Amsterdam – “Eigenlijk is Amsterdam een verzameling dorpen”, merkt Lodewijk Asscher op tijdens onze wandeling door zijn deel van de stad. “En de tramlijnen verbinden Amsterdammers met het station en dus met de wereld”, voegt hij er aan toe, wanneer we de Ferdinand Bolstraat naderen. Later vertelde hij over Lijn 8, de tramlijn die door de Joodse buurt reed en waarmee de Joden naar het station vervoerd werden vanuit de Hollandsche Schouwburg. “Lijn 8 is verbonden met de deportatie en rijdt daarom niet meer in de stad,” zei Lodewijk.
De voorbije weken heb ik met tussenpozen een aantal dagen door Amsterdam gewandeld, naar mensen geluisterd, gekeken en met een enkeling gesproken. De stad dacht ik wel een beetje te kennen, maar nooit zag ik haar zoals nu: open, overzichtelijk, rijk en arm naast elkaar, oneindig kwetsbaar en krachtig tegelijk; druk en verstild, gewond en ook heel vitaal. De veelheid aan indrukken dwingen me om enige afstand te nemen; ik zal de passage door Amsterdam de komende weken in fragmenten beschrijven.
Lodewijk Asscher, Julia Wouters en Wouter Kokx ontmoet ik op een donderdagochtend in april in een bakkerij annex koffiehuis nabij het Roelof Hartplein. Lodewijk Asscher is wethouder in Amsterdam van financiën, jeugd, en educatie. Bovendien is hij verantwoordelijk voor de aanpak van het Wallengebied. En ook al is Lodewijk voorzitter van het curatorium van de Wiardi Beckman Stichting en daarmee een steunpilaar voor deze voettocht, wij hadden elkaar nog niet eerder ontmoet. Julia en Wouter zijn twee medewerkers van de Gemeente Amsterdam die veel met Lodewijk samenwerken.
Het deel waar Lodewijk thuis is, blijkt een kleine, zuidelijke hoek van de negentiende eeuwse wijk de Pijp. De wandeling is niet alleen een kennismaking met Lodewijk, maar ook met de stad in al haar facetten. Aan de Ruyterkade botsen we bijna op tegen een vroege bezoeker van een van de raambordelen die ook daar gevestigd zijn. De strijd tegen de grofste vorm van criminaliteit, vrouwenhandel en gedwongen prostitutie, is een van de meest taaie dossiers die hij als wethouder heeft aangepakt. Niet alleen omdat deze vorm van criminaliteit zo hardnekkig is en kostbaar om te bestrijden maar ook omdat velen, zelfs binnen de Partij van de Arbeid, meer hechten aan het idee uit de hippietijd van vrijheidblijheid dan aan de gevolgen die dat heeft voor jonge en kwetsbare vrouwen nu, ruim veertig jaar later.
De sociaal democratie in Nederland heeft vele bronnen, maar eigenlijk zijn er maar twee sterke regionale kernen: Amsterdam en Friesland. Die twee pijlers vormen de ruggengraat van de beweging, al sinds de tijd van Domela Nieuwenhuis, Pieter Jelles Troelstra en Henri Polak. Lodewijk neemt me mee naar het Harmoniehof, een rustig en in stilte verzonken plantsoen omgeven door eenvoudige maar prachtig uitgevoerde woningen uit de jaren twintig van de vorige eeuw. Het Harmoniehof werd ontwikkeld door een kleine sociaal democratische woningbouwcorporatie, Samenwerking, en ontworpen de architecten J.C. van Epen en M.J.E. Lippits. Ook nu nog is de Samenwerking eigenaar van de huizen en kun je er wonen tegen een bescheiden huur. “In deze wijk zie je de betekenis en de kracht van de Amsterdamse sociaal democratie,” vertelt Lodewijk.
We steken door en komen aan de rand van de wijk, nabij een breder water. “Ik ben hier opgegroeid en blijven wonen; mijn ouders wonen in de buurt en een eindje verderop woont mijn zus.” De huren in de buurt zijn nog steeds bescheiden; de sociaal democratische idealen zijn hier niet verkocht, zoals elders, wel integendeel. De betekenis daarvan moet niet worden onderschat. In de buurt zijn nog veel kleine winkeliers die juist het hoofd boven water kunnen houden omdat zij niet gevangen werden in panden van grote projectontwikkelaars.
Door de Ferdinand Bolstraat rijdt en tram en Lodewijk glimlacht een ogenblik. “Voor Amsterdammers is de tram van grote betekenis, Hij is altijd in de buurt en geeft je het gevoel dat je daarmee verbonden bent met de wereld. De tram rijdt naar het station en vandaar kun je alle kanten op. Felix Rottenberg die de stad als weinig anderen kent, kan het verhaal van de stad vertellen aan de hand van iedere tramhalte van iedere lijn.”
We staan een poosje stil bij een schoolplein van een van de tweehonderd basisscholen van Amsterdam. Het is pauze en Amsterdamse kinderen van alle kleuren en achtergronden leven zich al hollend en klimmend uit, of zitten stil bij elkaar en spreken zachtjes in geheimtaal. Op het schoolplein bloeit de Japanse kers.
Toen Lodewijk in 2006 aan zijn eerste termijn als wethouder begon, stond het onderwijs er in Amsterdam beroerd voor. De onderwijsinspectie beoordeelde vele Amsterdamse scholen als zwak of zeer zwak. Formeel had de wethouder geen enkele invloed op het onderwijs, maar Lodewijk zag dat toch een beetje anders. “Wanneer Amsterdamse kinderen slecht onderwijs krijgen, ga ik daar wel over,” stelde Lodewijk. En met een gedegen aanpak van gesprekken, confrontaties en een afgewogen hulpprogramma is het slechte basisonderwijs vrijwel volledig verdwenen. Amsterdamse kinderen krijgen nu weer onderwijs zoals je mag verwachten. Indirect bewees Lodewijk Asscher daarmee dat een wethouder veel meer vermag dan zo vaak wordt gedacht en gezegd. Niemand in de politieke wereld kan nu nog zeggen over slecht onderwijs of over slechte zorg: daar ga ik niet over.
Het eeuwige spel van de kinderen op het schoolplein geeft moed en vertrouwen, zeggen we tegen elkaar. Maar goed onderwijs en harmonie en veiligheid in de stad vragen een voortdurende inspanning; het gaat allemaal niet vanzelf.
Verderop passeren we de monumentale diamantslijperijfabriek van de familie Asscher uit 1907. Hier werden voor de oorlog de beroemdste diamanten van de wereld geslepen; de Joodse diamantslijpers woonden in de omringende straten. Een van hen, Henri Polak, was een van de oprichters van de SDAP en voorzitter van de Algemene Nederlandse Diamantbewerkers Bond (ANDB) en vanuit die rol de tegenspeler van Lodewijk’s overgrootvader. Hoewel zij tegengestelde belangen hadden, was er ook een groot wederzijds begrip en waardering. Voor Lodewijk’s grootvader in het bedrijf kwam, was hij eerst actief in de ANDB. De fabriek van Asscher lag aan het begin van de vorige eeuw aan de rand van de stad. Terwijl we door de straten lopen is er nauwelijks fantasie voor nodig om je het leven in de Diamantbuurt van voor de oorlog in te beelden. Uit iedere deur, vanaf elke trap, zo lijkt het, hoor je de stemmen en zie je de gezichten uit die tijd. Het geweld van de Nazi’s veroorzaakte uiteindelijk de genadeloze stilte die me nu naar de keel grijpt.
In de Diamantbuurt herken ik het pand waar in 2004 bewoners werden weggepest door rondhangende jongens van Marokkaanse afkomst. Julia en Lodewijk leggen uit dat er in die tijd heel wat mis was in de stad; er werd weg gekeken naar de problemen die de jongens veroorzaakten, die bovendien slim genoeg waren om zich te verschuilen achter begrippen als respect en discriminatie. Agressie, intolerantie en onaantastbaarheid werden niet gecorrigeerd. Die houding wordt nu niet meer geaccepteerd, vertellen Julia, Wouter en Lodewijk. Goed onderwijs schept een verplichting naar twee kanten; de overheid moet zorgen dat het onderwijs op orde is en een ieder heeft de plicht met zijn of haar talenten iets te doen.
Plotseling zijn we bij de Amstel, en ontdek je aan de ene kant een grote wolkenkrabber en aan de andere kant de Stopera. We wandelen naar de Wibautstraat, naar de beroemde bakkerij Hartog, waar we een boterham met kaas eten. Lodewijk, die eerder vanochtend in de Bijlmer bij een wedstrijd autobanden verwisselen was, moet zo naar een andere afspraak. Hij heeft minister Leers uitgenodigd voor een bezoek aan het kleuteronderwijs, waar heel gericht taalonderwijs wordt gegeven aan de kleinste kinderen. Integratie gaat nu eenmaal niet vanzelf, vertellen mijn gidsen. De stad kan eenieder opnemen, maar om er een leefbare, vitale en menswaardige gemeenschap van te maken moet je niet weg kijken, geen angst hebben maar aan de slag gaan; de stilte voorbij.
(Morgen: Naar de Opdrachtenbank)