkundige geschiedenis geschreven. In die zin is het historisch verhaal van Limburg zo compleet anders dan dat van de rest van de Nederlandse provincies. De Limburgse geschiedenis is direct verbonden met die van het Bourgondische rijk, met Duitse rijk, het Franse rijk, met de Oostenrijkse en de Spaanse geschiedenis, en de Hollandse bemoeienis is in essentie beperkt in de tijd en, door velen indertijd in Limburg ervaren als ongewenst. Immers de sociaal culturele geschiedenis van Limburg is nauw verbonden met het katholicisme, en het Noorden met het protestantisme.
Veel helpt de allure van het provinciehuis Limburg evenwel niet: in den Haag, in de Randstad is er weinig contact met en inzicht in wat zich in het verre zuidoosten van het land afspreelt. Tegelijkertijd merk ik, zo wandelend door de provincie, dat de Limburgers ontwikkelingen over zich heen laten komen en af en toe mopperen, maar ook zelf (te?) weinig initiatief nemen.
Vandaag is het een zonnige, droge donderdag in mei. Het waait hard uit het zuiden. Onder weg zie ik al diep rode kersen aan de bomen hangen. In de verte tekent zich groen, het Limburgse heuvelland. Nog even en ik ben op het zuidelijkste punt van de voettocht aangekomen. Dat betekent dat ik, na een bezoek aan Luik en Aken, al weer door Limburg terug ga, naar het Noorden, dan, natuurlijk aan de westelijke kant van de provincie, maar toch.
In Eijsden, waar de Maas Nederland binnenstroomt, is het weekmarkt. Eijsden is een mooi stil stadje, met een prachtig kasteel, een enkele makrante dorpsstraten, en een plein, schuin omhoog kruipend, achter een oude kerk. Het meest bekend wellicht is Eijsden door de koninklijke harmonie St. Cecile, een van de beste mooiste en meest kleurrijke harmonieorkesten van het land.
Op de markt van Eijsden wordt brood verkocht, koeken, olijven, vis en vlees, kaas, en snoepjes, groenten en stoffen en kleding. Het is er gemoedelijk, en de mensen wisselen in alle rust de laatste nieuwtjes uit. Ik hoor twee mannen spreken over het zangkoor waar een van de twee, de oudste, uit vertrokken is. “Ik kan niet tegen onrecht, “ zegt de oude man die een pet draagt en zijn fiets aan de hand heeft. “Ik ben heel mijn leven eerlijk geweest, recht door zee. Waar of niet?” De ander knikt en zegt dat hij moet gaan. In zijn opwinding herhaalt de oude baas tegen me dat hij niet tegen onrecht kan en we raken aan de praat. Joseph Bruls is naam; hij is tachtig jaar oud, en heeft, nadat hij vanmorgen eerst zijn eigen tuin heeft gedaan, vanaf elf uur in de tuin van Mevrouw van de Witte Bungalow gewerkt. Hij heeft zo vijftien euro verdient. (zie kader)
Deze voettocht is steeds een avontuur. Ik zorg er meestal voor dat ik elke etappe wel ergens een afspraak heb, maar laat me grotendeels leiden door het toeval. De ontmoeting met Jospeh Bruls is zo,n toevallig geschenk. Terwijl ik afscheid neem, en Josef de hand schud, rijdt een bus naar Maastricht het marktplein op… Dat helpt. De afspraken die ik heb gemaakt, houden ditmaal verband met coöperatieven. Ik haast me om die reden naar het Landbouwbelang in Maastricht.
Terwijl ik in de bus terugkeer naar Maastricht, herinner ik me de vader in Berg aan de Maas, wiens zoon professor werd aan de Stanford universiteit in San Francisco; nu een profssor in Freiburg, in de astronomie. Ik zou die jongens, die professoren, wel eens willen benaderen, bedenk ik. Via het internet zijn beiden vast te traceren. Hoe kijken zij terug op hun jeugd in Limburg, en de ontwikkeling sindsdien?
In het ‘Landbouwbelang’ in Maastricht zo vernam ik vorige week was een cooperatieve inkooporganisatie opgericht. In Wallonië, op de andere oever van de Maas, tegenover Eijsden, is een cooperatieve supermarkt gestart door de ‘Action Commun’. Beiden initiatieven wilde ik bezoeken; de een, in Wallonië, van bovenaf georganiseerd; de ander, vanaf de basis, door een groep van ongeorganiseerde, maar idealistische jongeren.
De bus van Eijsden brengt me naar Maastricht waar ik aan het begin van de avond een afspraak heb met Jeroen Bouwer, de jongen met een koffiekarretje die ik een week eerder ontmoette op de Maastrichter weekmarkt. Hij vertelde me bij die gelegenheid over het Landbouwbelang, een gekraakte silo aan de Maas waar een aantal jongeren wonen en onder andere een cooperatieve inkoop organisatie hebben. (zie kader )
Het gebouwencomplex van het Landbouwbelang stond al zeker twee decennia leeg voor een groep jongeren besloot, jaren geleden, het pand te kraken. Er wonen nu 14 mensen, waarvan de oudste, Reinier, 78 jaar is. Jeroen vangt ons op; je kunt niet zomaar het complex binnenlopen. Jeroen woont niet in de silo, maar in een wonderlijke boomhut, bij de ingang van het complex.. “Het is geen huis, maar een kunstwerk, wel beschouwd,” vertelt hij met een vanzelfsprekendheid waardoor je aan de uitspraak ook niet aan twijfelt. De boomhut is inderdaad geen huis, maar een insect, of nader beschouwd, een paddestoel die ernstig op een boomhut lijkt. Niets wat het is wat het is. Dat heeft als voordeel dat al het gezeur van gemeentelijke vergunningen oplost als rook in mist. Het Landbouwbelang is een vrijplaats in Maastricht, gebouwd op creativiteit, op durf, slimmigheid en autonomie..
Jeroen neemt ons mee naar binnen; we komen terecht in een reusachtig grote hal waarin een expositie wordt voorbereid. Het is niet alleen groots, maar ook ruim en strak; iederen kunstenaar beschikt over een eigen hokje en geheel maakt een evenwichitge, uitgebalanceerde indruk. Jeroen: “We hebben geen inkomsten; in principe hebben we geen geld nodig om dit gebouw te onderhouden en onze activiteiten te financieren. Materiaal vinden we in de stad, of mensen komen het ons brengen.”
In een volgende ruimte zien we werkplaatsen waar aan een oude auto wordt gesleuteld, en weer door iemand anders aan fietsen. In de Graansilo is een feestzaal, annex concertpodium. Er kunnen voorstellingen worden gegeven door studenten van de beste toneelschool van Nederland, die in Maastricht gevestigd is. En, in het Landbouwbelang worden feesten en evenementen georganiseerd; maandelijks bezoeken ongeveer 4000 mensen dit eldorado van creativiteit. Jeroen vertelt over Reinier, de oude baas, die een van de 14 bewoners is, en een gepensioeneerd ingenieur is. “Hij heeft zijn leven lang voor Gazelle fietsen ontworpen en technisch verbetererd. Eigenlijk is hij uitvinder, veeleer dan iets anders. De jongste jaren ontwikkelt hij waterpompen die hij overal in de wereld aanlegt in samenwerking met de plaatselijke bevolking.” Overal in het complex wijst Jeroen plaatsen aan waar Reinier waterputten heeft geslagen, of pompen aangebracht. Zelfs op het hoogste niveau in het complex zijn er waterkanalen die door pompen gevoed worden. “Reinier zoekt altijd naar technieken om water bergen op te krijgen. Dat kan hij hier allemaal uitproberen.”
Muzikanten kunnen, ergens in het reusachtige complex, terecht in een perfecte geluidsstudio van Bart Brouns, ‘Studio Magnetophon’ waar professionele opnames gerealiseerd worden. Vanzelfsprekend is er ook een podium voor concerten en theatervoorstellingen. Studenten uit het kunstonderwijs in Maastricht kunnen er ervaringen op doen.
Weer dieper in het gebouw is een volkskeuken, waar elke maandad tachtig mensen voor vijf gulden een vier gangenmaaltijd verorberen. Dat zijn gewoon mensen uit de buurt, jong en oud, met een kleine portemonnaie. De voedsel inkoopcooperatie is zo ook opgericht. Wie lid van deze cooperatie is, kan een bestelling plaatsen en zo goedkoop, want tegen groothandelsprijzen, boodschappen doen. De cooperatie is onder gebracht in een stichting. Wel moet je er eens in de maand mee helpen om de producten te sorteren, en gereed te maken om op vrijdag te worden uit gegeven.
Het wonderlijkst is de Weggeef Winkel. Hier kan een ieder die spullen nodig heeft maximaal vijf dingen mee nemen, een bed, een tafel, stoelen of televisie. Je kunt het er allemaal vinden, en krijgen. Hoe de Weggeefwinkel aan spullen komt? Ook dat is weer vanzelfsprekend; men komt overbodige zaken en spullen brengen…
Jeroen: “Dit is een project van de basis van de samenleving. Mensen houden het gezamenlijk in stand, en er gaat geen geld om. We verdienen allemaal onze eigen centjes, buiten dit terrein. Ik heb een opleiding van docent beeldende vorming, maar ben begonnen met het koffiekarretje, aanvankelijk bij evenementen, maar nu ook p de markt van Maastricht.”
Jeroen vertelt dat het Landbouwbelang onlangs, op de eerste mei, een prijs kreeg van de Maastrichtse Partij van de Arbeid, de Willem Vliegen Penning. “Dat is echt heel leuk, en aardig. Eerder kregen we ook al een prijs van Groen Links. Maar het grappige was dat we de Willem Vliegen Penning helemaal niet gekregen hebben, omdat men bang was dat we die zouden kwijt raken. We kregen wel een geld bedrag dat bij de prijs hoort, maar ja… aan geld doen we hier niet. Die Penning, dat vonden we nu juist wel heel mooi.”Jroen lacht hartelijk. “Elk blijk van waardering is altijd fijn. Ook dit goed bedoelde initiatief.”
Jeroen heeft ondanks alles vertrouwen in de toekomst van het Landbouwbelang. De gemeente heeft gezegd dat de nieuwe anti-kraakwet er niet toe zal leiden dat het complex zal worden ontruimd. Aan de andere kant is Jeroen realistisch genoeg. Het Landbouwbelang ligt tegen het centrum aan, aan de oever van de Maas. Joop van den Ende, of een andere projectontwikkelaar kan er zo maar het oog op laten vallen….
De volgende ochtend ga ik op weg naar Lixhe, een klein dorpje, aan de overzijde van de Maas bij Eijsden. Lixhe behoort tot de provincie Luik in het Waalse gewest, en is Franstalig. Het dorp ligt ingeklemd tussen Maas en het Albert-kanaal, en is vooral bekend van de cementfabriek die de Maasoever en daarmee de hele omgeving domineert.
De Vlaams- Waalse taalgrens reikt tot hier of, weer anders gezegd, de Latijnse en Germaanse cultuur raken ook hier elkaar. In Nederland, in Holland, wordt over die onbekende grens en de daaruit voortvloeiende conflicten in België met veelal met onbegrip of hoongelach gereageerd. Ik vind dat eerlijk gezegd nogal jammer. Wie hier over de grens kijkt, verrijkt zichzelf, en de ander. Het aardige is overigens dat de oude mensen in de streek elkaar goed verstaan in het lokale dialect, het Norbiks.
In Waalse landsgedeelte is de sterkste politieke beweging de sociaal-democratische familie. De vakbonden, de ziekenfondsen en de partij onderhouden nauwe, directe banden. Vorig jaar, zo ontdekte ik via het internet, is de ‘Gemeenschappelijke Actie’ (partij, bonden en mutualiteiten) begonnen met een nieuw initiatief: C Populaire. De bedoeling van het project was eenvoudig: in kleine, coöperatieve supermarkten worden, naast reguliere supermakrtproducten, ook streekproducten verkocht. Boeren uit de streek kunnen zo hun producten direct leveren aan de klanten in de omgeving; dat scheelt een hoop transportosten, levert verse, herkenbare producten en reduceert de belasting van het milieu ten opzichte van de industriële voedselproductie waarmee ingewikkelde en grootschalige transporten zijn verbonden.
Vanzelfsprekend betekenen die kleine cooperatieve winkels in een regionaal verband een impuls voor werkgelegenheid. Consumenten zouden ook voordeel hebben; leden van de gemeenschappelijka actie zouden tien procent korting krijgen ten opzichte van de reguliere supermarktprijzen. Echt, een prachtige droom… echter uit het telefonisch contact vooraf, blijkt dat de werkelijkheid zo mooi niet is.
Wanneer ik bij de winkel in Lixhe aan kom, zie ik een kleine buurtsupermarkt, met vrijwel lege winkelschappen, en een gebrek aan klandizie. Niks lokale producten, niks regionale dynamiek. Sophie Hermans is 35 jaar en beheert de winkel. “Het was een mooi project, maar we sluiten aan het einde van de maand mei. De mensen hebben het laten afweten. Partijleden reden onze deur voorbij, heus. We kennen toch iedereen. Ik ben hier, van het dorp.”
Vorig jaar nog opende de voorzitter van de Parti Socialiste, Elio di Rupo, de eerste van drie winkels. Het was nadat in de jaren tachtig van de vorige eeuw de laatste coöperatieve winkels in Wallonnië sloten, voor het eerst dat een dergelijke nieuwe impuls gegeven werd. In het verhaal van Sophie over de mooie woorden die werden gesproken, en de goede bedoelingen van een ider, hoor ik een herkenbaar verhaal. Net als ik mee maakte in de alereerste periode van het dagblad de Morgen in Vlaanderen (ook een project van de ‘Gemeenschappelijke Actie van de sociaal democratische familie) was er nu te weinig realiteitszin, te weinig kapitaal, een niet voldoende doordacht marketing plan, en, wellicht het meest belangrijk, te weinig personeel, te weinig ondernemingsvrijheid.
Sophie Hermans: “Een eindje verderop is al een kleine burtsupermarkt waar de mensen graag naar toe gingen. Wat zouden ze hier komen? En dan nog iets. Deze winkel was natuurlijk verbonden aan de ‘Action Commun’ dus wie daar niets mee te maken wilde hebben, mensen van andere partijen, zagen we hier nooit als klant. Er is ook te weinig reclame gemaakt en we hadden ook op de zondagmorgen moeten open zijn, en gazetten moeten verkopen, en bier. Je moet verkopen wat gevraagd wordt. Dat heb ik vaak genoeg door gegeven. Maar ja, ik kan ook geen ijzer met handen breken.”
Intussen is de winkel gesloten, en moet Sophie opnieuw op zoek naar werk. “Ik ben 35 jaar, en dat moet nog wel lukken, maar mijn collega in Cheratte, is al ouder dan 50 jaar. Waar zal hij dan werk gaan vinden? Niemand boven de vijftig vindt ooit werk.”
We nemen afscheid, en ik wandel terug naar Eijsden. Vandaar neem ik de bus naar Maastricht, en vervolgens de trein naar Goes terug. Thuis zoek ik de website nog eens op van C Populaire en zie de aankondiging.. La coöperative du Peuple… les magasins sont fermees….
Tussen de Hemelvaartdagen en Pinksteren ga ik naar Luik en Aken, steden zo nauw verbonden met Zuid Limburg. Zou de sociaal democratie in deze streek leven, en zijn er onderlinge contacten? We zullen zien. Een volgende keer meer.
Hartelijke groeten van
Jan
sociaal democratisch erfgoed en de toekomst
Vandaag ga ik weer op stap, met de trein naar Luik, de ‘Vurige Stede’, even ten zuiden van Maastricht. Daar ligt het hart van de Waalse sociaal-democratie. Ondanks alles slaagt de Waalse PS er in jaar in jaar uit bijna veertig procent van de kiezers vast te houden, is er in Wallonië geen sprake van extreem rechts en groeit de economie in Wallonië harder dan in Vlaanderen. Luik maakt zich op voor de wereldtentoonstelling in 2017 en dat niet voor niets. Ik ben benieuwd…
Vrijdag ga ik op zoek naar partijgenoten in Aachen. Daarbij krijg ik hulp van Georg Götz, raadslid in Vaals, maar al meer dan dertig jaar lid van de SPD. Ik ben benieuwd naar de manier waarop de Duitse partijgenoten zich handhaven, naar de manier waarop hun stadsbestuur is georganiseerd en, natuurlijk, in hoeverre sociaal democraten, nu er geen grenzen meer bestaan, met elkaar om gaan….
Het verslag van mijn tocht naar Eijsden, en het bezoek aan de coöperatieven, volgt in de loop van het weekeinde. Het is bijna klaar.
Over vroeger en nu, en dan … weer vooruit. 13e etappe Elsloo – Maastricht
13e Etappe, Elsloo – Maastricht.
Over vroeger en nu, en dan… weer vooruit
Kats, 30 mei 2011
Het stoptreintje van Roermond naar Maastricht brengt me naar het station Beek-Elsloo, waar ik vorige week mijn voettocht eindigde. Het is een station van niks: twee perronnetjes, een schuilhokje en een automaat waar je een kaartje kan kopen. Zon, wind en regen hebben vrij spel, en wanneer ik donderdag om half een aankom, is het er stil, leeg en grijs. Het is vooral ook warm en benauwd. Gelukkig heb ik geen andere keuze dan mijn rugzak op te nemen en verder te gaan, stappen, voetje voor voetje, op naar het kasteelpark van Elsloo. Zin om te wandelen? Nee, vandaag niet.
Op het terras van kasteel Elsloo heb ik een afspraak met Jose Ie. Zij is wethouder van de gemeente Stein, waar Elsloo onderdeel van is, net als Urmond, en Berg aan de Maas, waar ik vorige week doorheen trok. Stein telt bijna 26.000 inwoners; voor Zeeuwse begrippen is het een redelijk grote gemeente. Op Noord-Beveland, waar Kats ligt, wonen 7.000 inwoners; Schouwen-Duiveland met Zierikzee telt ongeveer 20.000 inwoners. Zo klein is de gemeente Stein niet.
Het kasteel van Elsloo heeft een terras, waar het zo aangenaam is, en waar bloeiende klimro-zen, roze en rood, hoog tegen de oude stenen groeien. Jose Ie is voor een tweede termijn wet-houder in Stein. Ze heeft de portefeuille economie en financiën. De bezuinigingen treffen ook Stein. Alleen al op de sociale werkplaatsen moet er vier miljoen bezuinigd worden. Maar er is nog een andere zorg, ziet Jose Ie. “Stein heeft bijna 26.000 inwoners, maar voorzieningen voor een gemeente die tweemaal zoveel inwoners heeft. Dat is niet vol te houden, en ook niet te verantwoorden. In Elsloo heb je vier basisscholen die vlak bij elkaar liggen.”
Maar in Berg aan de Maas zien de mensen het verdwijnen van de dorpsschool niet als een vooruitgang, wel integendeel. Het dorp ligt geïsoleerd op een smalle strook tussen de oor-spronkelijke Maas en het drukbevaren Julianakanaal. Je kunt er alleen maar weg via een oude, smalle en levensgevaarlijke brug, naar het aan de overzijde van het kanaal gelegen Urmond-Oost en Stein. Ik ben te voet over die brug gewandeld en was mijn leven niet zeker, zonder voetpad, naast razende automobilisten.
Jose Ie is niet onder de indruk van die bezwaren. Onderwijsadviesbureaus hebben uitgerekend dat voor een kwalitatief goede brede school ongeveer tweehonderd leerlingen nodig zijn. In Berg zullen in de toekomst niet zoveel kinderen wonen, legt Jose Ie uit. Het risico bestaat dat de school in Berg aan de Maas straks minder dan 150 leerlingen heeft; dan valt de kwaliteit van het onderwijs niet meer te garanderen.
Ik val bijna van mijn stoel. “Waarom zou de kwaliteit op een school met minder dan 150 kin-deren niet gegarandeerd kunnen worden?” vraag ik, tegen de achtergrond dat op de Bevelan-den (Noord-Beveland, Zuid-Beveland en Goes) niet één school bestaat met 150 kinderen. Bovendien werd ons schooltje in Kats, met nooit meer dan vijftig leerlingen, enkele jaren ge-leden via een film in heel Europa nog als voorbeeld gesteld voor kwaliteit van onderwijs in een kleine gemeenschap… maar ja. In Kats, het dorp waar ik woon, kunnen bestuurders hun borst nat maken als ze het schooltje willen gaan sluiten. En die plannen zijn er, met overigens precies dezelfde argumenten van de onderwijsadviseurs als die van hun collega’s in Berg. Het sluiten van de school in Kats zal leiden tot opstand, woede en actie; niet meer en niet minder. De vraag is of Limburgers ook zo zullen reageren. Jose Ie verwacht het niet.
Besturen in Stein is overigens een hachelijke zaak, legt ze uit. In de gemeenteraad zijn veel lokale partijen vertegenwoordigd, en wel acht oud-wethouders zijn nu gemeenteraadslid. De vertegenwoordigers van lokale partijen hebben hun wortels in het verenigingsleven, in fanfa-res en voetbalclubs. Dat geldt niet voor Jose; zij was voor haar wethouderschap betrokken bij het antidiscriminatiebureau; ook van belang, erkent ze, maar geen club die tijdens een Oranje-feest luid toeterend door de straten trekt en veel aanhangers telt. Het besturen in een gemeen-teraad waarin zoveel persoonlijke belangen en oude geschiedenissen zijn samengebald, vraagt niet minder dan de hoogste evenwichtskunst. “Ik doe dit werk graag,” zegt Jose, “maar ik ben me bewust van alles risico’s. Mijn leven wordt evenwel niet bepaald door deze functie.”
Met overtuiging en passie spreekt Jose Ie over het grote Chemelot Campus. De verschillende overheden in de streek hopen met onderwijsinstellingen en het bedrijfsleven de economie een impuls te geven. “We zetten hier in op de kenniseconomie. Onder de vleugels van DSM is hoogwaardige chemische bedrijvigheid in de streek, waar vele duizenden mensen direct en indirect werk vinden. We moeten als overheden proberen hoogopgeleide mensen naar deze streek te trekken. Dat betekent dat we moeten nagaan wat zij leuk vinden, wat hun hobby’s zijn en hoe zij willen wonen. Iedere hoogopgeleide kenniswerker levert ook weer banen op voor lager geschoolden,” aldus Jose Ie.
De mogelijkheden van de verschillende overheden zijn overigens beperkt. Ook hier in Stein moet bezuinigd worden. De sociale werkplaatsen hebben steeds meer moeite om mensen bij bedrijven te detacheren. Bedrijven in de streek vallen om… Bij de sociale werkplaats werken ruim tweehonderd inwoners van de gemeente; er moet op de begroting 4 miljoen worden ge-kort. “Mensen krijgen het echt steeds moeilijker. In mijn eerste periode heb ik ervoor gezorgd dat er een voedselbank kwam. Daar is behoefte aan. Niet dat ik zo blij ben met een voedsel-bank, maar het gebeurt nu eenmaal, dat mensen plots in financiële moeilijkheden komen, bij-voorbeeld door het verlies van werk en hoge lasten die elke maand weer terugkomen. Je moet erkennen dat er dan geen geld is om eten te kopen, dat mensen wel degelijk zijn aangewezen op een voedselbank.`”
We nemen afscheid; ik moet mijn laatste stuk langs het Julianakanaal volbrengen, richting Maastricht. Weer kilometers over het smalle jaagpad, met heel af en toe een binnenvaartschip ter afleiding. Ik wandel door het stille dorp Geule, door Brommelen en Bunde, en er is geen mens te zien. Tegen het einde van de middag nader ik Maastricht. Althans de eindeloze, troos-teloze bedrijfsterreinen aan de noordkant van de stad, terwijl duizenden mensen in auto’s naar huis schuiven… Het is bovendien naar weer, benauwd, grijs, warm en vochtig, terwijl de wind op steekt en me kwetsbaar maakt.
Ik ben doodop wanneer ik tegen zeven uur aanbel bij Weike Medendorp en Eric Ummels, die me onderdak hebben aangeboden in Maastricht. Rugzak neer, schoenen uit, een glas water, even op adem komen… En dan een heerlijke maaltijd: de voettocht is uiteindelijk niets meer en niets minder dan een voorrecht. Ik ben de gelukzak…
In de loop van de avond bespreken we met elkaar de toestand van de sociaal-democratie in Limburg. De geschiedenis van de beweging is oud en gaat terug tot in de negentiende eeuw, toen Willem Vliegen uit Gulpen actief werd. Hij had nauwelijks een opleiding maar ontwik-kelde zich als typograaf, sloot zich aan bij de Sociaal Democratische Bond, en werd een actief propagandist in Maastricht. Over het ontstaan van de sociaal-democratische beweging in Limburg geven Weike en Eric me een boekje: ‘100 jaar over de rooien’. Het verhaal leest als een trein. Vooral de eerste decennia van de sociaal-democratie betekenen een eindeloze strijd; vallen en opstaan, kleine stapjes vooruit en grote teleurstellingen. Willem Vliegen uiteindelijk wordt een van de twaalf oprichters van de SDAP, de voorzitter van het stichtingscongres, en lange tijd ook voorzitter van de partij, wethouder en lid van de Tweede Kamer. Ergens, op het kerkhof aan de Tongerseweg in Maastricht, ligt Vliegen begraven, vertellen Weike en Eric.
Het gaat niet goed met de Partij van de Arbeid in Limburg. Jose Ie vertelde hetzelfde verhaal wat ik nu ook van Weike en Eric hoor. De club veroudert, heeft buiten de steden nauwelijks nog aanwas van nieuwe leden. Weike en Eric hebben in de campagne voor de provinciale verkiezingen meer dan vijfhonderd kilometer door de stad gelopen om deur na deur de mensen aan te spreken met een eenvoudige vraag: “Leveren we Maastricht over aan de PVV; laten we het gebeuren dat Maastricht als een intolerante stad wordt aangemerkt?” Deur na deur, in de volkswijken. Het resultaat was er naar: bij de provinciale verkiezingen werd de PvdA in Maastricht weer de grootste partij van de stad.
Maar van de landelijke partijorganisatie kregen Weike en Eric nadien geen enkel signaal, geen enkele vraag: hoe hebben jullie dat voor elkaar gekregen? Welke technieken hebben jullie gebruikt, welke strategie waarom gevolgd? Als die vraag wel was gekomen, dan hadden Weike en Eric kunnen uitleggen dat ze een op maat van Maastricht gemaakte campagne hebben gevoerd. Zelfs de kleinste details van de campagne werden doordacht en verbonden aan de wereld van Maastrichter volkswijken. De foto van Weike op het verkiezingsmateriaal werd aangepast. “Ik wilde geen foto als een staatsieportret, zoals het format van de landelijke organisatie in Amsterdam. Die vorm zou hier echt verkeerd zijn uitgelegd. Ik ben gewoon Weike, net als de andere mensen gewoon zijn. Ik ben geen staatsvrouw.”
“De PvdA heeft een slechte naam”, merkt Eric op, die jarenlang de PvdA-fracties in de gemeenteraad en in Provinciale Staten heeft ondersteund. “En je moet je afvragen of je dat als ‘merk’ nog wel op deze manier overeind moet houden. Wie een keer een ledenvergadering bezoekt, zakt de moed al gauw in de schoenen. Jongeren spreken we niet aan met vaste, gesloten structuren.”
Ondanks het succes van de PvdA in de stad Maastricht verloren de sociaal-democraten in Limburg bij de provinciale verkiezingen een zetel. De Partij voor Vrijheid (PVV) van Geert Wilders werd de grootste partij in Provinciale Staten en levert twee gedeputeerden in het da-gelijks provinciebestuur. Tijdens het eerste debat in ‘het Gouvernement’ sprak Laurence Stassen, fractievoorzitter van de PVV, over de bouw van een nieuwe moskee in Roermond. Zij noemde het godshuis een haatfabriek. Daarmee werd de toon voor het provinciaal bestuur in Limburg gezet. Mevrouw Stassen, afkomstig uit een vooraanstaand Limburgs geslacht van bestuurders, juristen en notabelen, is ook lid van het Europees Parlement. Na afloop van het harde debat, vertelden ooggetuigen, zat mevrouw Stassen huilend in haar auto in de parkeer-kelder van het Gouvernement. Haatfabriek… je al dat woord uitspreken, of, erger nog, moeten uitspreken.
De Partij van de Arbeid in Limburg staat voor het eerst in 38 jaar buiten het provinciebestuur. De eerste mei was in het verleden een feestelijke dag in het zuiden. Sociaal-democraten en socialisten van de partij, vakbonden en coöperatieven trokken met een fanfare voorop door de straten van Maastricht. Ze bezochten het graf van Willem Vliegen en het monument van de oud-voorzitter van de SDAP in de stad. Van die beweging is vrijwel niets meer over. De banden met de vakbonden zijn vervlogen en het FNV is als maatschappelijke beweging vrijwel onzichtbaar in Limburg. Hoe nu verder? Inhoud en organisatie van de Partij van de Arbeid roepen eerder afkeer op, dan enthousiasme.
Weike raadt me aan om de volgende dag naar de weekmarkt te gaan, in het centrum van de stad. Daar komen mensen uit alle windstreken, niet alleen uit Limburg, maar ook uit Vlaande-ren, Luik en Aken, voor vis en kaas, voor kleren en stoffen.
Vrijdagochtend is het al vroeg warm. De zon is fel, de wind droog. Ik wandel eerst naar de Algemene Begraafplaats aan de Tongersestraat, waar bij elkaar sociaal-democraten begraven liggen en ook het graf van Willem Vliegen te vinden moet zijn. Begraafplaatsen zijn, vind ik, altijd verwarrend. Overzicht ontbreekt en gelijkvormigheid overheerst. Lange paden met graf-stenen vind je in Terneuzen, in Enschede, Gennip en dus ook in Maastricht. De algemene be-graafplaats is hier groter in oppervlakte dan het dorp waar ik woon. Toevallige bezoekers hebben geen idee van het graf van Willem Vliegen, zelfs de arbeiders die de paden onderhou-den hebben geen idee. “Willem wie?”, vragen ze. “Vliegen, nee, nooit van gehoord.”
Ook in het kantoor van de begraafplaats weet men niet waar Vliegen ligt; in het register is zijn naam niet terug te vinden. “Waarschijnlijk geruimd,” vertelt de vriendelijke mevrouw me. Wel weet ze waar het socialistenhoekje is. Ze geeft me een plattegrond, omcirkelt het cijfer acht, en zegt: “Het socialistenhoekje is vlak bij de graven van de moslims.”
Opnieuw wandel ik tussen de graven. Vlak bij het secretariaat, bij de erekapel, liggen de fami-liegraven van de vooraanstaande Maastrichtenaren, Recourt, Stassen. En een eindje verder, tegen de achterste muur van het kerkhof, is inderdaad een hoekje met graven van sociaal-democraten. Ik wandel drie, vier keer alle graven langs. Vliegen lijkt geruimd, zoals de dame in het secretariaat voorzag. Ik vind het graf niet. Wel dat van Hubert Paris, de gematigde me-de oprichter van de SDAP in Maastricht.
Ik ga de volkswijk Mariaburg in, waar kleine witte huizen vertellen over de oude droom over volkshuisvesting, volksverheffing en een gezond leven. Dieper in de wijk is het beeld minder hoopvol. Straten zijn smaller, de huizen kleiner, vaak met de gordijnen gesloten. In de straten zie je dure auto’s, en armoedige vehikels. Fietsen met lekke banden tegen de voorgevel. In de verte gaat een voordeur open van een van de kleine woningen met gesloten ramen. Een man stapt haastig naar buiten en verdwijnt in een auto. Hij rijdt haastig weg. Een jonge vrouw, in een zwart trainingspak met witte banen, kijkt hem even na en glipt weer naar binnen. Ik loop wat sneller, benieuwd of ik nog iets kan vernemen over het leven hier in de wijk. Maar het is onduidelijk in welk huis de jonge vrouw de deur sloot; alle huizen hebben gesloten gordij-nen…. nergens leven te bekennen.
Even verder zie ik een oude heer die zijn hond uitlaat, een gevaarlijk uitziende Pitbull terriër. Ik ben bang voor honden, maar spreek de oude heer aan, de bezwering ‘hij doet niks’ over-winnend. Ik loop een eindje met hem op. De oude man gaat een bakje koffie drinken bij zijn dochter die aan de rand van de wijk woont, vertelt hij. De buren in zijn straat kent hij wel, maar het leven in de wijk is moeilijk. “Ze stoppen hier het laagste van het laagste, veel crimi-nelen en mensen uit verre landen. Ja, wat wil je? De huren zijn hier laag, driehonderd euro. Leuk is het niet, maar wat moet je? Ik woon hier al 68 jaar.” De man was ijzervlechter; door de Duitsers werd hij gearresteerd en gedwongen te werk gesteld, tot aan de Russische grens toe. IJzer vlechten, bunkers bouwen. “Ik heb geluk gehad, ik heb het overleefd. Maar ik heb veel mensen dood zien gaan. Veel doden.” Na de oorlog vond hij werk in de bouw. Er was werk genoeg. “Ik heb het ijzer gevlochten van de ENCI schoorsteen, 104 meter hoog. Ik vond dat niet erg. Je moest alleen niet naar beneden kijken.” Met de wereld bemoeit hij zich niet meer. “Ik zorg voor mezelf en daar heb ik mijn handen vol aan. Ik ben 89 jaar.”
De markt van Maastricht is druk en vol. Duizenden mensen vinden er hun weg tussen de kra-men waar werkelijk alles te koop is, inclusief de potjes met een nieuwe, witte zalf waarmee je goud en zilver, kunststof en tanden mee kunt laten blinken als nieuw. Luikenaars laten zich de vis goed smaken; er worden asperges verkocht, noten en honing, en ook de mooiste bloeiende planten en bloemen.
Aan de achterkant van het oude stadhuis zie ik een karretje, waar biologische koffie vers wordt gemalen, en koffie wordt gezet in een grote glimmende machine. Het ruikt heerlijk. Ik bestel een kopje en maak een praatje met Jeroen en Dienne, die de koffiekraam exploiteren. Het is de eerste dag dat ze met dit kraampje op de markt staan; ze hebben vanmorgen in alle vroegte moeten loten om een plekje te verkrijgen. Gelukkig trokken ze het goede lot. Het koffieaanhangwagentje heeft Jeroen samen met zijn vader Henri opgebouwd. Maanden werk, en vandaag voor het eerst is hij er mee op pad. Dat is spannend. Zouden er mensen op af komen, zou alles werken zoals gehoopt? Het lukt wonderwel, de koffie is de beste die ik onderweg al vond.
Aan een blauw bistrotafeltje terzijde van het koffiekarretje zit de moeder van Jeroen. Twee andere vrouwen, die in een dialect spreken wat ik niet kan verstaan, bezetten de stoeltjes. Je-roens moeder vertelt dat haar zoon werd opgeleid tot docent beeldende vorming, en dat hij een hele tijd voor vrijwel geen geld les gaf aan kinderen van asielzoekers, maar dat werk was niet vol te houden. Hij verdiende vaak maar vijf euro per uur. Op een dag vertelde hij dat hij wilde kraken; zijn moeder vond dat, vertelt ze me, maar angstig en niet zo mooi. “Maar als ik dan zag waarom het gekraakt werd, en wat ze allemaal voor elkaar hebben gekregen, en wat ze voor de mensen doen, zie ik hoe goed het is. Ze hebben een inkoopcoöperatie, een volks-keuken, en een weggeefwinkeltje, waar je voor niks kunt krijgen wat je nodig hebt. En weet je, ik was eens bij hen in het restaurant, en er was een oude mevrouw, die arm was. Weet je, ze zei dat ze nu toch naar een restaurant kon, voor een viergangendiner voor vijf euro. En dat ze bij de krakers was, dat vond ze prachtig. Ze doen daar bij het Landbouwbelang goed werk; ze zijn er echt voor de mensen. Jeroen heeft daar zijn plaats gevonden. Het is goed wat hij doet. ”
Het is tijd om naar Zeeland terug te keren; ik ben echter benieuwd naar de creatieve en sociale vrijhaven van de Maastrichter jongeren die Landbouwbelang heet, vooral omdat ik de volgen-de week een coöperatief initiatief in Lixhe, net over de grens, in het Waalse arrondissement, zal aanschouwen. Ik maak nog even een praatje met Jeroen en maak een afspraak, volgende week zien we elkaar weer, dan praten we verder.
Nu tot hier. Volgende week gaat dit verhaal verder, als een volgende etappe van de voettocht. Heel hartelijke groet, en alle goeds,
Jan
.
Over het dorp van de wereld
Kats, 23 mei 2011
Van het station van Susteren in Limburg leidt een eenvoudige provinciale landweg, buigend van bocht naar bocht, naar Nieuwstadt. En van daar is het nog maar een paar kilometer naar Nedcar, in Born. In deze smalle strook van Limburg schrikken Vlaamse en Duitse buren tegelijk op wanneer je hard schreeuwt, zo dicht liggen de oostelijke en westelijke grenzen hier bij elkaar. Grenzen die je overigens niet ziet; nergens een slagboom, nergens een vlag. Landen vloeien hier in elkaar over als het water van de beek in een rivier. Echter, onzichtbare grenzen zijn net zo goed grenzen en ze bepalen in hoge mate het lot en het leven. Een verhaal over een aardbeving in Japan, een operatiekamer in San Fransisco, en stille dorpen.
Van het station in Susteren, in het smalste deel van Limburg, is het een klein uurtje wandelen naar Nieuwstadt. Dat is een oud plaatsje, zoals de meeste steden en dorpen een grote, rijke geschiedenis hebben. De geschiedenis van Limburg is wezenlijk anders dan bijvoorbeeld de Hollandse gewesten, Zeeland of Friesland. Eerder was ik Thorn (zie mijn vorige brief). In de geschiedenislessen op school heb ik werkelijk nooit vernomen dat dit plaatsje tot de Franse Revolutie een zelfstandige staat was, voor deftige dames en ook door alleen deftige dames bestuurd. Ik wist dat Maastricht een oude stad was, maar niet dat de stad nooit stadsrechten kreeg, of dat het Prinsbisdom Luik en de hertogen van Gelre zoveel invloed hadden in gebieden die wij nu tot de provincie Limburg rekenen. Nieuwstadt heeft stadsrechten, maar het is geen stad, met de stedelijke problematiek van de 21e eeuw. Het is een klein, stil dorp, zonder bakker, maar met een supermarkt. Terwijl ik daar wat proviand in sla, zie ik een mooie kapel, een aardig plein en een stevige kerk.
Van Nieuwstadt is het nog enkele kilometers naar de hoofdingang van Nedcar. Een ouder echtpaar aan wie ik de weg vraag, aarzelt niet en brengt me er met de auto naartoe. Dat is fijn. Onverwachte hulp is altijd als een geschenk, zeker wanneer je om een groot industriecomplex als dat van Nedcar moet wandelen.
Ik ben nu iets te vroeg voor de ontmoeting met Jean Wauters, voorzitter van de ondernemingsraad van Nedcar. De enige Nederlandse automobielfabriek heeft het moeilijk, en dat is al vele jaren zo. Aanvankelijk werden hier de beroemde Dafjes gemaakt, later Volvo’s en sinds een aantal jaren de Colt en Outlander van het Japanse Mitsubishi-concern. De Japanse leiding heeft echter aangekondigd uiterlijk in 2012 met de productie van deze modellen te willen stoppen. Nedcar heeft, anders gezegd, nog een jaar om een nieuwe eigenaar te zoeken die hier een nieuwe auto wil laten maken. Er werken bij Nedcar 1500 arbeiders in de fabrieken, velen aan de lopende band. Vele duizenden hebben indirect werk door Nedcar.
Lang geleden was ik in Vilvoorde waar Renault de autofabrieken sloot en duizenden arbeiders wanhopig vochten voor hun baan. Renault had geen compassie; in Spanje opende de Franse autofabrikant een fabriek omdat daar gunstigere voorwaarden golden en de overheid meer subsidies in het vooruitzicht stelde. De vakbonden in de verschillende landen werden tegen elkaar uitgespeeld en konden geen vuist maken. Dat is intussen anders. Vakbonden overleggen nu wel over Europese grenzen heen en er zijn Europese ondernemingsraden gekomen, sindsdien. Maar wie redt Nedcar?
Een van de arbeiders die ik buiten de poort spreek, is somber. Hij heeft weinig vertrouwen in de toekomst van het bedrijf en vertelt dat hij maar nutteloze klusjes moet doen om aan het werk te blijven. “Ik ben hier al 32 jaar”, vertelt de man die zijn naam niet durft te noemen, en evenmin duidelijk wil maken op welke afdeling hij werkzaam is. “Dat kan niet. De dikkoppen [de managers van de fabriek] en de Japanners houden alles scherp in de gaten. Ze zoeken het kleinste argument om je te pakken. Maar ze moesten eens naar zichzelf kijken. Zij tanken hier bij de pomp van het bedrijf achter de hekken, niet alleen met hun eigen auto, maar ook met die van de vrouw. Wij moeten tanken bij de gewone pomp langs de weg, en betalen de volle prijs.”
De man haalt zijn schouders op. Zolang hij maar op de 27e van elke maand zijn loon ontvangt, is hij gerust. Bij de laatste verkiezingen stemde hij voor de PVV. “Ik doe geen gekke dingen; een dure vakantie doen we niet. Dat kunnen we ons niet veroorloven. Maar ik ben lid van de fanfare. We hebben thuis, de hele familie, altijd PvdA gestemd. Maar nu niet meer. Ik heb voor Wilders gestemd. Hij luistert wel naar ons. Ik ben het niet met hem eens op een paar kwesties, de islam en zo, maar op de grote principes wel: AOW, ontslagrecht. Daar staat de Witte van Venlo voor. Het is niet anders. Wilders doet het.”
Jean Wauters, voorzitter van de ondernemingsraad van Nedcar, is een gepassioneerd man; hij weet precies voor wie hij opstaat en wiens belangen hij dient. In zijn analyse is hij scherp, helder, en hij spreekt recht voor zijn raap. “Nederland,”zegt hij, wanneer we aan een tafeltje zitten in de entree van het hoofdkantoor, “heeft geen industriepolitiek. Niemand steekt een vinger uit naar de auto’s die hier worden gemaakt. In Genk, in Vlaams Limburg, staan de Ford-fabrieken. De provinciale overheid in Limburg rijdt in Ford. In Gent staat de Volvo-fabriek; Gent rijdt Volvo. Brussel heeft Audi… En in Nederlands Limburg, in Den Haag? Wie rijdt er in een Mitsibutshi? Het gaat natuurlijk niet alleen maar om het kopen van auto’s, maar om een fundamenteel beleid, gericht op de maakindustrie. Dat ontbreekt in Nederland. Zodra je boven Eindhoven bent, zie je alleen nog maar kantoren van adviesbureau’s. De ene helft van Nederland adviseert de andere helft.
Het spijt me voor de Partij van de Arbeid, maar die heeft alle krediet verspeeld, ook al doet Pauline Smeets in de Tweede Kamer haar best. Maar ik zie meneer Samson hier nog verkondigen dat hij vindt dat Nederland kopland moet worden in de ontwikkeling van elektrische auto’s. Die elektrische auto’s zouden we hier kunnen maken, maar dan zou er ook een batterijfabriek moeten worden geplaatst. Daarvoor was alle ruimte… Toen we daar in Den Haag op terugkwamen, gaf meneer Samson geen krimp. Hij stak geen vinger uit. Dat duurzaamheisverhaal van meneer Samson is gebakken lucht. De batterijfabriek staat intussen in Spanje; en daar zal Mitsubishi straks ongetwijfeld de elektrische auto’s gaan maken. Wat nu: kopland? En dan het volgende. De PvdA kwam hier naar de fabriek en legde uit dat de AOW leeftijd naar 67 jaar moest en dat het ontlsagrecht moest worden versoepeld. Ja… hoe makkelijk wil je het Wilders maken?”
Jean Wouters is al vijftien jaar voorzitter van de ondernemingsraad. Het gaat hem aan het hart dat de linkerzijde van de politiek er niet in slaagt een vuist te maken, zelfs nu de economische crisis zo pijnlijk duidelijk maakt hoe de verhoudingen in de samenleving liggen. Jean Wouters: “Het socialistisch gedachtengoed is naar de knoppen geholpen. Het is toch verschrikkelijk dat links het zo ver heeft gebracht dat extreem rechts, dat Geert Wilders, meer voor de arbeider kan betekenen dan de PvdA?! Denk toch eens na! Er is geen een arbeider die de 65 jaar haalt aan de lopende band. Niet een. Geen mens kan dat volhouden. Dus als we langer moeten werken, zullen we dan eerst eens de werkgevers verplichten bij wet dat zij zorgen dat er werk is tot je 67e? Dat je werk kunt doen wat vol te houden is? Zullen we dat dan eerst eens regelen? En kom dan eens terug, kom dan eens praten.”
Samen met vertegenwoordigers van het ministerie en andere partijen zoekt Wouters intussen naar een nieuw perspectief voor het bedrijf. Dat moet op korte termijn worden gevonden, anders verliest iedereen zijn baan. Minister Verhagen van Economische Zaken reist, terwijl we spreken, door het Verre Oosten en heeft opdrachten mee, onder andere van Nedcar. Maar of de missie van Verhagen wat kan opleveren, is nog volstrekt onduidelijk. Wat wel duidelijk is, is dat de arbeiders één dag in de week moeten thuisblijven. De enorme golf die de kust van Japan onlangs overspoelde en de daarop volgende ramp in de verschillende kerncentrales heeft de levering van onderdelen voor het autoconcern vertraagd. Het bericht maakt de stemming in het bedrijf nog donkerder.
Elders werk vinden is voor de meeste mensen van Nedcar niet weggelegd. Ze werken vaak al meer dan een kwart eeuw in de fabriek en zijn gebonden aan huis, kinderen, familie en vrienden. Zijn lid van de ouderraad, van verenigingen en de fanfare. De Europese Unie zegt wel dat iedereen vrij is om te gaan en te staan waar eenieder maar wil, achter werk aan, maar in de praktijk is dat voor eenvoudige mensen niet weggelegd. Bij ontslag komen uiteindelijk de meeste arbeiders in de knel, dat weet iedereen in de streek. Jean Wouters: “Ik ken genoeg mensen die hier zijn weggegaan en elders zijn gaan werken, voor laag loon. En die bedrijven gingen vervolgens over de kop. Dan verlies je alles, de sociale zekerheid die je hier hebt opgebouwd, maar ook elk perspectief. Een arbeider van hier vindt geen baan in Brussel, en evenmin in Duitsland.”
We nemen afscheid. Jean brengt me naar de poort van het bedrijf en via Born wandel ik langs het Julianakanaal tegen een harde, straffe wind in, over het jaagpad naar Berg aan de Maas, een dorp van tweeduizend inwoners. In het café-hotel Knoors tref ik een vrolijk gezelschap van vijf oudere heren. Zij vormen de Isidorus club, een gezelschap dat enkele jaren geleden een ouderwetse bakoven heeft gemaakt, waarin tijdens het Oogstdankfeest, op de derde zondag van augustus, vlaaien worden gebakken. Ieder van de tien buurten in het dorp, maakt met haar eigen samengestelde meel haar eigen vlaaien in de bakoven van de Isidorus club. De leden van de Isidorus club, Huub en Huub, Bert, Lei en Matt, komen wekelijks bijeen om te spreken over de oven, over het Oogstdankfeest, over het goede leven en de kapel die zij zo graag voor de heilige Isidorus zouden oprichten. Die gesprekken worden gevoerd tijdens lange wandelingen, die elke donderdagmiddag worden ondernomen. Onderweg, en aan het einde van elke middag in café Knoors, drinken ze een pintje, en nog een… en voor het weggaan nog een… “Dan gaan we toch? Zeker… Lientje, schenk nog nen keer in, de laatste…” Zo wordt het laatste glas het voorlaatste en het allerlaatste pintje drinken de mannen zo tegen zes uur. De tijd vervliegt in de mooiste verhalen over de geschiedenis van de heilige Isidorus, over de Oogstkoningin, en over de laatste van de praalwagens van de stoet die tijdens het Oogstdankfeest door het dorp rijden. Vroeger stond Isidorus met zijn schop en riek op de laatste wagen; nu staat daar het mooiste meisje van het dorp. En daar is ook wat voor te zeggen, vinden de heren van de club van Isidorus.
Serieuze zaken worden evengoed door de Isidorus club besproken. Vrijwel alle voorzieingen in het dorp zijn gesaneerd. Winkels vind je er niet meer, banken, een pinautomaat, een postkantoor; alles is verdwenen in Berg aan de Maas. En nu, zo stond laatst in de krant, zal ook de dorpsschool nog verdwijnen, omdat het gemeentebestuur een brede school wil bouwen, ergens centraal in het naburige Urmond. Kinderen moeten dan over de smalle, levensgevaarlijke brug over het Julianakanaal, en zo zal het leven het dorp uitrijden.
“Alles zal hier verdwijnen”, zegt Huub, die naast me zit. “Het Oogstdankfeest bestaat dit jaar 65 jaar. Misschien verdwijnt het Oogstdankfeest op den duur ook nog. Niemand zal zich dan nog de heilige herinneren waaraan we dat feest te danken hadden, de heilige Isidorus. Daarom willen wij zo graag een kapel voor Isidorus realiseren. Voor je het weet is alles voorbij. Maar een kapel blijft bestaan, altijd.”
Het laatste pintje wordt gedronken, en de mannen zijn even na zes uur thuis. ’s Avonds wandel ik nog even langs het kanaal en door het stille dorp. Naast het hotel Knoors is een cafetaria, uitgebaat door de zoon van Lientje en Theo Knoors. Het ruikt er lekker; de frituur behoort jaar in jaar uit, tot de beste drie van Nederland. Daar kan Berg trots op zijn. Verder is het stil in het dorp. Een verwaaid pleintje voor het hotel wacht op nieuwbouw, op dure appartementen. Wie zou daar nu willen wonen?
De volgende dag besluit ik eerst naar de Maas te lopen. Het is een uitzonderlijk voorjaar. Sinds februari heeft het niet meer geregend. Het land is droog; beken en rivieren worden niet meer gevoed. Het pontje wat van hier, Berg aan de Maas, naar de overkant vaart, naar België, wordt uit de vaart genomen wanneer ik arriveer. “Het gaat niet meer. We hebben geen water meer onder de schuit. Een eindje verderop,” vertelt de schipper, “kun je de Maas al te voet oversteken. Zolang het in Noord-Frankrijk en in de Ardennen niet regent, blijft het veer hier uit de vaart.”
Het scheepvaartverkeer naar het zuiden wordt door de lage waterstand in de Maas nauwelijks ontregeld. Het reusachtige Julianakanaal, aangelegd tijdens de crisisjaren van de vorige eeuw, garandeert dat het binnenvaartverkeer door kan gaan. Aan de sluizen wordt nu opnieuw gewerkt. Grotere en langere schepen kunnen straks over het kanaal, wat onderdeel uitmaakt van een belangrijk netwerk van Europese vaarwegen.
Vlakbij het pontje tref ik een oudere heer die zijn hond uitlaat. Hij heeft zijn leven lang gewerkt bij gemeentesecretarie van Berg. Hij kijkt naar de tientallen toerfietsers die in de felste kleding door Limburg jakkeren en stranden bij het pontje over de Maas. “De wereld is klein geworden”, verzucht hij. “Iedereen kan alle kanten op, maar de natuur heeft niemand in de hand. Een aardbeving in de buurt van Japan leidt hier tot tijdelijke werkloosheid; mijn oudste zoon is arts geworden. Hij werkt in San Fransisco, aan de Stanford Universiteit. Vorige week was hij hier nog even thuis, heel gewoon. Hij heeft in de tuin gespit, net als vroeger. Maar ’s avonds nam hij zijn kleine draagbare computer en begeleidde zijn collega’s in de operatiekamer in San Fransisco. Hij kon alles zien, direct met hen spreken en aanwijzingen geven. Volgende week geeft hij een spreekbeurt in Brazilië. Zo klein is nu de wereld. Alles is met alles verbonden.”
Zo ga ik op stap. Er waait een frisse wind, maar de zon schijnt fel. Ik wandel in de richting van Urmond, in het gebied tussen het Julianakanaal en de Maas. Tientallen fietsers passeren me. Ik hoor Limburgs, Vlaams, en Frans voorbij komen; sommigen mensen groeten en maken een praatje. Een van hen, Jan, werkte tot voor kort bij Nedcar. Lang geleden was hij de ploegbaas van Jean Wouters. Over de toekomst van de fabriek is hij somber. “Het wordt nooit meer zoals in de tijd van Volvo, toen we meer dan 200.000 auto’s per jaar maakten. En als er niet gauw een nieuw model komt, houdt het helemaal op. Dat zou jammer zijn; er is zoveel kennis en ervaring in die fabriek, die dan verloren gaat en nooit meer terug komt.”
Jan is op 58-jarige leeftijd met een goede regeling kunnen stoppen. Natuurlijk heeft hij iets ingeleverd, maar zijn toekomst is stabiel en gegarandeerd. Hij kan nu doen wat hij wil, en voelt zich een bevoorrecht mens. “Aan de overkant, in België, neem ik onderweg een Grimbergen op een terras, en dat kost daar bijna niks. Zo’n pot bier.” Hij houdt zijn handen boven elkaar, en laat een denkbeeldig glas bier zien. Zo groot, zo hoog, dat je je af vraagt of er daarna nog wel gefietst kan worden. Jan heeft een doek om zijn hoofd geknoopt, tegen het zonlicht. Het geeft hem het uiterlijk van een piraat, een fietspiraat. Vrolijk zwaait hij, en klimt omhoog, de weg op.
Op weg naar Elsloo passeer ik stille huizen, soms met dichtgetimmerde vensters, soms met lang geleden gesloten gordijnen. Oudere mensen bewonen de overige panden. De dynamiek van steden als Breda, Tilburg, Eindhoven en plaatsen als Veldhoven, zul je hier niet vinden. Het lijkt alsof de wereld deze dorpen niet meer kent en nodig heeft. De eigenaar van het hotel Knoors, in Berg aan de Maas, sprak zich daarover uit bij het ontbijt. Hij stelde dat iedereen in de dorpen zegt dat het weghalen van de voorzieningen en winkels in de dorpen een verkeerde ontwikkeling is. “De schaalvergroting en concentratie in de dorpen en steden veroorzaakt een tweedeling in de samenleving, die zich op termijn zal wreken. Maar bestuurders zitten op een trein en durven nooit te stoppen. Pas als het te laat is, komt inkeer.” De hoteleigenaar, 63 jaar oud, schudt het hoofd. Als de school wordt weggehaald uit het dorp, is dat de doodsteek voor de tweeduizend inwoners van Berg aan de Maas. Gisteren, vertelde hij, is hij in de wachtkamer van het ziekenhuis begonnen aan een nieuwe studie: de werking en de betekenis van sociale media. “Je moet toch mee gaan”, verzucht hij.
Ik wandel langs het Julianakanaal naar Elsoo. Het jaagpad is lang en de zon zo sterk. Het licht doet pijn aan mijn ogen en voor het eerst heb ik te weinig water bij me. Elsloo lijkt bij elk stap die ik zet verder weg.
Nu, tot hier. Volgende week vervolg ik mijn tocht, van Elsoo naar Maastricht, de schone stad aan de Maas.
Heel hartelijke groeten van Jan
Leven op de grens
Zichtbare en onzichtbare grenzen markeren de samenleving in Limburg. Waar de zee in Zeeland altijd bepalend is, zijn de grenzen dat in Limburg… De komende weken wandel ik door de zuidelijkste provincie van nederland. Werk, arbeid en grenzen zijn voor mij dan belangrijke thema’s. Is het zo eenvoudig om over de grens te werken, wanneer je werkloos raakt? Is er een verschil in dit opzicht tussen hoog- en laagopgeleide mensen; is het voor de een makkelijker dan voor de ander? En nog iets, wat markeert de sociaal-democratie, niet alleen in gemeente en provincieraden, maar daarbuiten? Hoe laat je zien waar je voor staat? Vandaar mijn zoektocht naar de coöperatieve winkels in de regio Luik, en naar de kracht van de Waalse sociaal-democraten, die niet alleen rechts en extreemrechts weerstaan, maar er ook in slagen jaar in jaar uit hun aanhang te handhaven. Zou dat komen doordat Elio di Rupo als weinig andere sociaal-democratische leiders in Europa staat voor wat hij noemt het sociaal-democratisch erfgoed waaraan niet getornd kan worden, en er tegelijk in slaagt om de Waalse economie harder te doen groeien dan in Vlaanderen? Ik weet het wel zeker.
Goed… we gaan verder, immer met goede moed vooruit!
Op weg in Limburg
De komende weken ga ik door met de voettocht door Limburg. Morgen van Elsloo naar Maastricht. Vrijdag blijf ik in de oude stad aan de Maas en zal de markt bezoeken, en zo meer.
Volgende week is een bijzondere etappe. Donderdag vertrek ik van Maastricht naar Eijsden, om vervolgens vrijdag 27 mei naar Lixhe te gaan, net over de Maas, in Wallonië. Daar is onlangs de derde volkswinkel geopend, een coöperatieve supermarkt, waar lokale producten worden verkocht tegen concurrerende, geodkope prijzen. In 1981 werden de laatste coöperatieven in Wallonië gesloten; vorig jaar opende Elio di Rupo de eerste nieuwe coöperatieve supermarkt. Dit initiatief is, in samenwerking met lokale boeren, opgezet door de socialistische vakbond van Luik, FGTB, de Parti Socialiste, het socialistisch ziekenfonds, en de Luikse ouderenbond. Leden van deze organisaties krijgen extra kortingen in de winkels. Volgens mij moeten we in Nederland ook dit soort initiatieven ontwikkelen; het stimuleert de lokale, sociale economie en, hoe bescheiden ook, het doorbreekt de macht van de industriële voedselproducenten en supermarkten. Boeren en burgers moeten elkaar weer vinden, en coöperaties bieden perspectief. Wie mee wil volgende week, meld je aan!
Het vervolg van de planning tot aan de zomervakantie tref je hier onder aan! Let wel, dit alles onder voorbehoud… er kunnen steeds omstandigheden zijn waardoor aanpassingen noodzakelijk zijn. Daarvoor vraag ik bij voorbaat een beetje begrip.
Planning Voettocht van Jan
Week 20
Donderdag: Elsloo – Maastricht
Vrijdag: Maastricht
Week 21
Donderdag: Maastricht – Eijsden
Vrij Eijsden – Lixhie ( Rue de Liège 61)
(zie google: cooperative magasins FGTB de Liege)
Week 22
Hemelvaartsdag
Vrijdag: Eelke van der Veen. (Eventueel fietsen in Zeeland? )
Week 23
Donderdag: Luik (PS- FGTB, PvdA Limburg)
Vrijdag: Aken (SPD, …., PvdA Limburg)
Week 24
Donderdag: Kerkrade Heerlen
Vrijdag: Heerlen Sittard Geleen
Week 25
Donderdag: Roermond – Reuver
Vrijdag: Reuver – Venlo
Week 26
Donderdag: Venlo –Nieuw Bergen
Vrijdag: Nieuw Bergen- Gennip – Groesbeek (?)
Week 27
Donderdag: Groesbeek – Heilige land stichting- Nijmegen.
Vrijdag: Nijmegen
Week 28
Donderdag: Nijmegen – Arnhem
Vrijdag: Arnhem
Vakantie
Een bezoek aan een belegerde vestiging
Kats, 1 mei 2011
Beste Allemaal,
De voettocht deze week begon waar ik vorige week eindigde, in Weert. Van daaruit zou ik via Swartbroek en Ell naar Thorn wandelen. Dat is best een eind maar gelukkig is het voorjaar van 2011 voor een wandelaar een zegen. ‘Met-zonder-jas-weer’ heet het hier thuis: fris maar niet koud, lekker in het zonnetje, geen regen en niet te veel wind… Met zonder jas betekent de jas in de rugzak, en monter op weg.
Weert lijkt een onbeduidend provinciestadje, maar voor je er aan voorbij bent, ben je een mooie tijd onderweg. Te voet betekent vertragen; wandelen gaat niet zo snel. Voor je een industrieterrein hebt gepasseerd, stap voor stap… dat duurt en duurt. Wat in Weert nu opvalt, is dat alles er tiptop bij ligt in de openbare ruimte. De laatste trottoirs worden recht gelegd, de laatste gaten uit het fietspad gedicht, want… de Koningin zal niet alleen Thorn bezoeken, maar nadien ook Weert. Zo krijgt het stadje waarachtig een nieuwe jas, zou je denken…
Eens Weert voorbij buigt na twee kilometer een weg rechts af, richting Swartbroek. Aan de linkerhand een bos, achter een hek. Als zo vaak, wandel ik nu over het fietspad. Het is stil. Terwijl ik het naambord van Swartbroek nader, zie ik dat het schors van de naaldbomen is kaalgevreten. Het is een vreemd en treurig gezicht. Een eind verder merk ik in het bos een heel vreemd beestje op. Het is spierwit en lijkt een kruising van een hert en een hond, een konijn en een kangoeroe. Ik geloof mijn ogen niet. Nooit zoiets vreemds gezien. Natuurlijk, dit is Limburg, en alles is hier mogelijk… maar wat is dit nu voor een schepsel? En wat zit daar verderop? Nog zo’n vreemd wit wezentje, met een kleintje erbij. En daar, dieper in het bos, nog één. Het lijken, waarachtig, witte kangoeroes….
Ik loop maar door. Even verderop, voorbij het bos, opnieuw achter hekken, een hoop lawaai en een gekakel van jewelste. Wat nu weer? Wat is dit voor een vreemde wereld? Swartbroek? Een bos met albinokangoeroes en een legbatterij voor kraanvogels? Ik vrees dat het zo is… Feestens Breeding Company… In de verre omtrek is geen mens te zien. Midden in het dorp dicht getimmerde panden, leegstaande appartementen. Wat is hier aan de hand? Het café, of gemeenschapshuis, is gesloten; winkels zijn er niet. Ik loop maar gauw door. Voorbij Swartbroek, buiten het dorp, zie ik herten achter weer een hek, en op datzelfde lapje grond lopen ook een aantal lama’s. Ik zou zeggen, ga zelf eens kijken daar in Swartbroek…
De weg naar Thorn leidt via de dorpen Ell, Hunsel en Ittervoort. Het is een mooi geordend landschap, met akkers, velden en bossen, met georganiseerde natuur en bijpassende wandel- en fietsroutes. Op de velden, vol van asperges, werken landarbeiders uit Polen, Roemenië of Bulgarije. Ze kijken me nooit aan en ontwijken elk gesprek, zelfs een groet. In de keurige, georganiseerde dorpen zie je na schooltijd kinderen naar huis fietsen. Vaders en moeders zijn aan het werk, maar niet op de velden… Waar dan wel?
Mensen vertellen me onderweg dat Thorn een vestiging is, waar je niet binnen komt. Het leger is er de baas, wegen zijn versperd, en ieders identiteit wordt gecontroleerd. Ik kan me er niets bij voorstellen. Meestal wordt de soep niet zo heet gegeten, zeg ik in mezelf… Ik zal overnachten in het pension van de familie Wassie, en een mooie generaal die me dat zal verbieden. Mijn rugzak weegt twintig kilo, het is wel goed. Ik wandel rustig voort. Maar wanneer Ittervoort gepasseerd is en Thorn wenkt, slaat de schrik me om het hart. Wegen zijn inderdaad afgesloten en verkeer wordt om- of afgeleid. Ik doe alsof ik niets zie, en passeer de eerste van ontelbare grote zandzakken, een kubieke meter groot, die in en om Thorn zijn opgesteld. Niemand zegt wat, niemand houdt me tegen, maar dat maakt mijn onzekerheid niet minder. Hoe lang zal ik verder kunnen lopen voor een soldaat me tegen de muur zet, mijn rugzak afneemt en naar mijn bedoelingen vraagt, denk ik. Het zijn onzinnige gedachten; de soldaten vervelen zich, en volgen lusteloos wat zich aan hun oog voorbij trekt.
Wat wel opvalt, is dat kinderen op straat spelen, fietsen, voetballen en met skelters rijden. En wanneer dat tot me doordringt (na uren lopen gaan gedachten echt heel veel trager dan normaal) realiseer ik me dat het verbannen van autoverkeer hiervan de oorzaak is… Wat een ongekende en weldadige rust!
Ik vind mijn onderdak in het mooiste logement van Thorn, boven het café van Leon en Gerrie Wassie. Nadat ik mijn rugzak heb afgelegd, het gezicht heb verfrist, en een poosje met de voeten omhoog op bed heb gelegen, wandel ik het stadje in, koop een bakje frites om de hoek, en kijk mijn ogen uit. Thorn is werkelijk prachtig, zo zonder drukte, zonder auto’s en met alom spelende kinderen. De huizen in dit oude, middeleeuwse plaatsje zijn op een enkel pand na wit gekalkt, en in het midden, hoog op een berg, staat een schitterende kerk, een basiliek welhaast.
Sinds de middeleeuwen was Thorn een vrouwenrijk. Een onafhankelijke staat, met een eigen munt, echt waar. Thorn werd bestuurd door dames. Deftige dames, maar toch… dames. Aanvankelijk werd Thorn gebouwd om een abdij, die door een abdis werd geleid en dus een louter kerkelijke betekenis had. Echter, in de loop der jaren kreeg de abdij en daarmee de staat Thorn een wereldlijk karakter. Thorn maakte onderdeel uit van het Duitse rijk, en behoorde dus nooit tot de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. De abdis van Thorn had dan ook een zetel in de Duitse Rijksdag. In het stadje woonden alleen maar dames, wordt nu verteld. Natuurlijk waren er enkele heren, zeker, maar die hadden, zo verneem ik, heel specifieke taken in de kerk, en in het onderhoud… Tja. De Franse Revolutie maakte aan dit bolwerk van feminisme en emancipatie een einde. Thorn werd door de Fransen ingelijfd in de Bataafse Republiek.
Waardoor werd Thorn nu wit? Na het vertrek van de dames uit de deftige huizen van Thorn, betrokken eenvoudige lieden uit de omgeving de grote panden. De Fransen introduceerden een centraal gezag en legden belasting op om het centraal gezag te vestigen. Die belasting werd berekend op het oppervlak en het aantal ramen in een woning. De eenvoudige, vaak arme nieuwe inwoners van Thorn hadden weinig op met die belastingen. Ze metselden terstond hun ramen dicht, en om die ingrepen te verbloemen, werden de huizen wit gekalkt. Zo werd Thorn van een vrouwenstad een witte stad.
Nu, aan de vooravond van Koninginnedag, is het plaatsje ingenomen door honderden militairen en evenzovele lieden van de televisie- en radiobedrijven. Overal zie je jeeps, zandzakken en verveelde militairen, of met kabels sjouwende technici. De mensen van de televisie gedragen zich als altijd hooghartig; Thorn is hun tijdelijke decor, de toevallige speeltuin, waarin zij zich als vanzelfsprekend alle rechten toeëigenen. Het is een wonderlijk en eigenaardig schouwspel. Burgers van Thorn lijken niet betrokken te zijn bij de voorbereidingen van het spektakel. Ik spreek twee mannen die langs een beek staan, en naar de moestuin turen. Ze moeten niets van de drukte hebben, en meer nog, ze vinden het allemaal knap overdreven. Vanmorgen moesten zij hun auto’s uit de garage halen en wegbrengen naar een door militairen bewaakt veld, ergens buiten Thorn. In de vooravond kwamen andere militairen controleren of de garages inderdaad waren leeg gemaakt. “Zo niet, dan zou de auto worden weggesleept, en zou een bekeuring volgen”, zegt een van de mannen. “Ik woon op vijftig meter van de Koninklijke Route, maar ik kom er mijn huis niet voor uit. Ik kijk wel uit.” Beide mannen lachen; ze hopen dat het gauw achter de rug is en de rust weerkeert. Ze vragen me naar Zeeland. Hoe het landschap er daar uitziet, en hoe je met de zee om je heen kunt leven tussen en achter de dijken. Ze vragen naar de aard van de grond in de polders en naar de gewassen die er geteeld worden. Ze proberen zich voor te stellen wat het is om over dertig, veertig kilometer voor je uit te kunnen kijken.
Een eindje verder is een regisseur van de televisie bezig om een podium te herschikken waarop muziek zal worden gemaakt wanneer de Koningin in Thorn aankomt. De aanvankelijke opstelling moet worden veranderd ten behoeve van de televisiebeelden, zoveel is duidelijk. Er is geen inwoner van Thorn betrokken bij dit soort zaken, wel integendeel. Tientallen mensen zijn ingehuurd om podia op te stellen, en kaders te plaatsen. Daarin kunnen vooraf bestelde en georganiseerde activiteiten worden uitgevoerd.
De volgende ochtend heeft Gerrie Wassie een overheerlijk ontbijt gemaakt, en ze vertelt lachend dat militairen afgelopen nacht door het dolle waren. Er bleek ergens in Thorn een man in een wit T-shirt zandzakken open te snijden met een stanleymes. Haar man Leon is om half één nietsvermoedend de hond uit gaan laten en ja, hij wist van niets… Hij had een wit T-shirt aan… Wat een paniek in Thorn, wat een opschudding… “Leon werd aangepakt, hoor,” vertelt ze lachend, “maar hij was niet de man die ze zochten.”
Even later bevestigden militairen het verhaal; zij hadden er ook van gehoord. De zakkensnijder werd niet gevonden. De jonge militairen konden er wel om grinnikken. Ze vervelen zich te pletter. Zes uur op wacht, vervolgens drie kwartier rijden naar een kazerne in Budel om daar vier uur te slapen, en dan weer terug, drie kwartier, en weer zes uur op wacht. Net als de inwoners van Thorn verlangen zij naar het moment dat de belegering voorbij is. Er worden nu, daags voor het evenement, vertelt een van de militairen, manschappen aangevoerd. In het totaal worden 1300 militairen en politieagenten voor Koninginnedag ingezet. Zelfs uit België worden ‘troepen’ aangevoerd om alles in goede banen te laten lopen. Het verblijf van de Koningin in Thorn en Weert kost negenduizend euro per minuut; de snelweg door Limburg wordt afgezet, verkeer van Noord naar Zuid wordt stil gelegd.
Pim Paulusma, lid van het landelijk bestuur van de Jonge Socialisten en verbonden aan de Wiardi Beckman Stichting, wandelt deze dag met me mee. Dat is gezellig. Wanneer hij om half tien met de bus voor het pension arriveert, maken we eerst een rondje door het voormalige Vrouwenrijk, en nuttigen op een terras aan de voet in de hoofdstraat, achter reeds geplaatste dranghekken, een kopje koffie met, waarachtig, een stukje Limburgse vlaai. Ballonnen worden opgehangen door mensen die speciale jacks dragen, waardoor zij herkenbaar zijn als lid van het organiserend comité. Andere mensen, voortdurend in gesprek via draagbare telefoons, zoeven voorbij op electrische karretjes, die je in sportprogramma’s weleens ziet, bij golfwedstrijden. Het is een aandoenlijk, vrolijk gezicht… Een stadje zonder bewoners, maar gevuld met dranghekken, militairen en werkvolk van radio, televisie en kranten. Het is een illusoire wereld; Pim en ik gaan rap op stap, via Wessem en Maasbracht naar Echt.
Onderweg, aan de Maas, passeren we een 125 jaar oude steenfabriek, waar jaarlijks twee miljoen ton klei wordt omgezet in dakpannen, bakstenen en ander bouwmateriaal. Er werken 35 mensen; wanneer we bij Wessem de hoge brug, paralel aan de A2, over de Maas oversteken, is goed te zien hoe veel en hoeveel verschillende bedrijven zich langs de Maasoevers hebben gevestigd. De Maas, voor wie in dit gebied niet bekend is, is niet alleen een snel stromende rivier op de grens met Vlaanderen, maar ook een gebied waar door afgravingen enorme plassen en meren zijn ontstaan, en daardoor een watersportparadijs van grote omvang.
Terwijl we in een scherpe zon door het Limburgse land wandelen, spreken we over de koers en het profiel van de sociaal-democratie, over de ontwikkelingen van en binnen de vakbonden. Pim vertelt enthousiast over zijn activiteiten binnen de ambtenarenbond ABVA/KABO. “Veel jongeren hebben zich daarvan afgekeerd en vinden dat het een oude mannenclub is”, zegt hij. “Ik vind dat als dat zo is, dat je je als jongeren daar uitgerekend mee moet bemoeien. We moeten dingen weer met elkaar organiseren, in een collectief verband. Mensen willen dat dingen goed geregeld zijn, energie, zorg, onderwijs. Daarover moet je je geen zorgen hoeven maken. Men wil in die zaken niet alleen staan, op een markt die niet is te overzien, en feitelijk niet bestaat. Als die ouderen binnen de bonden op basis van onderzoeken concluderen dat vakbondsleden de korting op pretparken het leukst en belangrijkst van hun lidmaatschap vinden, betekent dat nog niet dat die korting het motief moet worden voor de organisatie van en door de vakbonden. Bonden hebben een andere opdracht, en die moet centraal staan. Kortingsbonnen voor pretparken zijn dan mee genomen maar daar gaat het natuurlijk niet om”, stelt Pim.
Zo pratende, arriveren we in Maasbracht. Terwijl we een terras aan de Maas passeren, horen we in een café de reportage over het huwelijk van een van de Britse koningskinderen, William en Kate. Alle opwinding daarover was ons voorbij gegaan… Nu horen we de stem van de vrouwelijke commentator: “Daar zijn ze!” En een geluich van het publiek volgt. Even later verzucht ze: “Hoe gaat het nu verder?” Kortom, we vernemen in een zucht de essentie van de dag… Daar zijn ze, en wat gaat er nu gebeuren? In de dagen en weken aan het huwelijk voorafgaand, leek het alsof de wereld bevangen was door de betovering van een prinselijk sprookje… Miljarden mensen zouden voor de televisie zitten, suggereren de journalisten. Het is nauwelijks voorstelbaar.
We lopen naar het Julianakanaal. Bij de grote sluizen van Maasbracht kijken we voorzichtig naar het complex van deuren, sluizen en boten, die worden geschut over een hoogte van meer dan dertien meter. Pim en ik hebben beiden hoogtevrees, en als dappere sociaal-democraten vinden we een schuchtige blik meer dan voldoende…
Halverwege de middag zijn we in Echt, terwijl donkere wolken de zomerse hitte temperen, wind opsteekt en zich in de verte onweer ontrolt. We nemen de trein huiswaarts; Pim naar Utrecht, ik naar Zeeland. De volgende ochtend kijk ik inspannend en aandachtig naar de reportage over Koninginnedag in Thorn en Weert. Ik zie dat het podium bij het standbeeld van de muzikanten in Thorn is aangepast zoals de regisseur wilde, maar dat verder nauwelijks een beeld van het witte stadje gegegeven wordt. Het gaat de regisseur blijkbaar meer om de hakken van prinses Mabel of de glimlach van prinses Máxima, dan om de mensen langs de route of de gemeenschap van Thorn. In Weert is het niet veel beter. Het koninklijk gezelschap volgt een oranje loper en passeert schutters en ruiters, sportlieden en scholieren, en even, in een flits, nauwelijks zichtbaar, zie ik Dave, de orgelman van Weert, die de toon zet in zijn stad. Of het koninklijk gezelschap hem heeft opgemerkt kan ik niet opmaken; ik hoop het maar. Hij is zoveel aandacht waard.
Tot hier nu. Komende donderdag neem ik de draad weer op, in Susteren.
Hartelijke groeten van Jan