Tholen (eerste deel) Over afstanden gesproken…

Tholen.- Wie Tholen links laat liggen, of er met een auto overheen rijdt, doet niet Tholen maar zichzelf onrecht. Tholen en het naast gelegen st. Philipsland, zijn bijzondere eilanden in een vaak vergeten uithoek van de Zeeuwse delta. Het is hier stil en wijds, besloten en zo groots. Familiebedrijven vormen de kern van de economie; sobere kerken behoeden de protestantse traditie. De landbouw bepaalt de schittering van de winterzon op de geploegde akkers en doet dat al eeuwen.
Je komt niet zo maar op Tholen. Vanaf de dijk bij Kats kijken we op Tholen maar de reis met het openbaar vervoer leidt vanaf Noord Beveland naar Goes op Zuid Beveland, en vandaar per trein via Kapelle, Kruiningen, Krabbendijke, Rilland naar Bergen op Zoom in West Brabant. Vanaf Bergen op Zoom rijdt vervolgens een bus naar het oude stadje Tholen. De afstanden in Zeeland versterken het beeld van Zeeland als uithoek in het land.
Tholen is een oud stadje, verbonden met het water en West Brabant. Tholenaren zijn voor voorzieningen niet op Middelburg gericht, maar op Bergen op Zoom en Roosendaal. Dat bepaalt ook gelijk de problematiek van Tholen. Er is behoorlijk wat industrie maar de middenstand kwijnt in een relatief marginaal bestaan. Mensen doen boodschappen in Brabant. Wandelend door het stadje kom je zelden iemand tegen. Alleen voor het oude stadhuis zie ik een groepje mensen, feestelijk gekleed voor een bruiloft. De mannen roken; de vrouwen wenden hun blik af.
Buiten Tholen, in de omgeving van het reusachtige gemeentehuis, op weg naar Scherpenisse passeer ik Elfie, een Surinaamse mevrouw die aan de wandel is. “Ik ben in mei met pensioen gegaan,” vertelt ze, “en dan doe je de eerste maanden niks meer. Ik ben twee kilo aangekomen…”Ze lacht hartelijk. “Vandaag ben ik weer begonnen met bewegen; elke dag een uurtje wandelen.”
Elfie is eind jaren zeventig naar Nederland gekomen; aanvankelijk op st. Maartensdijk maar al gauw in Tholen. “Ik vond het heerlijk in ‘Smerdiek’ zegt ze over st. Maartensdijk, “dat was echt mijn thuis. Dat is Tholen niet. Daar leeft men met de bijbel. Onderling hebben die mensen het goed; ze zijn vriendelijk. Ik zal er niets van zeggen maar als je er niet bij hoort, besta je niet echt. Ik word hier altijd ‘die zwarte’ genoemd, nooit de Surinaamse mevrouw. Maar ja… ik moest naar Tholen, voor het werk.”
De inspanning van het uurtje wandelen om Tholen laten zich merken. Elfie puft en transpiratiedruppeltjes kruipen over haar voorhoofd. “De eerste keer is altijd zwaar maar over tien dagen wandel ik alweer voor mijn plezier,” zegt ze met een lach.

Ze werkte in het geweldige ziekenhuis de Lievensberg in Bergen op Zoom (zeg ik uit eigen ervaring.) Ze voelde zich daar thuis en gewaardeerd. De hulp die ze daar kreeg toen haar man ongeneeslijk ziek werd en na twee overleed, is onvergetelijk, vertelt ze: “Ik werkte maar gewoon in de kantine en de keuken van het ziekenhuis, maar de artsen waren voor ons toch heel goed. We hebben alle hulp gehad! Weet je, …wat is het ziekenhuis groot geworden in die jaren. Eerst werkte we met 600 mensen; nu 1800 mensen. In het begin kende ik overal de weg; nu moet ik soms zelfs de weg vragen. Dan werk ik er zoveel jaren.” Elfie loopt terug naar Tholen; ik de andere kant op, de wijde polders tegenmoet.
In Scherpenisse zie ik aan de rand van het dorp twee basisscholen; de schoolpleinen tegen elkaar aan, slechts gescheiden door een hekje. Wat is dit nu? Twee vrijwel identieke schoolgebouwen die elkaar op de een of andere manier lijken te ontkennen. Ik loop de eerste school binnen, de Oosterschelde school voor Openbaar Onderwijs. De daarnaast gelegen Groen van Prinstererschool is een christelijke school op Reformatorische grondslag.
Terwijl kinderen in de gemeenschapsruimte van de Oosterschelde school knutselen, komt jufvrouw Annike de Jong me tegemoet De juf vertelt dat het aantal leerlingen op de school zachtjes aan wat terug loopt en dat met ingang van dit jaar voor het eerst met drie groepen wordt gewerkt. “Het onderwijs proberen we van klassikaal om te schakelen naar onderwijs op maat,” zegt ze, “het is echt even wennen. Tot vorig jaar gaven we traditioneel onderwijs in verschillende klassen.”
Wanneer ik haar vraag naar de naastgelegen school, haalt ze glimlachend haar schouders op. “Er is geen contact. Daar stellen zij geen prijs op. Ze vinden het al onaanvaardbaar dat je als vrouw in een broek bent gekleed. Dan kan je niet voor de klas staan. Ja, dan houdt het gauw op.”
Ik ben even beduusd, weet me geen raad. Zo,n waterscheiding? Ik neem afscheid en wandel verder, door de polders, richting st. Maartensdijk. De kou lost zich op in het schitterende licht over de polders. Daar in dat oude stadje, nauw verbonden met de familie van Oranje, is het doodstil. Er zijn wat mannen bezig om een nieuwe stoep te leggen en iemand legt me uit dat vorig jaar iemand in zijn huis werd vermoord. Een afrekening in een drugszaak, wordt gezegd.
In het gebouw van het Leger des Heils is het wel een drukte van belang. Er zijn vrijwilligers aan de slag, met de verkoop van allerlei tweedehands spulletjes, kleding, koffie en thee. Nog veel meer mensen zitten hier aan een grote tafel; ze kletsen honderuit en wisselen de laatste nieuwtjes uit. Een Poolse moeder koopt kleren voor haar zoontje, wat rustig bij me aan tafel komt zitten. Hij vertelt over zijn school en is blij met zijn nieuwe, iets te grote tweedehands winterjas. “Zo kan ik het redden,”zegt zijn moeder even later.

De coördinator van het Leger des Heils komt even later bij me zitten. Hij legt de principes van zijn kerkelijk genootschap uit (‘soap, soup and solvation; heb Uw naasten lief; geen onderscheid tusen mensen’) en vertelt dat ook hier de crisis wordt gevoeld. Steeds meer mensen komen naar het Leger des Heils voor spullen, voor wat warmte en gezelligheid.
De allerlaagste prijzen voor de eenvoudige huisraad blijkt voor mensen nu nog te veel. En van de vrijwilligers was kraanmachinist in de Rotterdamse haven, verloor zijn werk en ging nar een nieuwe baas in Bergen op Zoom. Toen ik ook die failliet ging verloor hij goede moed. Zijn huisje staat nu te koop en via het vrijwilligerswerk bij het Leger hoopt hij weer wat zelfvertrouwen te krijgen en moed om een nieuwe baan te vinden. Met 37 jaar kan het toch niet zo zijn dat je geen kant meer op kunt, zegt hij. Het UWV, helpt dat dan niet, vraag ik. Hij haalt zijn schouders op.
Wanneer ik om vier uur naar buiten wandel, trekt de duisternis al op. Het is nog anderhalf uur wandelen naar Stavenisse, terwijl het nog maar een half uurtje licht is. In het donker wandel ik niet; dat is de afspraak met thuis. Ik neem de bus, die doet er maar vijf minuten over. In het bushokje zit een kereltje van dertien jaar, beugeltje in, kuifje netjes in de plooi. Bij een oudere jongen bedelt hij om een sigaret en ja… bier drinken doet hij graag. Roken en bier, dat is lekker, zegt hij stoer. Dertien jaar, bushokje in st. Maartensdijk.

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

Feestelijke slotdag van de voettocht: zaterdagmiddag 2 februari 2013!

Noteer alvast in Uw agenda: op zaterdag 2 februari loop ik het laatste stukje van de voettocht. Daar maken we iets moois van, met de Wiardi Beckman Stichting en de Partij van de Arbeid. Vrienden vande voettocht uit Friesland komen al met een bus naar Zeeland… details volgen. Hou deze site in de gaten de komende weken voor aanvullende informatie, alsmede die van de WBS (www.WBS.nl) en de PvdA (www.pvda.nl).

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

Over Goeree-Overflakkee (deel twee) .. Over slik, vis en het oude huis.

Op weg naar Goedereede, komende uit Dirksland, ontmoet ik Andre Koole. Hij is op zijn erf aan het werk en steekt wat mos weg. Achter het wit geschilderde houten woonhuis staat een grote schuur; vroeger had Andre zijn eigen loonbedrijf maar dat heeft hij op tijd kunnen sluiten. Daarna is hij voor de agrarische bedrijfsvereniging gaan werken. In de drukke tijd op het land, vanaf februari tot en met november, is hij met de trekker aan de slag. In stille weken rijdt hij het gras kort op de voetbalvelden in Rotterdam. Andre is blij dat hij niet langer eigen baas is; zijn gezondheid is kwetsbaar en hij heeft een heel moeilijke periode achter de rug. “Als zelfstandige sta je er maar alleen voor; verzekeringen zijn niet te betalen. En als je dan ziek wordt, zoals mij overkwam, heb je niks. Ik ben een er een jaar uitgeweest; als ZZP-er was dat het eind geweest.”
Andre nodigt me uit voor een kopje koffie binnen; wat ik dankbaar aanvaard. Het is nog een eind naar Goedereede; binnen kan ik ook even op temperatuur komen. Andre vertelt me over zijn ervaringen in de kleine streekziekenhuizen in de omgeving. Dirksland heeft een eigen ziekenhuis wat goed bekend staat; Spijkenisse daarentegen, met het Ruwaard van Putten ziekenhuis staat in de wijde omgeving bekend als een slecht ziekenhuis. “Ik moest van de ene op de andere dag geopereerd worden en dat kon alleen in Spijkenisse, zei de dokter. Nou ja, vooruit dan maar, zei ik tegen mijn vrouw, laten we dan maar gaan.” De artsen in Spijkenisse wilden André na de operatie in het ziekenhuis houden maar daar had hij geen trek in. Liever met pijn naar huis dan in het ziekenhuis blijven.
Intussen is hij weer opgeknapt maar zit hij noodgedwongen thuis. Er is geen werk, niet op het land en evenmin in Pernis waar hij in devoorbije jaren tijdens wintermaanden werd ingezet bij onderhoud aan de raffinaderijen en fabrieken van Shell. Waar er in andere jaren drie maanden werk was, werd de klus nu in drie weken geklaard. “Ook voor Shell is het een slechte tijd; ze verdienen minder meer. Dat merk je.”
Na de koffie loop ik verder, langs Melissant, langs Stellendam. De zonsondergang over het geploegde en door regen verzadigde land is schitterend. Ondanks de stevige pas krijg ik het koud. Het is volledig donker wanneer ik in Goedereede binnen wandel. Goedereede is een van de mooiste plaatsjes in de zuidwestelijke delta. Ik logeer voor dertig euro in het hotel de Gouden Leeuw; een monumentaal woonhuis uit de viertiende, waar ooit de enige Paus van Nederlandse afkomst, Paus Adrianus woonde.
De inrichting van de Gouden Leeuw lijkt in eeuwen niet veranderd. Het restaurant beneden, is eenvoudig maar smaakvol ingericht; ik bestel een kopje uiensoep. Na de maaltijd ga ik naar boven; ik slaap in een van de achterkamers in het huis. De plavuizen op de trap naar boven zijn uitgesleten; als je goed luistert hoor je de stappen van generaties. De kamer met oude balken onder het plafond is aller eenvoudigst. En wanneer alle gasten van het restaurant zijn verdwenen, gaan ook de eigenaren van het hotel-restaurant naar huis en ben ik alleen…
Het lijkt, voor ik in slaap val, alsof het huis ademt en na verloop van tijd, in volkomen stilte, fluisteren de balken verhalen van het kruis en de angst, van de vissen en de zee.
De volgende ochtend regent het hard en is het bitterkoud. Er is geen mens op straat. Het is mijn voornemen om naar de vismijn van Stellendam te gaan maar moet ik door dit hondenweer. Een stemmetje in mijn hoofd beveelt een bus aan, rechtstreeks naar huis. Maar ik doe dat niet; de afspraak is twee jaar elke donderdag en vrijdag, weer of geen weer. Andere mensen moeten ook aan het werk, ook de straat op. Geen flauwekul, spreek ik het zwakke stemmetje tegen, pak mijn spullen en ga de straat op.
Na een kilometer lopen wordt het heerlijk, ondanks de gestaag vallende regen en de kou. Zoals vrijwel overal is het stil buiten, zie je nergens mensen en zijn er alleen de ganzen in de vlucht. Ik passeer Havenhoofd, waar een oma met een kleinkind de straat oversteekt. Oma is blij hier ‘op Havenhoofd’; ze kent iedereen; de natuur, de polders, de zee… alles is mooi en vertrouwd.
Na een uurtje kom ik aan op de vismijn. Vrijdagochtend is het er een drukte van jewelste. In de mijn wordt de aangevoerde vis gesorteerd en verkocht aan handelaren en vertegenwoordigers uit alle windstreken. Een inspecteur van het ministerie van Economische Zaken waar visserij nu onder valt, spreekt me aan, verbaasd als hij is door mijn verschijning. We spreken over de visserij en de inspecteur legt uit dat de vissers op elk moment van de dag en de nacht, waar zij ook zijn, worden gecontroleerd. “We weten waar ze zitten, wat ze vangen, op welk moment en hoeveel ze aan land brengen. Echt we weten alles.” De inspecteur heeft vraagtekens bij die strenge controle maar aan de andere kant is het toch ook goed om alles te weten , zegt hij. “Laatst overleden er mensen aan het eten van zalm,”herinnert hij, “en door die strenge controle wisten we toch gauw dat het probleem vanuit Italië kwam.” De inspecteur maakt zich overigens wel zorgen over de toestand van de samenleving. “Het gaat niet goed zoals het gaat. We kunnen niet doorgaan om jongeren uit te sluiten om onze eigen positie veilig te stellen,”verzucht hij, “voor mij maakt het niet uit. Ik hoef nog maar ene paar jaar te werken. Maar over de hele lijn gaat zo niet goed.”
Aan de kade kom ik Jan Luime tegen, die met zij n zoon een visserij bedrijf heeft. Ze varen met twee schepen de Ouddorp 2 en 3. Hij legt me uit welke innovaties er de jongste jaren in de visserij hebben plaats gevonden. Van de oude boomkor visserij is bijna niets meer te zien. Die visserij, waarbij een stalen boom over de bodem van de zee wordt getrokken is te duur door het hoge brandstofverbruik wat er mee samenhangt. Bovendien wordt die visserij betwist door natuurorganisaties. Er zijn nieuwe methodieken die brandstof besparingen opleveren van wel dertig procent. “Maar ja,” zegt de visser, “je moet eens kijken. Tien jaar terug lagen hier eens zoveel schepen. Zoveel is er verdwenen. We leggen het allemaal af tegen de sportvisserij. Die hebben de macht; zij bepalen de regels.”
Over de kweek van bis op het land, zoals de Zeeuwse Tong aan de voet van de Zeelandbrug is hij kortaf. “Zodra de subsidiepot leeg van de Zeeuwse Tong leeg is en mevrouw Peijs als commissaris van de koningin in Zeeland is afgetreden, is dat spel over.” Dan volgt een verhaal over dat wie dicht bij het vuur zit, zich het beste kan warmen en wat me er toe noopt eens een beroep te doen op de Wet op de Openbaarheid van Bestuur. De klachten die ik in Stellendam verneem komen niet uit de lucht vallen; overal wordt over dezelfde namen gesproken… wat is er aan de hand/ Kan ik het achterhalen voor het einde van de voettocht?
Ik eet een bakje kibbeling en ga daarna verder met mijn tocht, richting Stellendam.

“(zie het verslag op www.voettochtvanjan.nl”

From Goeree Overflakkee (deel twee) het slik, de vis en het oude huis, posted by Jan Schuurman Hess on 12/11/2012 (15 items)

Generated by Facebook Photo Fetcher 2


Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

Goeree-Overflakkee… Over de SGP, de winst en goede moed.

Stellendam.- Daags na de gemeenteraadsverkiezingen op Goeree-Overflakkee verzuchtten een meneer en mevrouw, in het centrum van Middelharnis: “Dat kan hier niet, op zondag de winkels open. Dat is… dat kan niet. Al die kleine winkels zouden er aan kapot gaan en de mensen willen het niet. Nee, het is mooi zo. Nu blijven de winkels op zondag dicht. Daar ging het om.”
De meneer en mevrouw hadden juist boodschappen gedaan bij de HEMA in Middelharnis toen ik hen vroeg naar de uitslag van de verkiezingen. De SGP, vertelden ze, kreeg er negen van de negen en twintig zetels in de nieuwe gemeenteraad en werd daarmee de grootste partij van het eiland. Ook de andere christelijke partijen, ChristenUnie (4 zetels) en het in mindere mate CDA (3 zetels) deden het goed. Deze drie partijen, aangevuld met de VVD zullen het nieuwe college vormen; de SGP levert twee wethouders; de overige partijen elk een.
Tijdens mijn wandeling door Middelharnis en Sommelsdijk is men mild over de uitslag. Een deel van de bevolking op Goeree is gericht op of verbonden met Rotterdam; het overgrote deel van de mensen echter is verankerd in het eiland, met de dorpen en het land. Beslotenheid, eenvoud, de verschillende kleuren van het protestantisme en hard werken, bepalen het ritme van de dagen en seizoenen.
Een wandeling door Middelharnis-Sommelsdijk is de moeite waard. Je ontdekt de aardigste straten, kerken en pleinen en markante huizen die getuigen van voorbije welvaart. In een van de mooiste boekhandels die ik op mijn tocht ben tegen gekomen, van den Boom in de Voorstraat, vind je een aanbod van boeken en schrijvers die mij volstrekt onbekend zijn. Er blijkt in de christelijke boekhandel een geheel eigen taal en cultuurwereld te bestaan die zelden of nooit wordt opgemerkt in niet-kerkelijke kringen. Je vindt er romans, non-fictie, theologie, bijbels, cd’s, speelgoed en dat alles in echt een van de mooiste boekhandels die ik ben tegen gekomen.
Het blijkt lastig om met de lokale sociaal democraten in contact te komen. Tijdens het jongste congres sprak ik wethouder van Puffelen aan, berichtte de voorzitter en een van de kandidaten op de kieslijst. Tijdens mijn wandeling ben ik het gemeentehuis van Middelharnis binnen gelopen in de hoop daar daags na de verkiezingen iemand tegen te komen maar kreeg nergens een teken van leven.
Jan Bruggeman, die ik aan de rand van Middelharnis tegenkwam, was een van de trouwe PvdA kiezers. Hij haalde zijn schouders op over de winst van de SGP. “Het is mijn kleur niet, maar ja,” zei Bruggeman. Jan maakt zich zorgen over de toekomst. Binnenkort verhuist hij met zijn onlangs gepensioneerde vrouw naar een appartement waarvan de huur 250 euro hoger is dan zijn huidige eengezinswoning. De woningbouwvereniging had hen voorgehouden dat het echt een buitenkans was, dat appartement, en ook dat ze wel huursubsidie zouden gaan krijgen. “Maar nu gaan de pensioenen omlaag en de huursubsidie gaat er ook aan op termijn; dat zul je zien.”

Hoewel de verhuizing naar het appartement eerst binnen een paar maanden zal plaats vinden, kan Jan Bruggeman met zijn vrouw niet meer onder het dure appartement uit. “We hebben al vloerbedekking besteld en het werk in de tuin voor en achter het huis wordt te zwaar.” Jan vertelt over de eenvoud en armoede in het dagelijks leven van een halve eeuw geleden en concludeert: “We hebben een niveau van welvaart bereikt en kunnen niet meer terug. Dat kan niet,” besluit hij stellig.
Ik wandel langs een parallelweg naar Dirksland en aan de rand van het dorp komt er een meneer in een rolstoel aangereden, met zijn hond naast zich. Het is Ed Krijgsman; hij woont een eindje verderop, samen met zijn vrouw. Ed is dankbaar met het winterzonnetje; blij dat hij even naar buitenkan en frisse lucht kan opsnuiven. Ed is 54 jaar en heeft multiple sclerose. Gedurende twee en half jaar was hij opgenomen in een verpleeghuis in Rotterdam maar dankzij zijn persoonsgebonden budget en met de medewerking van verschillende instanties is er, vertelt hij, achter het huis een woon en slaap unit gebouwd waarin hij volledig kan worden verzorgd. Een klein team van verzorgers helpt hem elke dag. “Ik heb een geweldig leven gehad,”zegt Ed met een dankbare lach. Hij vertelt over de mooie jaren bij Shell in Pernis en hoe dankbaar hij is met het contact dat hij nog steeds heeft met zijn oude collega’s. Hij kan alleen nog zijn rechterhand gebruiken.. dat lijkt weinig maar Ed kan er zijn rolstoel mee rijden en de computer gebruiken. Als je het zo bekijkt is dat weer heel veel, en zo kijkt Ed tegen het leven aan. “Ik ben een dankbaar en gelukkig mens, “zegt hij. “Een ding misschien zou ik nog zo graag willen, een keer van A naar B lopen. Maar dat kan niet meer.” Hij glimlacht. Ik geef Ed de kaart van de voettocht waarop alle etappes zijn na te zien en het adres van de website te vinden is. “Misschien zijn mijn verhalen iets,” zeg ik, “misschien kunt U denken dat ik ook een beetje voor U gelopen heb.”

“zie verslag www.voettochtvanjan.nl”

From Goeree -Overflakke (deel een) Over de SGP, de winst en goede moed, posted by Jan Schuurman Hess on 12/11/2012 (19 items)

Generated by Facebook Photo Fetcher 2


Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

Voorne Putten (deel 2) Over een Boekenberg en leden werven

II.
De volgende dag keer ik naar Geervliet terug; ik heb in de kerk mijn aantekeningenboekje en mijn etui laten liggen… voor de voettocht even belangrijk als m,n schoenen. Een van de vrijwilligers is het voorportaal aan het witten. In de kerk is altijd wel wat te doen, legt hij uit. Het monument vraagt dagelijks onderhoud; de kosten van de monumentale kerken zijn nauwelijks te dragen voor de kerkgemeenschappen. “We hebben na de oorlog een periode van opgang gehad; nu gaan we zachtjes terug. Maar… we zullen steeds sneller terug gaan en dat zal paniek veroorzaken,” zegt meneer Ketting. Hij vertelt over zijn schoonvader die landarbeider was in Rhoon en elke zondag een deel van zijn loon naar zijn moeder in ’s Gravendeel bracht. “De mensen denken dat de armoede van toen nooit kan terug keren maar ze vergissen zich. De grens tussen armoede en welvaart is flinterdun.”
De volgende dag bezoek ik de Boekenberg, een spectaculaire bibliotheek in Spijkenisse. Het is een glazen piramide waar boeken tot in de nok zijn opgeborgen. Van de buitenkant lijkt dat een vondst van jewelste; binnen blijkt die boekenverzameling een decorstuk. Je kunt er niet één kiezen en belenen. Bovendien is het van binnen zo onoverzichtelijk dat me de lust om een boek te zoeken al gauw ontnomen wordt. Maar Carola Kerpel die in de bibliotheek werkt, stelt me al gerust. “Als je iets niet kunt vinden, kunnen we het bestellen. En al die boeken die onbereikbaar hoog zijn weggezet, zijn oude boeken die we in de voorbije tien jaar hebben opgespaard. Ze zijn afgeschreven.” De Boekenberg werd eerder dit jaar, op 20 april, officieel geopend en in de loop van het jaar bestempeld als de op een na beste bibliotheek van Nederland. “Dan hebben we het toch goed gedaan,” stelt Carola tevreden vast.

In Zuidland wandel ik verder. De oude kern van dit stille dorp tussen Spijkenisse en Hellevoetsluis ligt als een ring om de kerk; er is nog een boer actief, midden in het dorp. Zijn boerderij dateert uit de zeventiende eeuw; alles hangt schots en scheef aan elkaar maar hij heeft plezier in het bestaan met een paar koeien. De gemeente maakt het hem lastig; als zijn mest moet hij weg kruien; de nieuw gebouwde huizen achter zijn erf zouden er maar last van kunnen hebben. De boer haalt zijn schouders op en gaat gewoon door.
Ik wandel over een kaarsrecht fietspad tussen Spijkenisse en Hellevoetsluis; tot 1966 reed hier een tram over heen; vanuit Rotterdam was er een verbinding met alle Zuid Hollandse en Zeeuwse eilanden. Het polderlandschap verschilt in niets met dat van de Zeeuwse eilanden; de akkers zijn nat en zwaar, geploegd en in ruste. De lucht is groots en stil.
In Hellevoetsluis ontmoet ik Wouter Struijk de beste ledenwerver van de Partij van de Arbeid en gemeenteraadslid in Spijkenisse. We spreken elkaar in een koffiehoekje van een warenhuis. Een aantal maanden heeft hij in het partijkantoor in Amsterdam gewerkt; nu studeert hij weer, technische bestuurskunde aan de universiteit van Delft. Ledenwerven moet je gewoon doen en ingewikkeld is het niet, vertelt hij enthousiast. De partij van de Arbeid moet in zijn ogen ook vooral een levendige vereniging zijn waarin het leuk en zinvol is om actief te zijn. Hij organiseert vrolijk quizzen in cafés, is op allerlei plaatsen aanwezig en actief bij evenementen. “Het is helemaal niet moeilijk om mensen te betrekken en jongeren te binden maar je moet er dan wel wat voor doen en een afdeling toegankelijk maken. Daar schort het over het algemeen aan. Mensen houden soms eindeloos vast aan posities en gaan door op de vertrouwde voet die vaak naar binnen gekeerd is en besloten. Dat is zo jammer en zo onwenselijk. We moeten naar 100.000 leden en iedereen moet daaraan meehelpen, vind ik.”

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

Voorne Putten (deel een) … over de scheiding in Europa, de Geuzen en Beeldenstorm.

Kats.- Daags voor mijn voettocht over Voorne Putten gingen honderdduizenden mensen onder leiding van vakbonden de straat op in Latijns Europa, in Wallonië en Brussel, Frankrijk, Spanje, Portugal, Italië en Griekenland. Zij protesteerden tegen de armoede, de werkloosheid en bezuinigingen opgelegd door de Europese Unie. In Nederland, Duitsland, Zweden, Finland en in het Verenigd Konkrijk waren er geen betogingen, geen massale protesten.
Zo werd opnieuw een grens getrokken. De crisis van de Europese samenwerking werd opnieuw pijnlijk duidelijk; in het zuiden van Europa wordt de samenleving in toenemende mate ontwricht: onder de werkloosheid groot, in veel gezinnen heerst diepe armoede, velen ontberen huisvesting; jongeren ontberen perspectief. In noord en west Europa wordt de crisis zo scherp nog niet gevoeld; vakbonden lieten zich gisteren in ieder geval niet zien of horen.
Met die scheidslijn tussen noord en zuid Europa in het achterhoofd reisde ik naar den Briel, Brielle. In het oude vestigingstadje is het koud en mistig wannneer ik er na een lange reis met het openbaar vervoer aankom. Enkele vrouwen doen haastig boodschappen; verder is het stil.
In het centrum zie ik het vernieuwde historisch museum van de kleine stad.Hier staat de Tachtigjarige oorlog centraal, de strijd van de Geuzen tegen de Spanjaarden, of die van de protestanten tegen de katholieken, of, weer anders, de strijd van Noord tegen Zuid Europa.
Iedereen kent de uitdrukking: In den Briel verloor Alvazijn bril; 1 april 1572. Alva is de Hetrog van Alva, don Fernando Alvarez de Toledo, de Spaanse krijgsheer en bezetter van de Lage Landen.De overwinning van de Watergeuzen in den Briel is daarmee het begin van de geweldadige opstand tegen het het centrale keizerlijke gezag van zuidelijk, katholiek Europa. Die overrwinning wordt nog steeds elk jaar op 1 april herdacht. Deze geschiedenis wordt helder een aantrekkelijk gepresenteerd op de zolderverdieping van het museum.
In een klein zaaltje wordt aandacht besteed aan de marteling en de dood van twaalf katholieke geestelijken uit Gorkum in den Briel. Zij werden eind juni in Gorkum opgepakt en over gebracht naar den Briel, het hoofdkwartier van de Watergeuzen. Op 9 juli worden zij in het Elisabeth klooster midden in de nacht opgehangen.Voor katholieken zijn de Twaalf van Gorkum ook nu nog martelaren, die in een kerk nabij de Grote Markt in Brussel worden geëerd. In protestantse kring heten de Twaalf van Gorkum onderdrukkers en valse profeten.
Zowel Theun de Vries als Louis Paul Boon hebben in monumentale werken deze periode beschreven. Na het lezen van die boeken en het bezoek aan het museum in Brielle, kun je je niet zo maar losmaken uit die geschiedenis. Wie van Brielle naar Zwartsluis, Heenvliet en Geervliet wandelt is zich voortdurend bewust van de tragische godsdienst- en bevrijdingsoorlog die Noord en Zuid Europa zolang in haar ban hield. Iedere kerk op Voorne en Putten vertelt een eigen verhaal van marteling en onderdrukking, van Inquisitie en Beeldenstorm.
Deze dorpen op Voorne Putten zijn onbekend en onbemind; ze liggen met hun rug tegen het Europoort en Botlekgebied geplakt en overal domineert hier de aanwezigheid van chemische bedrijvigheid, van industrie en haven activiteiten. De inwoners van de dorpen werken veelal in de fabrieken of in de haven. En net als in de rest van Nederland zie je hier overdag niemand meer thuis. In ieder gezin moet iedereen werken om het hoofd boven water te kunnen houden.
Als je iemand tegenkomt is het een ouder iemand, zoals Arend Dam, die geboren werd in Maassluis en elektromonteur was in de ertsoverslag van Europoort. Op het fabrieksterrein zorgde hij dat alles functioneerde van het koffiezetapparaat tot machines van 25.000 volt. Hij heeft van het werk genoten; de omschakeling in de haven naar de automatisering heeft hij direct mee gemaakt. “Dat was echt prachtig, de komst van de computers,” zegt hij nu. De geschiendenis vande streek zegt hem niet zo veel. Arend maakt een rondje met de fiets; dat moet hij wel, elke dag, weer of geen weer. “Ik heb dit jaar een nieuwe knie gekregen. Vier jaar geleden was ik vande trap gevallen en er was opde foto’s eigenlijk niets te zien, maar ja… ik kon niet zonder pijn achteruit lopen. Later kreeg ik last van het hart en met het oog op de revalidatie moest ik wel in orde zijn. Dus ik vertelde van die knie en de pijn bij het achteruitlopen. Ze hebben me door de scan getrokken en ja hoor… ze hadden het gevonden. Ik moest een nieuwe knie. Nou sindsdien heb ik niet alleen pijn bij het achteruit lopen maar elke dag. Als ik een dag niet een eind loop of fiets, kan ik geen kant meer op. Achteraf denk ik wel eens… had ik maar niks gezeg over achteruitlopen. Ik kon me toch ook omdraaien en de andere kant op lopen? Nu zit ik er mee… Nooit doen, een nieuwe knie.”
In Geervliet hoor ik dat er muziek gemaakt wordt in de gesloten kerk. Maar met een gelukje word ik binnen gelaten. Jan Pieter Baan speelt op een vluegel, samen met Katarina Banusic die dwarsfluit speelt. Ze oefenen een Schubert programma. Stilletjes zit ik opeen van de eenvoudige stoelen in de kerk, luister en kijk om me heen.
De kerk dateert uit de late Middeleeuwen (vroege 13e eeuw) en heette tot de Beeldenstorm de Onze Lieve Vrouwe kerk. Er was een kapittel aan verbonden wat de betekenis en het belang van het naast gelegen Hof van Putten onderstreept. Nicolaas van Putten bewoonde dit Hof; hij overleed in 1311. In de kerk is een sarcofaag, waar Nicolaas en zijn vrouw liggen begraven.
Na een half uurtje neem ik afscheid van Jan Pieter en Katarina. Buiten Geervliet loop ik in de val. De politie houdt weggebruikers aan en controleert alles wat los en vast zit… Een van de agenten meldt me dat er geen grote vissen zijn gevangen… Ik mag doorlopen.

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

Maasvlakte Twee

Maasvlakte 2.- Voor de kust van Voorne-Putten is een nieuwe haven gemaakt, de Maasvlakte Twee. Die in zee vooruitgeschoven terreinen moeten de Rotterdamse haven de komende decennia een nieuwe impuls geven. De allergrootste schepen ter wereld, met een maximale diepgang van 20 meter kunnen straks worden afgemeerd; nieuwe bedrijven krijgen ruimte om zich te vestigen of uit te breiden. De nieuwe haven van 2000 hectare biedt een inkijk op de nieuwste economische ontwikkelingen.
Het betekent dat wanneer op vrijdag om tien over half vijf in de middag, in Shanghai een containerschip vertrekt naar Rotterdam weten de havenverkeersdiensten in Rotterdam precies hoe laat dat schip met welke lading aan komt, afmeert en weer wegvaart. De automatisering in de haven is maximaal doorgevoerd; kranen worden (straks) van afstand bestuurd. De overslag zal plaats vinden via de binnenvaart, via het spoor en gedeeltelijk ook via de weg. Ook die planning valt met het vertrek vanuit Shanghai, of waar ook ter wereld, direct te maken.
Hoewel de Maasvlakte Twee te voet bereikbaar is, heb je er als wandelaar zeker in november niks te zoeken. Toch wil ik dat nieuwe land in het kader van mijn voettocht zien; de grootste ontwikkelingen in de Nederlandse economie van dichtbij bekijken. En eerlijk is eerlijk.. ik ben er met de auto naar toe gereden en heb er een rondvaart gemaakt.
Het eerste wat opvalt is dat je hier bijna niemand ziet. Het is een landschap waar alleen de grootste machines en vaartuigen bewegen. Straks, wanneer de Tweede Maasvlakte in gebruik zal worden genomen, zal dat niet anders veel zijn. Dit is de voorpost van de geautomatiseerde logistieke wereld… groot, groter, grootst. Volgens de gegevens het Rotterdamse havenbedrijf is de nieuwe Maasvlakte uiteindelijk goed voor 6000 nieuwe banen in de sectoren containersector, chemie en distributie. Maar dat is allemaal toekomst muziek; de Maasvlakte 2 zal de komende jaren stap voor stap worden uitgebouwd. Pas als zich hier nieuwe bedrijven willen vestigen worden nieuwe infrastructuurwerken gerealiseerd.
Tijdens de boottocht door de nieuwe haven zie je pas werkelijk hoe groot alles is. De havenmonding wordt straks 600 meter breed, twintig meter diep; er worden kilometers kades aangelegd… maar overheersend is de afwezigheid van elke menselijke maat. En dat is misschien de belangrijkste indruk die ik hier op doe. De Maasvlakte Twee vertelt een verhaal over de nieuwe eeuw, over nieuwe economische verhoudingen op de wereldmarkt en nieuwe technologische verhoudingen. De mensen zullen in de komende decennia een verhouding tot die ontwikkelingen zoeken. En hoe gesmeerd en alles volgens plan bij het scheppen van de Tweede Maasvlakte ook is gelopen, hoe groots en indrukwekkend alles hier ook is… tegelijk maakt de afhankelijkheid van de technologie hier meer dan elders een kwetsbare indruk.

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

De Lier Rozenburg (3) … over de veranderingen op Rozenburg…

Rozenburg.- Ten zuiden van Maasluis, ligt Rozenburg, een eiland in de Nieuwe Waterweg. Tot aan de Tweede wereldoorlog was het bekend voor de grootschalige landbouwbedrijven maar met de ontwikkeling van de Botlek en Europoort verdween die wereld van boeren en landarbeiders. Rozenburg werd een eiland van industrie en flink dorp, een zelfstandige gemeente tot 2010. Daarna is het in een bestuurlijke storm terecht gekomen en storm wordt nog steeds.
Op het moment dat ik de hondenpoep van Maassluis in de Nieuwe Maas van mijn schoen spoelde, was ik met niet bewust van de bestuurlijke situatie van het langgerekte eiland in de Nieuwe Maas en welke gevolgen dat voor de ruim 12.000 inwoners zou hebben. Je zou nu kunnen zeggen dat ik me slecht op mijn wandeling heb voorbereid; dat is slechts ten dele waar. Via de officiële kanalen hoor of zie je eigenlijk niet wat er aan de hand is.
In Rotterdam maakt men zich op voor het afschaffen van de deelgemeenteraden, punt. In Rozenburg doet men dat ook; in een enkel regeltje kun je opmerken dat het bestuur van de huidige deelgemeente de bewoners adviseert om niet in te stemmen met de Rotterdamse voorstellen. Waarom? Wat is er aan de hand? En, wat kunnen we er van leren, gelet op de beoogde bestuurlijke schaalvergroting in Nederland die de minister van Binnenlandse Zaken, Ronald Plassterk, voorstaat?
Luuk Ravensloot en Coby Hartman, deelraadslid en burgerraadslid namens de PvdA in Rozenburg komen me tegemoet bij de pont tussen het eiland en Maassluis. Ze nemen me mee voor een wandeling over het bewoonbare en leefbare deel van de voormalige polder en landbouwgebied. Om het oude dorp Rozenburg ligt een parkachtige gordel; het is er mooi, stil en aangenaam en op geen moment realiseer je je dat in de onmiddellijke omgeving tientallen petrochemische fabrieken en opslagtanks staan. Als je niet beter weet, lijkt het een vredige, veilige omgeving.
Schijn bedriegt in die zin dat installaties van Europoort dertig, veertig jaar oud zijn en het onderhoud niet overal optimaal en modern is. Dat vertelt Luuk me, terwijl we door het dorp lopen. Eerder had ik dezelfde verhalen gehoord van een hoog geplaatste vriend en belast met de veiligheid voor het land. Terwijl chemische en petrochemische fabrieken steeds ingewikkelder worden en met meer risico’s werken, wordt in toenemende mate tijdelijk en slecht opgeleid personeel (uit midden en oost Europa) aangeworven voor onderhoud en controle. Los van alle taalproblemen zijn de tijdelijke werknemers zelden op de hoogte van alle technische en veiligheidsvoorschriften.
Luuk heeft tientallen jaren ervaring als onderhoudssupervisor in raffinaderijen; hij is nog steeds werkzaam als instructeur en adviseur in het Rijnmond gebied. “De problemen bij Odfjell staan niet op zichzelf, hoor,”zegt hij desgevraagd. “En de ontploffing bij de energiecentrale in Nijmegen evenmin. Dat heeft in zoverre met elkaar te maken dat onderhoud en kennis van de installaties achterblijft.”
Na een kopje koffie in een van de cafés in het dorpsachtige centrum komen we terecht in het kantoor van de deelgemeente. Rozenburg was tot 2010 een zelfstandige gemeente; op dat moment ging men op in Rotterdam maar als deelgemeente, met een eigen gekozen raad en stadsdeelbestuur. Die constructie leek de beste garantie voor een zekere mate van zelfstandigheid en bestuurlijke kracht. Met de grote broer Rotterdam op de achtergrond zou Rozenburg een stabiele toekomst tegemoet gaan was de gedachte. In datzelfde jaar besloot het kabinet Rutte I om de deelraden in de grote steden af te schaffen. In 2014 moet het zover zijn; in deze periode moet een besluit vallen over de manier waarop het nieuwe stadsbestuur in Amsterdam en Rotterdam er gaat uit zien.
De vraag is of de stadsdiensten van de Coolsingel in Rotterdam weet hebben van Rozenburg. De burgemeester en of wethouders van de stad zijn nog nooit in Rozenburg geweest, vertellen alle betrokkenen in het stadskantoor. “Ze begrijpen aan de Coolsingel echt niet dat dit een dorpse enclave is in het midden van de industriële zone,” merkt een van de aanwezigen op terwijl we even bijeen zitten in een vergaderkamertje. “Wat weten ze daar van onze begraafplaats?”
Luuk erkent dat de PvdA in Rozenburg te snel is geweest om in 2010 met Rotterdam te fuseren. “We hadden deze ontwikkeling niet voorzien. Roel in het Veld is door de Rotterdamse PvdA om advies gevraagd hoe om te gaan met de afschaffing van de deelraden. Hij heeft studiereizen naar het buitenland gemaakt maar hij heeft echt geen idee waar Rozenburg ligt, hoor. Ik kan het thuis niet meer uitleggen.”
Luuk en Coby nodigen me uit voor een maaltijd in het restaurant La Caleta op het Raadhuisplein van Rozenburg. Eigenaar Pepe zat jarenlang voor de PvdA in de deelgemeenteraad maar trekt nu zijn wenkbrauwen op als hij gevraagd wordt iets te zeggen over de nieuwe bestuurlijke situatie. “We moeten hier in Rozenburg mee doen aan veilig ondernemen. Dus hebben we op verzoek overal in de zaak camera’s opgehangen en extra verlichting. Allemaal tip top zoals de gemeente Rotterdam het wil; vervolgens worden de precariorechten naar Rotterdamse maatstaven verhoogd. Om die te kunnen betalen heb ik de helft van mijn terras moeten inkrimpen. En de verlichting aan de buitenkant heb ik gedoofd. Ik kan de tarieven van Rotterdam centrum hier niet betalen.”
Coby vertelt een ander voorbeeld van hoe de bestuurlijke schaalvergroting tegenwerkt. Coby; “Wij wilden enkele ouderen woningen laten bouwen voor psychisch/geriatrische ouderen vlakbij het zorgcentrum. Zorginstelling Carijn wilde die aanvankelijk bouwen en exploiteren. Totdat we deelgemeente werden van Rotterdam: werden de grondprijzen verhoogd naar Rotterdamse maatstaven. Toen kon het niet uit. De woningbouwstichting had het plan zullen overnemen maar door de korting van 400.000 euro voor Vestia zien zij daarvan af. En weet je wat dat betekent voor mensen die een halve eeuw getrouwd zijn? Vorig jaar met kerst zat ik naast een oude man van 94 die me wel 20 keer vroeg waar is toch mijn vrouw? En iedere keer moest ik zeggen: ze zit in een andere afdeling, in Nieuw Beijerland. Is het niet verschrikkelijk dat mensen die zolang getrouwd zijn, dan niet bij elkaar mogen zijn? Maar in Rotterdam zeggen ze: Ja, jullie kunnen op Rozenburg niet alles willen hebben.. Dat kan niet.”
Zoals veel organisaties en verenigingen verdwijnen na het vergroten van de gemeenschap, zal ook de plaatselijke PvdA afdeling Rozenburg op gaan in groot Rotterdam; daarmee verdwijnt de structuur en noodzaak van de plaatselijke afdeling en is er gauw niets meer over, denken Luuk en Coby, tenzij, tenzij… Tom Poes een list verzint…. (wordt vervolgd)

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

Van de Lier naar Rozenburg ( 2)… 0ver de glastuinbouw en verder..

II.
Je kunt niet door het Westland lopen en de tuinbouw negeren. De tuinbouwsector in Nederland is van groot belang, uiterst innovatief en een economische motor van formaat. Op slechts twee procent van het landbouwareaal in Nederland, 10.000 hectare, worden groenten, vruchten en planten geteeld en gekweekt. In de tuinbouwsector zijn 70.000 mensen direct aan het werk; indirect biedt de tuinbouw werk aan 140.000 mensen. Nederland is de grootste exporteur van verse groenten en fruit op de wereld; de Nederlandse tuinbouwsector exporteert jaarlijks voor een bedrag van 15 miljard naar het buitenland. (Wat leuk is om te vermelden, en dit geheel terzijde, is dat de groente die vanuit Nederland het meest geëxporteerd wordt de ui is, de juun zoals we hier in Zeeland zeggen: 1,4 miljard kilo. Tachtig procent van de wereldhandel in juun speelt zich af in het Zeeuwse Kruiningen.).

“En”, zegt Jos van der Knaap, LTO bestuurder van de sector tuinbouw, “onze sector is innoverend en duurzaam. In toenemende mate worden kassen niet alleen duurzame voedselproductieplaatsen maar ook leveranciers van energie. En Nederland, met het gematigde zeeklimaat, is bij uitstek de gunstigste plaats voor glastuinbouw. De gematigde temperatuur en het aantal lichturen doen de rest.”
We treffen elkaar in de uitspanning de Hooiberg in het wonderschone dorpje het Woudt. Dat ligt midden in het groene hart van het Delfland. Het dorpje telt twee prachtige boerderijen uit de zestiende eeuw, enkele boerderijen en een kerkje met een pastorie. Er wonen 34 mensen.
Jos van der Knaap erkent dat het niet gemakkelijk is in de tuinbouwsector. Kleine kwekers concureren op de wereldmarkt en verliezen die strijd in Nederland, tenzij er tijdig wordt geanticiperd op de veranderde omstandigheden. Van der Knaap: “Het zit niet in de oppervlakte van het bedrijf maar of kwekers zich hebben gericht op de middellange termijn, op de toekoemst. Er is hier in het Westland een jonge kweker die zich heeft gespecialiseerd in tuinkers; hij is een meester in marketing. Hij doet het ongelooflijk goed en hij is niet de enige die door niche markten op te zoeken, nieuwe mogelijkheden heeft gevonden. En wat je ook ziet is dat alleen de grote bedrijven de teelt van tomaten en komkommers doen; ze zitten in het Westland maar ook in Zeeland, bij Rilland.”
Van der Knaap is optimistisch over de toekomst van de tuinbouw in Nederland. De kassen renderen in elk opzicht. Voor de voedselproductie zijn de voorwaarden optimaal maar ook als leverancier van energie zijn de kassen in toenemende mate van belang. Van energie grootverbruiker is de sector in sneltreinvaart leverancier van energie geworden. Bij die ontwikkeling is een kennisinetnsief bedrijf als Priva van groot belang. “We hebben de kennis, de ervaring en de kracht om telkens weer te vernieuwen en mogelijkheden te zien. De glastuinbouw zal voor de Nederlandse economie van groot belang blijven.”
Jos van der Knaap brengt me weer een eindje op weg, richting Maassluis. Ik wandel onder de snelweg in de richting van de geboortestad van romanschrijver en bioloog Maarten ’t Hart. Ik denk onderweg na over wat Jan Prins en Jos van der Knaap me hebben verteld. Jan Prins herinnerde aan de christelijke-sociale waarden die hij als ondernemer na streeft, rentmeesterschap en dienstbaarheid. Geen grote woorden over people, profit, planet en ingewikkelde duurzaamheidscampagnes maar hard werken aan nieuwe producten, aan een betere en leebare wereld voor een ieder. En dat laatste, voor een ieder, is wel gemeend. Bij bedrijven als Gispen, Priva en Damen Shipyards kun je praten over de mensen die niet mee kunnen in de snelle, hoogontwikkelde economie… Iedereen ziet dat de tweedeling in de samenleving groeit en onhoudbaar is en om daadkracht vraagt. Dat moesten we ook maar eens gaan organiseren; het einde van de voettocht komt in zicht en dingen gaan op hun plaats vallen.
In Maasluis trap ik in hondenpoep en aan de overkant, naast de pont in Rozenburg, spoel ik mijn rechterschoen schoon in de Nieuwe Maas. De tocht gaat weer verder, Rozenburg tegemoet.
(wordt vervolgd)

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

De Lier- Rozenburg- Maasvlakte.. Over ondernemen met een visie en hart, Jan Prins, Priva…

Kats.- Drie weken voor zijn overlijden en vlak voor het moment ik aan deze voettocht begon, vertelde mijn vriend en schrijver Wim Stolk over het bedrijf van zijn schoonvader, Priva in de Lier en was hij optimistisch over de mogelijkheden om de crisis te boven te komen door samen met het bedrijfsleven te zoeken naar nieuwe mogelijkheden en nieuwe verhoudingen. We spraken af, Wim en ik, op korte termijn samen te wandelen, en samen te werken. We zouden zeker naar Priva gaan, in de Lier.

Wim was nauw betrokken bij de reeks ‘de Katse brieven’, hij volgde de ontwikkelingen in de Partij van de Arbeid intensief en had nauw contact met leden van de fractie in de Tweede Kamer. Als weinig anderen zocht hij naar nieuwe woorden om de oude sociaal democratische boodschap te vertalen. We hadden plezier in elkanders werk en vulden elkaar aan. Wim overleed in de nacht van 9 op 10 maart, volkomen onverwacht, thuis in Kats. Medische hulp kwam te laat; we wonen hier, vooral ’s nachts, nu eenmaal veraf.
Met de herinneringen aan Wim reisde ik naar de Lier. Met Jan Prins, Wim’s schoonvader, en grondlegger van Priva had ik een afspraak. Eerst wat kerngegevens: Priva is een familiebedrijf, gevestigd in de Lier en wereldleider op het terrein van klimaatbeheersing in de tuinbouw en actief op het gebied van klimaat en energiebeheer in gebouwen, in de ontwikkeling van stadslandbouw en allerlei duurzame oplossingen voor de moderne verstedelijkte samenleving. Er werken wereldwijd ruim 420 mensen bij Priva. Twintig procent van de omzet wordt ingezet voor de ontwikkeling van nieuwe, duurzame oplossingen voor klimaatbeheersing en energiebesparende technieken; bijna een kwart van het personeel is bezig met onderzoek en innovatie. Priva behoort tot de dertig meest innoverende bedrijven in het land; de Priva Campus in de Lier is een van de eerste CO2 neutrale gebouwen in Nederland.
Jan Prins ontvangt me in zijn kantoor; de dagelijkse leiding van het bedrijf heeft hij overgedragen aan zijn dochter Meiny Prins, in 2009 zakenvrouw van het jaar. Maar als weinig anderen kan Jan Prins de bedrijfsfilosofie, de waarden en normen, van Priva toelichten. Jan Prins: “In onze vier leidende principes staat de continuïteit van het bedrijf voorop. Op de tweede plaats gaat het om de mens in de organisatie; er is geen discriminatie naar geloofsovertuiging, ras, sexe of geaardheid, er is respect voor elkaar en we zorgen dat een ieder zich thuis voelt, zich kan ontplooien, en dat we goede arbeidsomstandigheden en arbeidsvoorwaarden. Op de derde plaats: eerlijkheid, naar onze werknemers, klanten, leveranciers en overheden en dat geldt wereldwijd. Op de vierde plaats komt de winst, niet als doel op zich maar als randvoorwaarde voor continuïteit.”
Jan prins onderstreept het belang van familiebedrijven voor de Nederlandse economie. De aard van deze bedrijven is wezenlijk anders dan beursgenoteerde bedrijven; in familiebedrijven staat de continuïteit voorop, in tegenstelling tot bedrijven die van aandeelhouders afhankelijk zijn en voor beurswaard moeten zorgen. “Die grote bedrijven als Philips en ASML heb je nodig in een land,” erkent Jan Prins, “zij hebben de omvang doorbraken te forceren en voor de export en wereldhandel. Maar familiebedrijven spelen een heel andere rol en daar zouden we ons in Nederland meer van bewust moeten zijn. Als we allemaal wat meer en harder zouden werken, komt het allemaal wel goed.”
Jan Prins wijst op het voorbije decennium waarin vrijwel iedereen grote schulden is aangegaan; de komende jaren moeten die schulden worden afgelost. Daarom moeten we er een tandje bijzetten. Maar, spreek ik, de ondernemer aan, we moeten ons er van bewust zijn dat een grote groep mensen geen deel uit maakt van de wereldwijde economische dynamiek en terecht stellen zij de vraag: “En ik dan; wat moet ik doen?”
Dat bewustzijn betekent ook dat we een oplossing moeten vinden voor die steeds groter wordende groep mensen, niet alleen hier, in Nederland, maar ook in andere Europese landen, zoals in Spanje, in Griekenland. Jan Prins: “Zeker. In ons bedrijf zijn de dames die schoonmaken cruciaal; wanneer zij een paar dagen de toiletten niet schoonmaken loopt het bedrijf vast. Dan stopt alles; dat moet iedereen begrijpen. En als bedrijf maar ook als overheid heb je zo een voorbeeld te geven in de samenleving; er moet respect zijn voor een ieder. Ik vind ook dat we aan de onderkant van de arbeidsmarkt de arbeidskosten te zwaar belast hebben. Op het nettoloon zit nog een enorme last aan bruto-loonkosten. Aan de onderkant zouden die lasten er af moeten en de mensen zouden meer betaald moeten krijgen. Dan wordt eenvoudig werk weer lonend en dus herstelt zich het onderling respect. We zouden hier echt met meer creativiteit en flexibiliteit mee om moeten kunnen gaan.”
Ik spreek vertel Jan Prins over mijn regionale plannen voor de arbeid; we zouden nog uren kunnen spreken en oplossingen kunnen vinden voor de meeste problemen, maar mijn tocht gaat verder en de agenda van Jan Prins wijst ook op andere verplichtingen. Tot mijn grote vreugde rijdt Jan Prins me terug naar het piepkleine, schilderachtige dorpje het Woudt waar ik een afspraak heb met Jos van der Knaap, voorman van LTO Nederland, sector Tuinbouw. We nemen hartelijk afscheid.
(wordt vervolgd)

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief