Vandaag en morgen te voet kris kras door Eindhoven. Een aantal jaren geleden, tijdens het PvdA voorzitterschap van Felix Rottenberg en Ruud Vreeman werd de gehele stad door de PvdA aan een onderzoek onderworpen. Dat was een spannend, intensief en leerrijk project. Mijn tocht is vanzelfsprekend veeleer bescheiden van opzet. Explodeert de economie van Eindhoven achter glimmende gevels van nieuwe, hoogontwikkelde industriële bedrijvigheid, dan ga ik op zoek naar de achterkant van die economie. Wie blijft achter, hoe handhaaft zich de kleine winkelier?
Maar eerst, voor vertrek nog achterstallig onderhoud. Verslag bijwerken, en mensen bedanken die ik vorige week ontmoette. Het is eigenlijk net allemaal te veel….
Auteur: Jan Schuurman Hess
zesde etappe: Frans, René en Wim.
Kats, 21 maart 2011.
Beste Allemaal,
Te voet, onderweg van Kats naar waar? Wat is het doel van deze tocht, twee jaar lang, twee dagen per week, buiten de schoolvakanties? Die vraag stelden Rene Cuperus en Frank Beckers de voorbije week indringend, tijdens onze wandelingen in de omgeving van het Brabantse Oisterwijk. En tegelijk lagen in die vragen andere kwesties besloten. Zoals, bijvoorbeeld, wat is de positie van de sociaal democratie, wat is de koers, en hoe moeten we hiermee verder. Heeft de Partij van de Arbeid nog zin, of moet je met andere partijen samen werken, en samen gaan?
Aanvankelijk stond mijn hoofd niet naar wandelen, en nieuwe indrukken.
Vriend Wim is overleden, volkomen onverwacht. Wim woonde in Kats; we deelden de Katse Brieven, de liefde voor taal en landschap, voor gemeenschap en verbondenheid. We deelden de zorgen om de kinderen, de zorgen om wie ons lief was, hier in dit dorp, in Zeeland, in ons land.
Wim woonde sinds kort alleen, in een klein huisje, hier twee honderd meter verderop, tegen de dijk aan. Hij was terug gekeerd van een reis naar midden Europa, waar hij contacten legde bij uitgevers in Bulgarije, in Rusland. Weer thuis probeerde hij de draad van zijn leven te hervinden.
Op woensdagavond, twee weken geleden, werd hij in het begin van de avond naar. Pijn in de borst. Hij had me daarover al gesproken, over die pijn. Onze dokter kon hij niet bereiken. In de avonduren kan je geen contact opnemen met een huisarts. Je wordt doorgeschakeld naar een huisartsenpost, ergens in Zeeland. Wim belde daar naar toe. Hij kreeg het gebruikelijke advies: Neem een kleine pijnstiller en morgen bent U de eerste. Later belde hij nogmaals, maar een arts wilde niet komen. Tegen half vijf in de nacht haalde hij zijn buren uit bed; de pijn was intussen ondraaglijk. De buren belden het noodnummer 112, maar een ambulance, zei de telefoniste, zou alleen maar komen na een oproep daartoe van een huisarts. Vervolgens werd voor de derde maal gebeld naar de huisartspost. Twintig minuten later arriveerde een arts; ze zag dat een ambulance nodig was om Wim naar een ziekenhuis te vervoeren. Toen uiteindelijk de ambulance er was, bleek dat deze ongeschikt was om Wim mee te nemen. Een tweede ziekenauto werd opgeroepen. Ondertussen voelde Wim hoe zijn krachten afnamen en kou zich in zijn lichaam vestigde. Hij wilde niet dood, zei hij, maar voelde de dood toch komen. Op het laatst zei Wim, Nou, dag dan maar… De tweede ambulance was te laat; het ochtendlicht wenkte de dag, de dood van Wim.
Dinsdag hebben we Wim begraven, hier aan de rand van ons dorp. Zijn kist werd beschilderd door zijn vier kinderen.
Wim schreef me in 2009: “We staan voor alle mensen. We geloven in alle mensen. We geloven in alle minderheden. We geloven in alle mensen die onze (ontwikkelings) hulp nodig hebben. We geloven in iedereen, ongeacht zijn of haar geaardheid. We geloven in de sterken en in de zwakken. We geloven in hen, en zij in ons. Alle mensen. Het is een leus om echt in te geloven, en een leus om naar te werken.”
Met de echo van die woorden reisde ik naar Oisterwijk. Op het station trof ik Rene Cuperus en Frans Becker, beiden verbonden aan de Wiardi Beckman Stichting, het wetenschappelijk bureau van de Partij van de Arbeid. Frans, als weinig anderen vertrouwd met de geschiedenis en die van de sociaal democratie in het bijzonder, wijst ons op een markant hotel in Oisterwijk, Bosch en Ven. Dat in 1920 geopende gebouw, ‘geheel in Engelse stijl’, was voor de oorlog niet alleen een vakantie adres voor koningin Emma en haar dochter Wilhelmina, maar na de bevrijding van Brabant, ook het onderdak voor het kabinet Gerbrandy. De regering startte in Bosch en Ven met de wederopbouw van Nederland. We kunnen niet na laten even te gaan kijken, en vinden Bosch en Ven in een wijk met grote villa’s en prachtige bomen.
“Laten we een kopje koffie drinken,” stelt Frans voor. “Misschien wel met een taartje,” suggereert Rene, “en kunnen we hier beginnen met de wederopbouw van de sociaal democratie.”Als kwajongens lachend gaan we naar binnen, zetten ons in de lobby bij het haardvuur en genieten niet veel later van verfijnde appeltaart en een heerlijk kopje koffie.
Kort na de middag struinen we langs een vaart, over verdorde bramenstruiken, op weg naar de Oisterwijkse vennen en bossen. Rene en Frans zijn werken aan een artikel waarin zij een analyse maken van de positie van de sociaal democratie, en een richting geven welke kant het nu op moet gaan. Kiezers haken af, en herkennen de sociaal democratie nog maar in beperkte mate. De inhoudelijke koers en de organisatorische kracht van de sociaal democratie moet op orde worden gebracht? Hoe? Welke kant op?
Volgens mij hebben burgers een afkeer van het openbaar bestuur omdat het niet werkt. Wie ’s avonds om een dokter vraagt, krijgt een telefoniste en de suggestie een paracetamol te nemen. Verder kan je letterlijk, dood vallen. In het middelbaar beroepsonderwijs word je van school gestuurd omdat je geen grote mond hebt. Als er wordt ingebroken, kan de politie een boef niet vinden. Maar je betaalt je suf, en tegelijk zie je dat schaamteloze zelfverrijking zowel in het openbaar bestuur als in de private sector, (bv. banken; advies en accountantskantoren) aan de orde van de dag is.
Sociaal democraten lijken wel eens te vergeten dat het openbaar bestuur, en alles wat daarmee direct of indirect samenhangt, een optelsom is van economische machten, nationale en internationale afspraken, politieke inzichten op basis van liberale, christen democratische en sociaal democratische partijen. Als er al een beeld zou zijn van een gewenste of gedroomde sociaal democratische orde, bestaat die in ieder geval in de praktijk niet.
De sociaal democratie identificeert zich evenwel nadrukkelijk met de publieke sector, en in zijn algemeenheid wordt de linkerzijde ook door de burgers vereenzelvigd met de publieke sector. Wanneer het niet deugt bij de overheid, in de verzorgingsstaat, in publieke of in semi publieke sectoren wordt de Partij van de Arbeid dat als eerste aangerekend.
Een groot deel van publieke taken is verzelfstandigd of geprivatiseerd. De rol van de overheid zal de komende jaren verder worden terug gedrongen; vaak wordt het beeld opgeroepen dat de overheid niet meer moet zijn dan marktmeester, regels stellen en controleren op naleving daarvan. Voor de sociaal democraten is dat nauwelijks een perspectief. Wat te doen?
Volgens mij is het nodig en kansrijk om opnieuw te beginnen met de eigen organisaties binnen (publieke) markten. Eigen ziekenfondsen, met eigen normen en waarden. Daarin kan de sociaal democratie laten zien waar zij voor staat wanneer het om de zorg gaat.
Laten we in antwoord op de ontmanteling van de energiebedrijven, eigen coöperatieven oprichten voor zonne-energie, en gascentrales. Laten we zorgen voor een verbinding tussen consumenten en coöperatieven van boeren; laten we initiatieven nemen in antwoord op alcohol en drugsmisbruik. Laten we zien dat een sociale beweging zin heeft, inhoud heeft, richting kent, en perspectief biedt, zowel voor burgers als voor werknemers.
Laten we vasthouden aan onze democratische opdracht; democratie en rechtstaat blijven voor sociaal democraten onwrikbare ankers voor een open, vrije en verdraagzame samenleving.
Laten we progressieve samenwerking organiseren van onder op, op basis van thema’s, op basis van onderwerpen, kwesties, op basis van dromen, zorgen en ergernissen, steeds met het oogmerk situaties en omstandigheden, organisaties, instellingen en bedrijven te verbeteren.
Laat duidelijk zijn dat zulke acties een permanent proces zijn, dat de sociaal democratie een voortdurende behoefte heeft om zich te voeden met verhalen, ervaringen en indrukken. En laten we duidelijk maken dat de sociaal democratische beweging permanent zoekt en blijft zoeken naar nieuwe vormen, naar nieuwe verbintenissen, naar nieuwe een nieuwe beweging.
Afgelopen zaterdag heb ik soep gekookt en pannenkoeken gebakken voor een groepje jongeren, hier in Zeeland. Zij gaan aan de slag met het onderwijs… niet met structuren of nieuw marmer met logo voor een college van bestuur van een volgend ROC, maar met ervaringen van Zeeuwse jongeren. Bovendien gaan zij op zoek naar alternatieven, naar manieren waarop onderwijs beter kan, menselijker wordt, inhoudelijk en organisatorisch aantrekkelijker. Zij schrijven nu een projectplan, ontwikkelen een website en organiseren een platform onder jongerenraden. Met soep en pannenkoeken starten zij hun eigen samenwerking, voorbijgaand aan partijpolitieke grenzen.
Ik geloof in soep en pannenkoeken als antwoord op een samenleving die gekleurd wordt door bonussen en auto’s met chauffeur; ik geloof werkelijk dat er iets anders mogelijk is dan een paracetamol voor de nacht van de dood… ik geloof, als we alle mensen aanvaarden dat het mogelijk is om richting te geven en perspectief te bieden.
Eenmaal thuis passeer ik het kerkhof aan de rand van ons dorp. Het graf van Wim ligt bezaaid met bloemen. Vogels zingen en de haasjes dollen op het veld achter het huis. Ik zou de tijd willen terug draaien, twee weken. Ik zou Wim, nadat op woensdagmiddag de piano werd thuis gebracht, in de auto willen stoppen en naar het ziekenhuis in Antwerpen willen brengen. Daar zou hij worden geholpen, zeker en vast. Maar zo is het niet gegaan. In plaats daarvan rijd ik naar het door Hans Simons en professor Vierhout leeg gevreten ziekenhuis van Goes. Wanneer ik daar het lot en de omstandigheden van Wim bespreek, vertrouwt een van de medewerkers me toe: “Ach, meneer…. Ik vrees dat dit vaker gebeurt dan U denkt. Ik mag dat niet zeggen, maar het is wel zo.”
Morgen ga ik verder, van Tilburg naar Westelbeers. Ik ben benieuwd. Het zal mooi weer zijn.
Dag Wim, dag.
Je Jan
Rondje Oisterwijk
Donderdag en vrijdag leidt de wandeltocht door de omgeving van Oisterwijk. Bossen, vennen, en het ontluikend voorjaar…. wie weet mooi weer. René Cuperus en Frans Becker, beiden verbonden aan de Wiardi beckman Stichting, wandelen donderdag mee. Ik zie enorm uit naar morgen; vrijdag keer ik van Oisterwijk naar Tilburg terug, met Manuela Fles, die stage loopt bij Partij van de Arbeid in Amsterdam.
Volgende week donderdag vertrek ik uit Tilburg in de richting van Eindhoven, langs het Wilhelmina kanaal. Op zoek naar Fresku, FC Eindhoven en Staf Depla.
vijfde etappe, vierde deel…. Inburgeren in Tilburg
Vijfde etappe, vierde deel… Inburgeren in Tilburg…
Tilburg. Natasja Holleman is al jarenlang “juf” in de basisschool van Kats, maar woont in Tilburg. Daar geeft zij in de avonduren voor het Centrum voor Buitenlanders inburgeringles in het buurtcentrum De Baselaer aan de noordkant van het centrum van Tilburg. Zij heeft me uitgenodigd hier eens te komen kijken.
Na mijn bezoek aan de Voedselbank, achter de kerk aan de Ringbaan West, is het ongeveer een half uurtje lopen naar de andere kant van het centrum. In de smalle straten, achter de kerk, met kleine arbeiderswoningen, zijn her en der carnavalssymbolen aangebracht. In andere woningen hebben bewoners alleen de vensterbank versierd met de kleuren van carnavalstad Tilburg, lichtgroen en oranje.
Wat mij zo opvalt, tijdens deze wandelingen is dat vrijwel niemand thuis is, overdag. Niet in Goes, niet in Krabbendijke, niet in Rucphen, en niet in Tilburg. Dat maakt nog al wat uit, en zegt veel over de organisatie van en in de samenleving. Er zijn geen kinderen die buiten spelen op straat, voor zo ver dat kan, tussen alom auto’s en het overschot aan vrijwilligers waar de publieke voorzieningen en organisaties op rekenen kan alleen gerekruteerd worden uit de oudere mensen, die wel thuis zijn.
Maar goed, op weg naar een inburgeringcursus. Ik heb geen idee wat ik me er bij moet voorstellen. Het Centrum voor Buitenlanders organiseert die cursussen in opdracht van de gemeente Tilburg. Volgend schooljaar zal de cursus overigens niet meer worden georganiseerd, vermoedelijk. De rijkssubsidie stopt; mensen moeten het in de toekomst zelf betalen, is de gedachte. Overigens is die inburgering wel verplicht, duurt achttien maanden, vier avonden per week. De lessen worden gegeven in het Nederlands.
Juf Natasja heeft me verteld dat de meeste cursisten na achttien maanden en vier dagen per week naar hun examen gaan. Slechts enkelen wachten nog op het examen; dus veel cursisten zullen er niet zijn.
Het is rond half acht wanneer de collega van juf Natasja, Peter Sonnemans, het wijkcentrum binnenkomt en me een kopje inschenkt. Hij heeft na zijn studie Nederlands vroeger in het middelbaar onderwijs les gegeven, en later in het middelbaar beroepsonderwijs. `Maar dat vond ik verschrikkelijk`, zegt hij nu. ´Het klimaat was er zo hard, niet alleen in de organisatie, maar voor al ook bij de leerlingen. Onderling, maar ook naar mij als docent.` Peter werd ziek en realiseerde zich dat hij een nieuwe koers moest in slaan. `Ik nam ontslag en geef nu les aan buitenlanders. Dat vind ik fijn.”
Even later komen twee Turks Nederlandse mannen binnen, Hasmet Yilmaz en Himmet Akca, respectievelijk 40 en 42 jaar oude. Beiden zijn als jonge arbeiders naar Nederland gekomen, en onmiddellijk aan het werk gegaan. De een als arbeider in een kas waarin paprika’s worden geteeld, en de ander als leersnijder in een meubelfabriek. Nog nooit waren beiden een dag zonder werk; de een werkt al vijftien jaar voor de zelfde baas; de ander achttien jaar. Ze zijn getrouwd en hun kinderen gaan in Tilburg naar school. Ze hadden al lang een Nederlands paspoort kunnen aanvragen, maar door het werk, en de loop van het leven zijn ze dat vergeten. Nu worden ze plotseling ‘oud-komers’ genoemd, en zijn ze door ‘de politiek’ gedwongen om een inburgeringscursus te volgen, aan het einde van een lange dag harde, zware arbeid.
Ze laten me de boeken zien van de inburgeringcursus. Het zijn grote, dikke lesboeken, met enorme lappen tekst. En leg maar uit wat het verschil is tussen een rivier, een kanaal, en een sloot. Leg maar uit wat Pinksteren betekent, en wat Nederlanders dan vieren en doen, wijs maar aan wat de jenever hoofdstad van Nederland is.
Echt, zo krankzinnig is het.
Daar komt nog bij dat de lessen in het Nederlands worden gegeven. Dat lijkt vanzelfsprekend, maar is het niet. Immers niet iedereen heeft een gelijkaardige vooropleiding; sommige mensen komen zo, ergens uit een bergachtige streek uit Afghanistan, of uit een hut in Somalië; anderen weer hebben een universitaire opleiding gehad, aan de andere kant van de wereld. Bovendien, iedereen spreekt een eigen taal, heeft geen of een heel beperkte kennis van het Nederlands…. Leg maar uit wanneer je vanuit Somalië komt, in het Nederlands, hoe je je moet gedragen wanneer je wordt uitgenodigd op een verjaardagsfeestje in een traditionele Hollandse familie, wat je dan meen neemt als cadeautje, en wat een glaasje advocaat met boerenjongens is.
Wat helemaal verbijsterend is, zijn de verschillende opdrachten buiten de school uren. Beide mannen, die hun hele leven al aan het werk zijn, worden geacht een uitzendbureau te benaderen en een sollicitatiegesprek te voeren. Nu, dat zou nog zin hebben om ervaring op te doen; echter er is geen uitzendbureau of werkgever te vinden die voor dit soort fratsen tijd wil vrijmaken.
Nasmet en Himmet hebben zich er door heen geworsteld; ze zullen het inburgeringexamen op 17 maart wel halen, verwachten Natasja en Peter. Voor de drie examendagen in Eindhoven moeten ze snipperdagen opnemen bij hun baas. Dat doen ze, hoor. Maar als je hen vraagt wat ze van deze cursus vinden, begrijpen ze niet waarom het zo zwaar moet zijn, en zo belachelijk. Veel liever hadden ze een cursus gehad, toen ze als jonge mannen hier kwamen, en de taal wilden leren, en iets van hun nieuwe omgeving wilden ontdekken. Maar goed, de achttien maanden, vier dagen per week, zitten er op. Bijna, alleen het examen nog…..
vijfde etappe, derde deel…. met de trein, en de bond…
Vijfde etappe, derde deel… samen reizen… met de bond…
Op het perron van het station in Goes, op weg naar Gilze Rijen, tref ik Rene Plug. We kennen elkaar van de lokale afdeling van dePvdA Noord Beveland, en hebben beiden een geschiedenis in het onvolprezen Alblasserdam. Samen reizen is zoveel leuker; Rene is bestuurder van de Abva Kabo, is veel per trein onderweg en reist gewoonlijk …..tja….eerste klas. Mijn kaartje geldt tweede klas… Rene schikt. We lachen.
Ik vraag Rene naar zijn poging om de bond te interesseren voor m,n voettocht. Dat is niet gelukt, vertelt hij. De FNV is een onafhankelijke, neutrale organisatie, en niet verbonden aan een politieke partij. Dat weet ik en begrijp ik. Ik ben ook lid van de bond.
Ik werp tegen dat mijn voettocht bedoeld om een impuls te geven aan de hele sociale beweging, aan de sociaal democratie in brede zin. Dat kan toch niet zonder een bondgenootschap met de vakbond?
Hoe kan het toch zijn, denk ik later, dat de PvdA zelfs bij haar ogenschijnlijke bondgenoten een zo hoge drempel op roept dat een openlijke en vrije uitwisseling van initiatieven, gedachten en plannen onmogelijk wordt. Is dat in het belang van de onder- en middenklasse? Is die verwijdering in het belang van die mensen, die zich moeten verenigen om gehoord en gezien te worden? Ik begrijp heel goed dat leden van de bond, ook verbonden zijn aan andere partijen, zelfs aan de PVV. Ik ben me bewust van de verwijdering die in de loop der jaren in de sociaal democratische familie is ontstaan. Maar de ervaringen van het verleden bieden weinig perspectief op de toekomst. Solidariteit is een individuele aangelegenheid geworden, maar dat is een doodlopende straat. Ik ben ben er van overtuigd dat in de toekomst dat nauwe samenwerking weer noodzakelijk en vanzelfsprekend wordt… Voorwaarde is dat de sociaal democratie zonder oordeel en over alle verschillen tussen mensen een werkelijk verbindende kracht wordt voor alle grote en kleine groepen en organisaties, hoog en laag, klein en groot. Maar dit, terzijde.
We spreken in de trein over de ontwikkelingen in de zorg, over schaamteloze zelfverrijking in de publieke sector. In een van de zorginstellingen in West Brabant is nu een oud staatsercretaris uit het kabinet aangesteld en de man strijkt maandelijks, let wel, maandelijks, vijftigduizend euro op. In dezelfde instelling wanhoopt het personeel, en springen patiënten van ellende voor de trein. Je moet maar durven…. Ooit in het kabinet den Uyl…
We spreken ook over onze oud partijleider, en premier, Wim Kok, die aan dringt op een aanpassing van het ontslagrecht. We begrijpen niet dat Wim daar mee komt, als oud vakbondsman, als voormalig leider van de sociaal democratie. Zou hij dan niet weten hoeveel mensen worden uitgeknepen met flexibele contracten? Wat het betekent om een hele week te moeten werken voor een onvolledig salaris, en geen enkele sociale zekerheid? Helpt ons dat in wat Wim noemt de concurentie met China, met India?
Rene vertelt over de op handen zijnde ontslagen bij de beslastingen. Vijfduizend mensen moeten er uit, volgens de plannen van het kabinet. Dat gaat de overheid veel geld, veel gederfde inkomsten schelen, schat hij in. De vakbond werkt aan een zwartboek over de belastingen. Voor we het weten, nadert Roosendaal. Rene is op weg naar Rotterdam; ik ga Brabant in.
Voor het vertrek laat hij foto’s zien van een coöperatieve van ouderen op het eiland Curacaou. “De mensen hebben daar nauwelijks pensioen. Ze maken thuis kleine, aardige dingen voor toeristen, en hebben een winkeltje waar het verkocht wordt. Eigenlijk willen ze een atelier hebben, waar ze met elkaar kunnen werken. Dat is gezelliger, en fijner werken. Het kost 20.000 Antilliaanse guldens, zeg vij duizend euro. Dat zou ik nu eens graag bij elkaar brengen. Zulke initiatieven, samen werken en zo een centje bij verdienen, daar gaat het toch om…? En zo is het maar net.
We nemen hartelijk afscheid, de Rene van de bond en ik, van de partij.
Vijfde etappe, tweede deel. Van de voedselbank… en het gezicht
De kerk is eenvoudig te vinden. Het gebouw herken ik van een foto uit de krant. Is dit niet de kerk van de Tilburgse pastoor die ’s morgensvroeg de kerkklokken luidt? En eindeloos in gevecht is met het gemeentebestuur? Ik moet me sterk vergissen als het niet het geval is.
Door een poortje in een gesloten muur, terzijde van de Margarita Maria kerk ontdek in een pad door eem grote moestuin. Het pad leidt naar een trapje, dat naar beneden leidt. Onder de kerk is een kleine zaal waar wekelijks de voedselbank wordt georganiseerd door een groep van vrijwilligers onder leiding van Sanne en Fons Pluym. Op de een of andere manier moet ik aan het werk van Louis Paul Boon denken, aan de Kapellekensbaan, en Pieter Daens…
In de ruimte zijn Cor, Jan, Wil en Sanne aan het werk. Geleverde goederen worden uitgepakt en gesorteerd; kartonnen dozen gescheurd. Ik geef iedereen een hand, leg iets uit over de voettocht en zonder veel woorden ga ik aan de slag. Ondertussen vertelt Sanne over haar voedselbank. Zij heeft zelf in de meest ellendige omstandigheden geleefd, en het gaat haar nu beter. “Als je weet wat het is om van de voedselbank afhankelijk te zijn, begrijp je ook de betekenis van dit werk,” zegt ze. “Ik ben niet meer als een ander, hoor.”
Alleen wie is door verwezen door maatschappelijke instellingen kan een beroep doen op de voedselbank. Intussen zijn ruim honderd gezinnen zijn afhankelijk van de paketten; Sanne schat dat zeker 45 kinderen in die gezinnen opgroeien.
De producten die worden verdeeld komen bedrijven en zijn afgeschreven; niet over de datum…. maar niet verkocht. Sommige bedrijven willen niet dat hun producten herkend worden; in die gevallen moeten etiketten worden verwijderd. Dat doen we met blikjes bonen en boontjes. De vrijwilligers van de stichting voedselbank Tilburg doen alles met een blij gemoed, en volle overtuiging. Subsidie van de gemeente krijgt de voedselbank niet, integendeel. Sanne: “Er is een andere stichting actief, die krijgt wel subsidie van de gemeente. Daar heet de voorzitter van het bestuur ook directeur… ik doe gewoon mijn werk, en ben één van het volk. Wij hebben geen zin om ons geld te geven aan dure accountants om een glimmend jaar verslag te maken. Wij doen ons werk, en er blijft nergens iets hangen. Maar wij zijn ook van niemand afhankelijk. Subsidie kan ons niet worden afgenomen; dat betekent dat ons werk gewoon door kan gaan. Dat is de zekerheid die we hebben. Autonoom en onafhankelijk. Wij werken voor een glimlach. Dat is ons loon, en het doet goed. ”
Eens in het jaar gaan de vrijwilligers van de voedselbank met de kinderen van de gezinnen naar de kermis. De kermisklanten geven de kinderen vrij baan. Dat zijn prachtige dagen; de foto’s staan op de website van de stichting. http://www.voedselbanktilburg.nl
Toen de voedselbank op zoek was naar een ruimte om te kunnen functioneren, kwam men terecht bij de kerk aan de Ringbaan West, die belangeloos ruimte vrijmaakte. Sanne: “Het is niet bedoeld om zieltjes winnen, hoor. Maar de kerk heeft een hart, en ruimte. Het kost ons niets. Wij, de vrijwilligers en onze klanten, zijn er blij mee.”
De volgende dag keer ik nog even terug. Op vrijdag worden de voedselpaketten uitgereikt, en ik ben iets vergeten te vragen. Buiten, op het pad door de moestuin staat een groepje mensen; één voor één worden ze binnen geroepen. Ik sta tussen zwijgende mensen, de gezichten naar de grond. Jong, oud, netjes gekleed of haveloos…. Armoede heeft geen naam, maar een gezicht van schaamte en schuld.
Vlak voor de ingang ligt een kleed op de grond; daar liggen wat poppen, knuffels, en tweede hands kinderkleertjes. En een kist met opvallend goede literaire boeken. Wie wat denkt te kunnen gebruiken, kan het mee nemen. Een klein manneke van vijf jaar scharrelt er op getogen tussen, en houdt aardige kleren omhoog. Zijn moeder schudt het hoofd. “Je moet het wel passen,” zegt ze.
Binnen kan ik gelijk een handje helpen. Dat doet deugd. De vrijwilligers hebben carnavalskleding aangetrokken. Dat maakt alles wat vrolijker. Sanne legt me uit hoe de verschillende producten moeten worden opgesteld. Ooit vroeg ze een waarderingssubsidie aan bij de gemeente, maar kreeg die niet. Het maakt haar inzet, en die van de andere vrijwilligers niet minder.
Ik vraag haar waarom ze afkeer heeft van de sociaal democratie, van de PvdA. Ze kijkt me aan, verrast. Ze gaat door, pakt nieuwe potjes met woksaus en zet die op tafel. “Dat is een goeie vraag, “zegt ze na enige tijd. “Ik weet het niet.”
vijfde etappe. Eerste deel: per trein naar Tilburg…..
Tilburg.- Voorbereid een wandeling van Gilze Rijen naar Tilburg, maar alles verliep anders, opnieuw. Terwijl de conducteur vertelde dat ik in Breda moest overstappen, meldde een geschokte machinist dat “wegens een aanrijding met een persoon verder treinverkeer niet mogelijk zou zijn.” Drie weken geleden gebeurde hetzelfde, tijdens een ritje van Goes naar Bergen op Zoom. Nu moest iedereen in Breda de trein verlaten. Medewerkers van de spoorwegen konden nog geen details geven, behalve dan dat een dag voordien een zelfde incident had plaats gevonden. Het treinverkeer naar Gilze Rijen zou urenlang gestremd blijven. Het alternatief bleek een verlengde bus naar Tilburg via Oosterhout en Dongen.
Volgens officiële gegevens plegen jaarlijks 1600 mensen in Nederland suicide en ondernemen 100.000 mensen een poging daartoe. In Vlaanderen is de minister van Volksgezondheid, Jo van Deurzen, juist begonnen met een offensief om het aantal zelfdodingen terug te dringen. Volgens de officiële gegevens van de spoorwegen en Pro Rail springen jaarlijks gemiddeld 200 mensen voor de trein. Ik kan me niet voorstellen dat deze cijfers correct zijn.
De gebeurtenissen voor de trein, een aanrijding met een persoon, wilden niet uit mijn gedachten verdwijnen.Waarom vandaagiemand voor de tein; waarom gisteren iemand voor de trein, waarom? Wat is er in de samenleving aan de hand dat mensen een zo radicale daad stellen en daarmee een eind aan hun leven maken? En dat als niet als een incident, maar dag in, dag uit? Eerder deze week sprak ik Joyce Vermue uit Schoondijke. Zij werkt voor he Maatschappelijk Werk in Zeeuwsch Vlaanderen en vertelde dat het aantal mensen dat in ernstige financièle problemen is gekomen met 200 procent gestegen is in een jaar. Wie zich aan meldt voor schuldhulpverlening moet maanden wachten voor men aan de beurt is. Hebben dit soort ontwikkelingen, en het verdwijnen van sociale samenhang iets te maken met zelfdodingen?
De busrit door Brabant werd een helletocht. Op elkaar gepakt, mijn hoofd tegen de rug van een jongen, in mijn rug een studente met haar vriend, werden we bij iedere rotonde naar links of rechts getrokken en leek het alsof de bus elk moment zou kunnen omvallen. Na bijna twee uur hield de bus stil, bij het station van Tilburg.
In het restaurant van de Hema in Tilburg, in een hoekje, schreef ik mijn eerste indrukken. Ondertussen arriveerden, zo aan het begin van de middag, verschillende ouderen, die elkaar allemaal kenden, zo bleek. Er werden handen geschud, tafels aan elkaar geschoven en zelfs werd er ruimte gemaakt voor een aantal ouderen in reusachtig grote scootmobielen. Een van de oudere dames nam het voortouw. Zij ritste van verschillende tafels reclamefolders en haalde er bonnen uit. Met een bonnetje kon je tegen reductie twee tompouzen kopen, en met een ander bonnetje twee kopjes koffie. “Iedereen twee tompouzen de man, en twee koffiekes?” vroeg ze. Niemand beheerste zich.
Jacqueline en Sabina, achter de kassa van het restaurant van de Hema, verbazen zich niet meer over het inhalig gedrag van de vaste klanten. “Van ons hoeven ze de bonnetjes niet eens te scheuren, maar ze doen het gewoon. De meeste mensen zijn vaste gasten. Het is hier eenvoudig, goedkoop en netjes. En de mensen vinden het een uitje; ze spreken met elkaar af. Sommigen komen elke dag, anderen eens in de week. ’s Morgens komen er mensen voor een goedkoop ontbijt; dat worden er steeds meer.”
Ik verlaat de Hema en doorkruis het centrum van de vroegere textielstad. Ik heb een afspraak met de vrijwilligers van de voeselbank Tilburg. Zij hebben me aangeraden bus vier te nemenen uit te stappen ter hoogte van het GGD gebouw. Schuin aan de overkant van de GGD zou een kerk moeten staan, waar achter de voedselbank te vinden zou zijn.
———–
enkele waarnemingen
Enkele observaties voorafgaand aan het verslag van de vijfde etappe.
1. Huizen in dorpen en steden zijn overdag vrijwel verlaten zijn, overdag. Je ziet en treft nauwelijks mensen thuis; bedrijven zijn onbenaderbaar, gesloten achter hekken, of glimmende gevels e n deuren. Wanneer er mensen op straat zijn, zijn dat ouderen in de buurt van winkelcentra of supermarkten. Maar…. niemand is thuis.
2. Een opening naar de organisaties die in het verleden tot de sociale beweging behoorden, gaat niet of moeizaam. Verbondenheid met de sociaal democratie blijkt bijvoorbeeld een hindernis om in contact te komen met de FNV, met het dagblad de Morgen in Vlaanderen.
3. Het reizen naar en van start en eindpunten van verschillende etappes per trein is een hachelijk avontuur. Van de vijf keer op weg, werden mijn medereizigers en ik, nu al tweemaal gestopt door ‘een aanrijding met een persoon’. Tussen Goes en Tilburg sprongen op een dag drie mensen voor de trein. De ervaringen van het personeel van de spoorwegen zijn indringend en laten zich niet uit mijn hoofd glijden. Wat te denken, bijvoorbeeld, van het bejaarde echtpaar, onlangs, dat hand in hand het perron afstapte en onder een aanstormende trein liep?
4. Volgens officiële cijfers worden in Nederland jaarlijks 1600 zelfdodingen gepleegd; 200 daarvan voor de trein. Ruim 100.000 mensen zouden een poging tot suicide ondermenen. Ik betwijfel de juistheid van de cijfers van de NS en Pro Rail… maar hoe het ook zij… wat betekenen die cijfers, in het licht van de toestand van de samenleving?
5. Wie met werknemers praat in het onderwijs, in de zorg, transport, veiligheid of maatschappelijke samenhang, hoort overal dezelfde klacht. Een dikke laag van bureaucratie blokkeert een goede werking; contracten en contacten zijn vluchtig en leiden tot onzekerheid. De zwakste mensen in de samenleving betalen als altijd in de geschiedenis de hoogste prijs.
6. Maakt de overheid, en haar geprivatiseerde of verzelfstandigde onderdelen, een vitale, rechtvaardige indruk; speelt het publieke domein de evenwichtige rol die de sociaal democratie nog steeds veronderstelt?
7. De voettocht moet niet alleen woorden, verhalen en gedachten op leveren in het licht van de sociaal democratie; ik hoop ook een beeld te geven van de samenleving en antwoorden te vinden op de rol en betekenis van de overheid en hoe zich die verhoudt tot de uitgangspunten en idealen van de sociaal democratie.
8. Wat zou het mooi zijn wanneer aan het einde van de voettocht ook een richting gevonden kan zijn voor een perspectief van de sociaal democratie.
Vierde etappe Van Breda naar Natte Laarzen….
Breda.- Welke kant op? Voor het vertrek heb ik een aantal administratieve zaken op orde moeten brengen, en in overleg, op het laatste moment besloten om te wandelen in de richting van Baarle Nassau, dat wonderlijke plaatsje wat met Baarle Hertog onbegrijpelijke grenzen deelt. Het ene been in Nederland, het andere in België. Maar wanneer ik mijn trein mis, en pas aan het einde van de ochtend in Breda arriveer, weet ik niet of ik de afstand nog kan overbruggen.
Vlak bij het station is de VVV en wanneer ik naar overnachtingsmogelijkheden vraag, en de richting van Baarle Nassau, slaat me de schrik om het hart. Alleen al naar de rand van de stad is het vijf en twintig minuten tot een half uur fietsen. Dat is minstens acht kilometer; te voet ruim anderhalf uur. Zal ik de bus nemen naar de rand van de stad? Nee, dat is niet eerlijk… te voet, en welgemoed en dus opschieten maar.
Breda is een drukke winkelstad, met een lange, rijke geschiedenis, die terug gaat tot de Middeleeuwen. Het is ook een garnizoensstad en heeft een oude band met het Huis van Oranje Nassau; voor het onderwijs en gezondheidszorg is Breda de centrumgemeente van West Brabant. Breda wordt grensstation voor de hogesnelheidstrein tussen Amsterdam, Brussel en Parijs, en zal, op korte termijn. ook het centrum worden voor Justitie en Politie, niet alleen van West Brabant, maar ook voor de provincie Zeeland.
Ik zoek mijn weg door het winkelend publiek in de richting van Ginneken en Ulvenhout, vroegere dorpen buiten Breda. Het valt niet mee, de juiste straten te vinden, maar eens op de Ginnekenweg is het eigenlijk alleen maar rechtdoor. Ik verbaas me over de statige huizen, stadsvilla’s, die je zo, in Zeeland eigenlijk niet kent. In een voorzichtige bocht zie ik een gevel uit het begin van de vorige eeuw, dat beeldhouwde boomstammen als versiering draagt. Het lijken gevels die uit de Cogels Osey Lei zijn weg geplukt, die beroemde straat in de wijk Zurenborg, in Antwerpen. Een eindje verderop zie ik in een van de panden, kinderspeelgoed, en moderne meubels in een ruime, lichte kamer. Kinderen die hier op groeien, denk ik, zijn gelukvogels en gelukkig maar. In Libië is kolonel Kahdaffi de baas en zijn militairen en huurlingen bombarderen de bevolking, ook de kinderen. De angst van oorlog en bombardementen tekent kinderen voor het leven. Je komt daar nooit van af. Met deze gedachten dwaal ik door de stad, wanneer ik, in een van die mooie panden, een winkeltje zie van Unicef, de organisatie van de Verenigde Naties voor kinderen. Dat treft. Wat beweegt de vrijwilligers die hier werken? Wat is hun verhaal? Waarover maken zij zich zorgen? Wat is de droom?
Een oudere heer is enigszins verbaasd wanneer ik de winkel binnen stap, en vraag of ik mijn rugzak even mag af doen. “Ja, ja,” mompelt de heer, “inderdaad, vrijwilliger. Eens in de twee weken op donderdagmiddag. Ik heb mijn hele leven in het onderwijs gezeten en hou enorm van structuur. Dus ik plan mijn donderdagmiddag hier, eens in de twee weken.”
Op dat moment komt een oudere dame de winkel binnen, scharrelt iets in een kast, kijkt verbaasd en licht geërgerd naar de ongenode gast, met rugzak. “Mevrouw kan hier beter het woord doen,” meent de oudere heer. “Zij is ook vrijwilliger.” De dame knikt, maar wil weinig woorden vuil maken. Ze verwijst naar de website van Unicef. “Daar kunt U alles vinden.” Het is duidelijk, een wandelaar met een rugzak is hier niet welkom.
Ik loop verder, Breda uit, van de deftige wijk naar de wijk met de stadsvilla’s, van de wijk met de stadsvilla’s naar de wijk met de grote huizen, en uiteindelijk echte oude Huizen met het hockeydoel in de voortuin. Onwankelbaar dit geluk, onaantastbare voorspoed aan de rand van een oude Brabantse provinciestad.
Voorbij de grens van de stad wordt het landschap herkenbaar, vlak, landerijen, landgoederen, boerderijen. Het is koud en grijs, nog steeds. De wind uit het oosten tegen. Ik ben laat en wandel sneller dan gewoonlijk. Zou ik voor het donker nog Baarle Nassau halen? Ik betwijfel het. Het lijkt alsof er aan de weg naar Chaam geen eind komt. Halverwege zie ik een herberg aan de overzijde van de weg; er brandt licht. Onder zware oude beuken staat een rode vrachtauto met een blauw nummerbord, een old timer. In de laadbak staat een reusachtige stier; ik vermoed zo, n vervelend plastic ding is, maar plots beweegt het beest zijn indrukwekkende kop en we kijken elkaar aan, oprecht verbaasd. Alsof we van elkaar zouden willen weten wat ons te wachten staat. Ik schud mijn hoofd en wandel door…. Nee, ik ga de herberg niet binnen; ik wil het lot van de stier niet weten.
Aan het eind van de middag wordt het onaangenaam koud en donker, vroeger dan gewoonlijk. Ik wandel Chaam binnen en ga op zoek naar een slaapplaats. Bij een van de eerste huizen van het dorp krijg ik weinig bemoedigende berichten: nee, in Chaam kun je niet terecht. Ik wandel snel door, naar het centrum. Bij een bushalte spreek ik twee dames aan. Zij wijzen op een leegstaand en ontmanteld hotel en verontschuldigen zich. Ze zijn een dagje uit, en per toeval in Chaam beland. Op dat moment krijg ik een telefoontje van thuis; een plotselinge kaakontsteking manifesteert zich en mijn komst naar huis is dringend gewenst.
Binnen enkele minuten meldt zich een streekbus in de richting van Breda. Met mijn OV kaart schuif ik langs het logo in de bus. De chauffeur zegt me dat het niet juist is, en ik veeg normaals met mijn kaartje over dat OV ding. Er wordt bijna acht euro afgeschreven, zie ik in een flits. Daarna moet ik nogmaals inchecken van de chauffeur, waarna nogmaals bijna vier euro wordt afgeschreven. Reclameren bij de chauffeur heeft geen zin. De man kan er niets aan doen; ook hij verafschuwt het systeem. Het is de zoveelste maal dat me dit gebeurt. In mijn dorp, op mijn eiland en in de verre omgeving kan ik die OV kaart niet opladen, dus op het station van Breda vind ik een mevrouw van de NS zo vriendelijk dat voor me te regelen. Op de een of andere manier kan ze mijn reisgedrag achterhalen en ontdekt alzo de afschrijving van meer dan tien euro om 17 uur 11 in Chaam. Ze kan er niets aan doen maar adviseert me contact op te nemen met de firma die de OV kaart exploiteert. Ik heb geen idee waar dat bedrijf gevestigd is, en wie ik daarvoor zou moeten aanspreken.
Op momenten van machteloosheid zou je wel eens iets willen terug doen. Ik bespaar me de ergernis en vervloek de mensen die verantwoordelijk hiervoor verantwoordelijk zijn.
De volgende morgen kunnen we pas rond het middag uur naar een tandarts; het is te laat om daarna nog naar Brabant te reizen en verder te wandelen. Wat nu te doen?
Dan helpt het toeval een handje. Vrijdagochtend ontdek ik een berichtje van een mevrouw uit een van de naburige dorpen. Zij had, terwijl ik in Breda wandelde, in een plaatselijk weekblad over mijn voettocht gelezen. Ze is actief voor Internationale Kinderhulp en organiseert daarvoor een wandeling, op 3 april. Misschien is het aardig om dan mee te lopen, vroeg ze in een klein @ berichtje. Nu ik niet meer voldoende tijd had om naar Brabant te reizen, besloot ik haar op te zoeken, nog diezelfde middag.
Het werd een bijzonder gesprek. Internationale Kinderhulp zet zich in voor wezen en verlaten kinderen, in 17 van de allerarmste landen, in alle delen van de wereld. De kinderen krijgen in een dorp een dak boven hun hoofd, en goed en degelijk onderwijs. Het is heel directe hulp, er blijft geen geld aan de strijkstok hangen. De organisatie heeft een christelijke achtergrond en die geldt ook voor de mevrouw die mij hartelijk ontvangt, thee zet en op de praatstoel gaat zitten. “Het was toeval dat ik in dit werk terecht kwam,” vertelt ze. “Op een dag in 1997, wandelde ik langs een huis waar Internationale Kinderhulp bleek gevestigd. Ik had enorm de behoefte om iets voor kinderen te doen. Dat had te maken met mijn jeugd.”
De mevrouw is midden veertig; getrouwd, moeder van twee kinderen. In haar jeugd woonde ze enige tijd met haar familie in Canada. Daar werd ze, samen met een vriendinnetje, slachtoffer van sexueel geweld; de conciërge van de flat waarin zij woonden misbruikte de meisjes wanneer de ouders weg waren. Het geloof heeft mevrouw de kracht gegeven om de gruwel te doorstaan en te verwerken. Bovendien is het haar inspiratiebron om voor de kwetsbaarste kinderen in de armste landen actief te zijn. “Ik zorg voor sponsoring, maar er ook voor dat wanneer we transporten naar bijvoorbeeld Roemenië sturen, dat alles, maar dan ook alles geregeld is. En als ik zie dat alles goed is, en de kinderen het goed hebben, ben ik zo dankbaar dat ik dit mag doen.”
Op 3 april wandelt ze met een klein clubje gasten door het schorre en slikkengebied ‘het Verdronken Land van Honte en Hinkele’ aan de Westerschelde, nabij Rilland Bath. Iedereen betaalt 5 euro, en die gaan naar het goede doel; alle kleine beetjes helpen. Ik zal mee gaan, beloof ik. Wanneer ik weer naar huis ga, laat ze een klein rond steentje zien, uit de Middeleeuwen. “Dit heb ik daar al eens gevonden; het is geglazuurd. Niemand in Zeeland kent het gebied, en door de verdieping van de Westerschelde, vrees ik, dat het snel zal verdwijnen. De golfslag neemt toe en de en de stroom wordt verlegd.”
Wanneer ik afscheid neem, belooft ze me dat binnen het kerkgenootschap een oproep zal doen om me slaapplaatsen onderweg aan te bieden. Dat gebaar treft me enorm.
Wie mee wil wandelen: Zo meldt je je aan: Voor 1 april a.s., tel. 0113-343969 of mail christa@intern-kinderhulp.org Deelname is op eigen risico! Kosten: € 5,- p.p.
De Opbrengst is voor “IKN”. Zie www.internationalekinderhulp.nl
Katse Brieven, aangevuld
Voorafgaand aan de voettocht wilde ik een boekje maken van de Katse Brieven, maar het ontbrak me aan de daartoe nodige middelen, en tijd. Nu, in deze vorm, is hier alles beschikbaar, en dat is een groot geluk. Wie wil kan eens iets lezen over achtergronden en ideeën, en ziet dan zo dat dit alles geschreven is voor de vuist weg, recht uit het hart…. met alle onvolkomenheden vandien. Dat is het voorrecht van een website boven een gedrukt exemplaar…. het is nu leesbaar, voor een ieder.
Veel plezier.