Passage door Amsterdam (1): Op stap met Lodewijk, Julia en Wouter

Amsterdam – “Eigenlijk is Amsterdam een verzameling dorpen”, merkt Lodewijk Asscher op tijdens onze wandeling door zijn deel van de stad. “En de tramlijnen verbinden Amsterdammers met het station en dus met de wereld”, voegt hij er aan toe, wanneer we de Ferdinand Bolstraat naderen. Later vertelde hij over Lijn 8, de tramlijn die door de Joodse buurt reed en waarmee de Joden naar het station vervoerd werden vanuit de Hollandsche Schouwburg. “Lijn 8 is verbonden met de deportatie en rijdt daarom niet meer in de stad,” zei Lodewijk.

De voorbije weken heb ik met tussenpozen een aantal dagen door Amsterdam gewandeld, naar mensen geluisterd, gekeken en met een enkeling gesproken. De stad dacht ik wel een beetje te kennen, maar nooit zag ik haar zoals nu: open, overzichtelijk, rijk en arm naast elkaar, oneindig kwetsbaar en krachtig tegelijk; druk en verstild, gewond en ook heel vitaal. De veelheid aan indrukken dwingen me om enige afstand te nemen; ik zal de passage door Amsterdam de komende weken in fragmenten beschrijven.

Lodewijk Asscher, Julia Wouters en Wouter Kokx ontmoet ik op een donderdagochtend in april in een bakkerij annex koffiehuis nabij het Roelof Hartplein. Lodewijk Asscher is wethouder in Amsterdam van financiën, jeugd, en educatie. Bovendien is hij verantwoordelijk voor de aanpak van het Wallengebied. En ook al is Lodewijk voorzitter van het curatorium van de Wiardi Beckman Stichting en daarmee een steunpilaar voor deze voettocht, wij hadden elkaar nog niet eerder ontmoet. Julia en Wouter zijn twee medewerkers van de Gemeente Amsterdam die veel met Lodewijk samenwerken.

Het deel waar Lodewijk thuis is, blijkt een kleine, zuidelijke hoek van de negentiende eeuwse wijk de Pijp. De wandeling is niet alleen een kennismaking met Lodewijk, maar ook met de stad in al haar facetten. Aan de Ruyterkade botsen we bijna op tegen een vroege bezoeker van een van de raambordelen die ook daar gevestigd zijn. De strijd tegen de grofste vorm van criminaliteit, vrouwenhandel en gedwongen prostitutie, is een van de meest taaie dossiers die hij als wethouder heeft aangepakt. Niet alleen omdat deze vorm van criminaliteit zo hardnekkig is en kostbaar om te bestrijden maar ook omdat velen, zelfs binnen de Partij van de Arbeid, meer hechten aan het idee uit de hippietijd van vrijheidblijheid dan aan de gevolgen die dat heeft voor jonge en kwetsbare vrouwen nu, ruim veertig jaar later.

De sociaal democratie in Nederland heeft vele bronnen, maar eigenlijk zijn er maar twee sterke regionale kernen: Amsterdam en Friesland. Die twee pijlers vormen de ruggengraat van de beweging, al sinds de tijd van Domela Nieuwenhuis, Pieter Jelles Troelstra en Henri Polak. Lodewijk neemt me mee naar het Harmoniehof, een rustig en in stilte verzonken plantsoen omgeven door eenvoudige maar prachtig uitgevoerde woningen uit de jaren twintig van de vorige eeuw. Het Harmoniehof werd ontwikkeld door een kleine sociaal democratische woningbouwcorporatie, Samenwerking, en ontworpen de architecten J.C. van Epen en M.J.E. Lippits. Ook nu nog is de Samenwerking eigenaar van de huizen en kun je er wonen tegen een bescheiden huur. “In deze wijk zie je de betekenis en de kracht van de Amsterdamse sociaal democratie,” vertelt Lodewijk.

We steken door en komen aan de rand van de wijk, nabij een breder water. “Ik ben hier opgegroeid en blijven wonen; mijn ouders wonen in de buurt en een eindje verderop woont mijn zus.” De huren in de buurt zijn nog steeds bescheiden; de sociaal democratische idealen zijn hier niet verkocht, zoals elders, wel integendeel. De betekenis daarvan moet niet worden onderschat. In de buurt zijn nog veel kleine winkeliers die juist het hoofd boven water kunnen houden omdat zij niet gevangen werden in panden van grote projectontwikkelaars.

Door de Ferdinand Bolstraat rijdt en tram en Lodewijk glimlacht een ogenblik. “Voor Amsterdammers is de tram van grote betekenis, Hij is altijd in de buurt en geeft je het gevoel dat je daarmee verbonden bent met de wereld. De tram rijdt naar het station en vandaar kun je alle kanten op. Felix Rottenberg die de stad als weinig anderen kent, kan het verhaal van de stad vertellen aan de hand van iedere tramhalte van iedere lijn.”

We staan een poosje stil bij een schoolplein van een van de tweehonderd basisscholen van Amsterdam. Het is pauze en Amsterdamse kinderen van alle kleuren en achtergronden leven zich al hollend en klimmend uit, of zitten stil bij elkaar en spreken zachtjes in geheimtaal. Op het schoolplein bloeit de Japanse kers.

Toen Lodewijk in 2006 aan zijn eerste termijn als wethouder begon, stond het onderwijs er in Amsterdam beroerd voor. De onderwijsinspectie beoordeelde vele Amsterdamse scholen als zwak of zeer zwak. Formeel had de wethouder geen enkele invloed op het onderwijs, maar Lodewijk zag dat toch een beetje anders. “Wanneer Amsterdamse kinderen slecht onderwijs krijgen, ga ik daar wel over,” stelde Lodewijk. En met een gedegen aanpak van gesprekken, confrontaties en een afgewogen hulpprogramma is het slechte basisonderwijs vrijwel volledig verdwenen. Amsterdamse kinderen krijgen nu weer onderwijs zoals je mag verwachten. Indirect bewees Lodewijk Asscher daarmee dat een wethouder veel meer vermag dan zo vaak wordt gedacht en gezegd. Niemand in de politieke wereld kan nu nog zeggen over slecht onderwijs of over slechte zorg: daar ga ik niet over.

Het eeuwige spel van de kinderen op het schoolplein geeft moed en vertrouwen, zeggen we tegen elkaar. Maar goed onderwijs en harmonie en veiligheid in de stad vragen een voortdurende inspanning; het gaat allemaal niet vanzelf.

Verderop passeren we de monumentale diamantslijperijfabriek van de familie Asscher uit 1907. Hier werden voor de oorlog de beroemdste diamanten van de wereld geslepen; de Joodse diamantslijpers woonden in de omringende straten. Een van hen, Henri Polak, was een van de oprichters van de SDAP en voorzitter van de Algemene Nederlandse Diamantbewerkers Bond (ANDB) en vanuit die rol de tegenspeler van Lodewijk’s overgrootvader. Hoewel zij tegengestelde belangen hadden, was er ook een groot wederzijds begrip en waardering. Voor Lodewijk’s grootvader in het bedrijf kwam, was hij eerst actief in de ANDB. De fabriek van Asscher lag aan het begin van de vorige eeuw aan de rand van de stad. Terwijl we door de straten lopen is er nauwelijks fantasie voor nodig om je het leven in de Diamantbuurt van voor de oorlog in te beelden. Uit iedere deur, vanaf elke trap, zo lijkt het, hoor je de stemmen en zie je de gezichten uit die tijd. Het geweld van de Nazi’s veroorzaakte uiteindelijk de genadeloze stilte die me nu naar de keel grijpt.

In de Diamantbuurt herken ik het pand waar in 2004 bewoners werden weggepest door rondhangende jongens van Marokkaanse afkomst. Julia en Lodewijk leggen uit dat er in die tijd heel wat mis was in de stad; er werd weg gekeken naar de problemen die de jongens veroorzaakten, die bovendien slim genoeg waren om zich te verschuilen achter begrippen als respect en discriminatie. Agressie, intolerantie en onaantastbaarheid werden niet gecorrigeerd. Die houding wordt nu niet meer geaccepteerd, vertellen Julia, Wouter en Lodewijk. Goed onderwijs schept een verplichting naar twee kanten; de overheid moet zorgen dat het onderwijs op orde is en een ieder heeft de plicht met zijn of haar talenten iets te doen.

Plotseling zijn we bij de Amstel, en ontdek je aan de ene kant een grote wolkenkrabber en aan de andere kant de Stopera. We wandelen naar de Wibautstraat, naar de beroemde bakkerij Hartog, waar we een boterham met kaas eten. Lodewijk, die eerder vanochtend in de Bijlmer bij een wedstrijd autobanden verwisselen was, moet zo naar een andere afspraak. Hij heeft minister Leers uitgenodigd voor een bezoek aan het kleuteronderwijs, waar heel gericht taalonderwijs wordt gegeven aan de kleinste kinderen. Integratie gaat nu eenmaal niet vanzelf, vertellen mijn gidsen. De stad kan eenieder opnemen, maar om er een leefbare, vitale en menswaardige gemeenschap van te maken moet je niet weg kijken, geen angst hebben maar aan de slag gaan; de stilte voorbij.

(Morgen: Naar de Opdrachtenbank)

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

Drukte en chaos in de marges van de stad.

De tussenetappe Beverwijk – Haarlem – Amsterdam: deel II

De volgende dag wandel ik met Dorette van Haarlem naar Amsterdam. Dorette en ik zijn al vele jaren bevriend, eigenlijk vanaf het moment dat zij lid werd van het Europees Parlement. Inmiddels adviseert zij de regering vanuit verschillende functies en is zij bovendien voorzitter van de Nederlandse Emissie Autoriteit. We lopen door het centrum, passeren het standbeeld van Jan Laurenszoon Coster, uitvinder van de boekdrukkunst en de grote vriend van mijn opa, die ook Jan Coster heette. Langs het Spaarne en door de Amsterdamse poort lopen we de stad uit, langs de Haarlemmertrekvaart. Mijn opa, Jan Coster, vertelde me over zijn jeugd waarin hij nog in de paardentram zat, en de trekschuiten zag. Nu, van die verhalen is geen spoor meer te bekennen. Het verkeer raast en dendert voorbij; op weg naar Amsterdam lijkt de aarde vernietigt, open geritst en strak getrokken door asfalt en onzichtbare vluchtwegen, hoog in de lucht. Niet eerder voelde ik me op deze tocht zo verloren in drukte en chaos; gelukkig was Dorette mee als een trouwe gids. Ze wees me op een strookje weiland en een klein wilgen en elzen bos waar in de toppen van de bomen lepelaars hun nest hebben, terwijl het verkeer tussen Haarlem en Amsterdam dag en nacht voorbij raast. Samen kijken we naar een niet uitgediepte sloot en zien hoe een karper, met de rug boven water, zich vruchteloos een weg zoekt door de ondiepe sloot. Het open water, vijftig meter verderop kan de karper niet bereiken; met moeite draait hij zich om en zwemt terug.

Even later naderen we een spoorweg overgang. Vrijwel onzichtbaar is een klein grafmonument voor een vader die daar met zijn twee kinderen voor de trein sprong. Eerder had zijn echtgenote de man verteld dat zij wilde scheiden. Voor zijn wanhoopsdaad doodde de man zijn schoonmoeder. Terwijl we het spoor passeren, en Dorette vertelt dat zij de vader en de kinderen kende, rijdt een zwaar beladen vrachtwagen achter ons vandaan en met grote vaart voorbij. Haast verlamd van angst passeren we de spoorweg.

Bij Halfweg blijkt de weg opengebroken. In de buurt van een voormalige suikerfabriek ligt een viaduct over een drukke snelweg. Met geen mogelijkheid kunnen we hier verder. Via een omweg bereiken we de rand van de stad. Een meneer, Rene Hulsthout, die geboren werd in Koewacht, Zeeuws Vlaanderen, maar opgroeide in het buitengebied rond Amsterdam, legt ons uit hoe we verder moeten. Alles is hier opgebroken; een smalle strook land die als natuurgebied werd ingericht, blijkt niet begaanbaar. Uiteindelijk wandelen we over een fietspad naast de intens drukke weg richting Slotervaart. Twee jongens op een brommer, Sem en Hakan, houden stil wanneer ze me zien; ze vragen beleefd wie ik ben, wat ik doe en waarom. De jongens heten me welkom, in Amsterdam.

Gepubliceerd op

Over de koe die in drie kwartier verdween.

De tussenetappe Beverwijk – Haarlem – Amsterdam: deel I

Haarlem – Van Beverwijk, via Haarlem, naar Amsterdam. Dat is een andere wereld dan die waar ik tot nu toe doorheen kwam. In de Randstad is er voortdurend verkeerslawaai, voor en achter me, maar ook, tot mijn schrik, hoog in de lucht. Af en toe passeren opstijgende vliegtuigen en dan is alsof de hemel breekt.

Na aankomst in het station van Beverwijk wandel ik een winkelstraat in, opvallend breed en lang. Aan weerzijden de filialen van de alom tegenwoordige winkelketens in huishoudelijke artikelen, drogisterijen, sportartikelen en zoveel meer. Het licht is hard, de wind koud en onaangenaam.

Vlak voor mijn vertrek naar Beverwijk sprak ik met Michiel van Akkeren uit Goes, specialist op het gebied van marketing via de nieuwe, sociale media. Hij werkt ergens in de Randstad voor een conglomeraat van 69 internetwinkels, allen gespecialiseerd in een bepaalde groep producten: wasmachines, televisies, computers, enzovoorts. Michiel vertelt dat het kopen via internet steeds gemakkelijker en sneller gaat en dat de omzet van internetwinkels spectaculair groeit. In die wereld is Michiel heer en meester. Hij voorspelt dat de groei van internetwinkels het straatbeeld in onze dorpen en steden ingrijpend zal veranderen. Steeds meer mensen zullen het internet verkiezen voor aankopen; het is niet alleen goedkoper, maar ook sneller, veiliger en comfortabeler. Marketing werkt.

Het gesprek met Michiel doet me, terwijl ik op zoek ben naar een bakker die ik niet kan vinden, denken aan Monnickendam. Daar kwam ik aan na een lange wandeling vanuit Volendam over de dijk van de Gouwzee. Ik was moe en duizelig toen ik in het mooiste van de voormalige Zuiderzeehavens in Noord-Holland aankwam. Ik liep er het eerste het beste winkeltje binnen, in een van die oude, zeventiende panden. Het bleek een winkeltje te zijn voor poppenhuizen en alles wat je daarvoor nodig hebt. Ik trof er drie dames aan, die allen bezig waren met de winkelvoorraad, spullen soms zo klein en teer dat ik ze nauwelijks durfde op te pakken. Betsy, de eigenaresse van de winkel vertelde dat ze drie dagen per week werkt in de horeca om haar winkeltje die vier andere dagen in stand te kunnen houden. Ze heeft veel concurrentie van internetwinkels, vertelde ze. Iedereen met wat aardigheid in de wereld van de poppenhuizen, kan, al dan niet onder een schuilnaam, een internetwinkel beginnen en spullen leveren. Geen haan die ernaar kraait; voor belasting en andere regels hoef je niet te vrezen. Voor Betsy is dat natuurlijk anders; zij houdt zich wel aan alle voorschriften en zorgt voor een overzichtelijke bedrijfsvoering. De winkel is voor haar van belang, juist uit sociaal oogpunt. Het is gezellig en leuk, maar uiteindelijk moet er aan het eind van de maand wel wat verdiend worden… anders kan het niet uit.

Uiteindelijk vind ik in de HEMA een zakje krentenbollen, en ga op weg, richting Haarlem. Nog in Beverwijk kom ik Erwin tegen, postbode, die na de zomer wordt ontslagen na elf jaar trouwe dienst. “Nu heb ik een redelijk salaris,” zegt Erwin, “straks houdt dat op. Dan zijn er 11.000 postbodes ontslagen en denken ze dat er 30.000 mensen met een klein contractje voor terug komen. Een contractje voor de armoe en daarmee denken ze dit werk te kunnen laten doen.”

Erwin heeft het ontslag voor zich uitgeschoven; hij heeft nog geen idee wat hij daarna zou kunnen gaan doen. Boswachter lijkt hem wel wat, maar hij weet ook wel dat er geen vraag is naar boswachters. “Ik ben nu eenmaal graag buiten,” zegt hij. “Ik ga nu eerst maar naar Nieuw Zeeland, een paar maanden fietsen, samen met mijn vriendin. Daarna zien we wel waar we ons vestigen.”

Ik ga zelden een café binnen, maar in Santpoort heb ik enorme trek in een kopje koffie en wil ik ook graag even mijn rugzak neerleggen en gaan zitten. En gelukkig kom ik café Bartje tegen, een wit geschilderd eenvoudig pand uit 1889. Het heeft al die tijd dienst gedaan als café; het interieur is nooit veranderd. De wanden zijn lang geleden beschilderd met landelijke taferelen. In een donkere ruimte naast de gelagkamer staat een geweldig mooi uitgelicht biljart en zitten vier heren in schaars licht te kaarten. Het is alsof de Kaartspelers van Renoir hier nog zitten; aan de toog vertellen vriendelijke stamgasten over de aardigheid van het café, met de spaarpot waar wekelijks ten minste vijf euro in wordt gestopt. Van de rente van het spaargeld is eens per jaar een gezellige avond; het gespaarde bedrag wordt dan geheel weer uitgekeerd. Maar het mooist van al zijn de sterke verhalen. Een meneer die werkt voor de Staatsuitgeverij vertelde dat hij ooit eens een koe moest brengen naar een maden-kwekerij in de buurt van Purmerend. “Die maaien liggen in een bak; en die dooie koe…binnen drie kwartier was die hele koe weg. Op. In drie kwartier, in een maaienkwekerij.”

Wanneer ik hier vertel over mijn voettocht en mijn kaartjes laat zien, vragen de mannen me of er een boekje van komt en als dat er komt of ik dan zo vriendelijk zou willen zijn om dat te komen presenteren in het café. Nou, dat vind ik een geweldig idee: als volgend jaar dit avontuur voorbij is en alle verhalen zijn opgetekend en wie weet verwerkt in een boekje, is het misschien een leuk idee daarover te vertellen, her en der. In ieder geval zal ik dit onvergetelijke café aandoen, en wie weet kunnen we wat geld verzamelen voor een goed doel, in de streek.

In Haarlem wandel ik boekwinkel Gilissen binnen en koop de Haarlemse Courant. Op de eerste pagina staat dat kunstenaars de krant steunen. Blijkbaar staat de uitgave onder druk; eigenaar Tegelgraaf Media Groep heeft het moeilijk en zoekt naar besparingen. Thuis, in mijn kast, liggen een paar exemplaren van die krant uit de 18e eeuw; volgens mijn herinneringen is de Oprechte Haarlemer Courant het oudste dagblad van het land. De mevrouw in de boekwinkel vertelt dat alles onder druk staat; elders in het land is een keten van grote boekwinkels failliet gegaan. Zij heeft daar gelukkig geen last van. Mevrouw is met haar echtgenoot eigenaar van de winkel en woont er boven. “Dat scheelt natuurlijk enorm in de kosten. Je zou er niet aan moeten denken dat je huur moet betalen; dan kan het niet meer uit. Mensen bestellen nu eenmaal makkelijk een boek via het internet.”

Zo is alles weer rond. In Haarlem vind ik onderdak bij Dorette Corbey. Tussen het station en haar huis is een klein park; daar is een nest met drie jonge bosuilen. Haarlemmers, jong en oud, houden stil en kijken verwonderd hoog de boom in waar als in een oude prent, vrijwel roerloos, de jonge uilen voor zich uit staren.

Gepubliceerd op

Terschelling en het Waddenpuntenplan

Terschelling – Eind januari lukte het niet om Terschelling in het kader van de voettocht te bereiken – door ijsgang op de Waddenzee voer de boot tussen Harlingen en West Terschelling (de hoofdplaats van het eiland) niet. Half april kon ik echter aansluiten bij een werkbezoek van de Friese Statenfractie en Tweede Kamerlid Lutz Jacobi aan het Waddeneiland. De inzet was een actualisering van het Waddenpuntenplan, dat Lutz Jacobi de afgelopen jaren ontwikkelde.

Lutz Jacobi, Tjerk Voigt en Dorette Corbey, toenmalig lid van het Europees parlement, hebben in 2008 alle Waddeneilanden bezocht en met alles en iedereen gesproken. Op basis van die gesprekken is een eenvoudig en bondig plan ontwikkeld dat eigenlijk alle facetten van de Wadden raakt, natuur en recreatie, economie, zorg en onderwijs. Nu, vier jaar later, is het tijd voor een evaluatie en een actualisering van het plan.

Opnieuw gaat Lutz met in haar kielzog provinciale politici de Waddeneilanden stuk voor stuk af en praat ze met iedereen: vertegenwoordigers van instellingen, bedrijven, belangengroepen en bestuurders. Op Terschelling werd ze met haar Friese delegatie opgewacht door vertegenwoordigers van de lokale PvdA. De eerste ontmoeting betrof ‘programmamanager’ Tamara Bok van Staatsbosbeheer. Die organisatie is door de overheid verzelfstandigd en daardoor grootgrondbezitter geworden, ook op de Waddeneilanden.

Deze status heeft een enorme impact; Staatsbosbeheer is niet alleen een grootgrondbezitter, in de ogen van velen gedraagt zij zich erger dan dat, erkent ook programmanager Bok. Zij wijt dit grootgrondbezittergedrag aan twee kenmerkende groepen in het personeelsbestand van de organisatie: voormalige ambtenaren én gespecialiseerde biologen die alleen maar denken aan het belang van de bescherming van een specifieke soort of biotoop. “Door de schok die het kabinet Rutte teweeg heeft gebracht, dringt bij ons langzaam door dat we ook een rol te spelen hebben in de samenleving.” Mevrouw Bok wijst op een nieuw ondernemingsplan van Staatsbosbeheer dat gebaseerd is op drie elementen: beheren, beleven en benutten. Daarmee bedoelt ze “dat je natuur in stand moet houden, dat het toegankelijk moet zijn en dat het wat moet opleveren.”

Programmamager mevrouw Bok verdwijnt na haar uiteenzetting even schielijk als ze gekomen is; met de eerste boot keert zij terug naar de vaste wal en hoort niet hoe even later, in het dorpshuis, vertegenwoordigers van de bewoners van het eiland zich beklagen over de verwaarlozing van de kustverdediging en de bedreiging van de zoetwatervoorraad op het eiland door..juist, Staatsbosbeheer en Rijkswaterstaat. Zo verdween afgelopen jaar 400 hectare natuurgebied (een gedeelte van de Boschplaat) in zee.

De bewoners van Terschelling hebben zich georganiseerd en proberen met alternatieven gebaseerd op oude technieken, zoals het planten van helmgras, verdere afkalving van het eiland tegen te gaan. Zij krijgen bij de beherende organisaties natuurlijk geen gehoor. Ze hopen dat Deltacommissaris Wim Kuijken naar hen wil luisteren, maar veel vertrouwen hebben ze niet.

Wim Kuijken heeft zijn dienstreis naar Terschelling aangekondigd: het valt samen met het grote theater festival, Oerol. Die organisatie, Oerol, bezoeken we tijdens de lunch in Midsland. Oerol is een theater- en muziekfestival waar jaarlijks vele tienduizenden mensen op af komen, veelal uit de Randstad en Gelderland. Oerol heeft Terschelling een enorme bekendheid gegeven. Jaarlijks doet de AVRO uitvoerig verslag vanaf het festival. Oerol is bekend geworden door de indrukwekkende locatievoorstelling die speciaal voor het eiland en het festival werden gemaakt. Het hoogtepunt, vertelt festivaldirecteur Joop Mulder graag, was Peer Gynt door Tryater in een regie van Jos Thie, op de Boschplaat.

Net als andere culturele instellingen zucht ook de organisatie van Oerol onder de straffe bezuinigingen van het kabinet Rutte-Verhagen. Het bijzondere van Oerol is niet alleen dat het festival het hele eiland als een podium gebruikt, maar ook nog eens 75 % van de begroting uit eigen inkomsten genereert. Ondanks die basis treffen de bezuinigingen Oerol in het hart; een eiland heeft nu eenmaal scherpe grenzen. Groei kan nooit eindeloos zijn; steun blijft altijd voor een deel noodzakelijk om continuïteit te waarborgen.

Op het vaste land kun je uitwijken; op Terschelling niet. Bezuinigingen die in Haagse ministeries worden bedacht hebben maar al te vaak ongewilde effecten op de eilanden. Leveren de basisscholen op het eiland sinds jaar en dag maatwerk voor kinderen die extra hulp nodig hebben, bezuinigingen uit Den Haag zorgen ervoor dat kinderen niet meer op Terschelling geholpen kunnen worden. In plaats daarvan moeten zij het ouderlijk huis verlaten en moeten dan worden ondergebracht in gespecialiseerde instellingen op het vaste land, zo vertelde een onderwijzeres tijdens een bijeenkomst met eilandbewoners in het dorpshuis. Dat is verschrikkelijk, juist voor de meest kwetsbare kinderen en de gezinnen.

Lutz wees erop dat in de Tweede Kamer een motie van haar en het CDA is aangenomen die de regering vraagt het voorgenomen beleid altijd te toetsen op de gevolgen voor de Waddeneilanden. De ambtelijke top in Den Haag wil daaraan eigenlijk niet aan tegemoet komen. “Maar jullie kunnen op me rekenen,” zei Lutz met een vrolijke lach, die haar vastberadenheid en onverzettelijkheid markeert.

Het actualiseren van het Waddenpuntenplan zal voorlopig nog maanden in beslag nemen. De formule sluit aan bij de noodzaak om voor specifieke gebieden en regio’s bijzondere plannen te ontwikkelen op allerhande beleidsterreinen. In de kenniseconomie met haar wereldwijde dynamiek zijn er immers, zo is me tijdens deze tocht gebleken, te veel mensen, te veel gebieden die achterop raken en niet mee kunnen komen in de dynamiek van de grote, slimme, snelle wereld. Die tegenstellingen overbruggen is een specifieke opdracht voor de sociaal democratie; de aanpak van Lutz en haar Friese partijgenoten kan daarbij een voorbeeld en inspiratiebron zijn.

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

Terug naar Volendam en Luik.

Kats – De plannen voor de komende weken moet ik, met groot plezier overigens, aanpassen. Komende donderdag ga ik opnieuw naar Amsterdam, bezoek de grote voedselmarkt in West en ’s middag een filiaal van AH in de Wibautstraat. Daarna keer ik andermaal terug naar Kats. Vrijdag ga ik terug naar Luik, met een delegatie uit alle geledingen van de Partij van de Arbeid. We bezoeken in Luik, zusterpartij Parti Socialiste, de vakbond en het sociaal democratisch ziekenfonds.

De Luikse PS heeft zich in dertig jaar opnieuw uitgevonden; van een gesloten bestuurderspartij met als dieptepunt de moord op Minister van Staat Andre Cools tot een actieve en dynamische poltieke macht die bestuursverantwoordelijkheid combineert met maatschappelijke en economische dynamiek, geworteld in de samenleving… Leden van de PS gaan wekelijks van deur tot deur, luisteren, praten en staan tussen de mensen. De federatie van Luik alleen al heeft 20.000 leden; in heel Nederland heeft de PvdA iets meer dan 54.000 leden… Niet voor niets is de missie van Hans Spekman: 100.000 leden, en ik ben er van overtuigd dat dat kan, met de PS als voorbeeld. Het vraagt een andere mentaliteit van partijleden en volksvertegenwoordigers, maar het kán wel.

Goed, ik pas het programma daarna ook weer aan omdat ik nog een keer terug wil keren naar Volendam. Een columnist schreef daar in een lokaal weekblad een scherpe kritiek op de PvdA. Ik wil hem graag ontmoeten, en anderen ook in Volendam.

Vooruit, morgen plaats ik nieuwe foto’s.

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

Zaandam: Over anonimiteit en solidariteit.

Zaandam – In de oudste industriële regio van het land heeft de sociaal democratie een lange en rijke geschiedenis; alleen al om die reden wilde ik Zaandam niet overslaan op deze tocht. Hier werd Kornelis ter Laan in 1914 de eerste socialistische burgemeester in een overwegend sociaal democratisch gemeentebestuur. Sindsdien hebben sociaal democraten in Zaandam een grote invloed en betekenis gehad.

Het centrum van de stad wordt gedomineerd door spectaculaire architectuur; een in de jaren zestig gedempte gracht wordt weer uitgegraven en een nieuw gemeentehuis werd in januari van dit jaar plechtig in gebruik genomen. Het was oud-burgemeester Ruud Vreeman die vijftien jaar geleden de aanzet gaf tot deze metamorfose.

In 1974 werd Zaandam samengevoegd met omringende dorpen, zoals Assendelft, Krommenie en Koog aan de Zaan. De nieuwe gemeente wordt sindsdien Zaanstad genoemd en telt intussen 150.000 inwoners. Jaarlijks nog komen er 1000 mensen bij. De regio ontleent haar betekenis en geschiedenis aan de industriële bedrijvigheid. Verkade, Albert Heijn/Ahold, Bruynzeel keukens, Honing en Duyvis zijn bedrijven die onverbrekelijk met Zaandam zijn verbonden.

In het centrum ontmoet ik op een terras enkele bestuursleden van de afdeling PvdA Zaanstreek. Drie lokale afdelingen, Zaanstad, Oostzaan en Wormerland, zijn onder een koepel gaan samenwerken, maar hebben hun zelfstandigheid in een ‘onderafdeling’ behouden. In die onderafdelingen wordt de gemeenteraadsfractie gevolgd en worden verkiezingen voorbereid. Maar door gebundelde kracht is het leuker en gemakkelijker om samen acties te ondernemen en opleidingen te verzorgen.

Maarten Klop is voorzitter van de koepel en Cees Schipper, secretaris, is zijn adjudant. Zij vertellen graag en geanimeerd over de lokale Partij van de Arbeid. Ze letten scherp op, zeggen ze, dat de verhoudingen tussen de drie onderafdelingen in evenwicht blijven. Vanzelfsprekend is ‘Zaanstad’ van de drie de grootste afdeling, maar dat betekent niet dat alle vergaderingen ook daar gehouden worden: alles netjes om de beurt.

’s Avonds is er een raadsvergadering in het nieuwe gemeentehuis van Zaanstad. Voor de vergadering laat wethouder Jeroen Olthof trots het nieuwe kantoor zien. We dwalen door het lichte en markante gebouw. Wat mij overrompelt is de inrichting van het kantoor die volledig is toegespitst op “Het Nieuwe Werken”. Dat wil zeggen dat kantoren en alle bureaus ontdaan zijn van elk spoor van menselijke identiteit. Niemand heeft hier een vaste plaats; alle ambtenaren kunnen naar believen hun computertje van thuis meenemen en aansluiten, inloggen op eender welk hoekje. Er zijn speciale zit- of lighoeken gecreeërd voor overleg. Wie een collega wil opzoeken en ontmoeten, treft aan een wand een centraal televisiescherm waar je snel en handig kunt ontdekken wie waar zit en is ingelogd.

Het Nieuwe Werken is een term die samenhangt met de nieuwe informatietechnologie. Computers hebben de aard van veel werkzaamheden veranderd; tijd en plaats zijn minder relevant geworden. Dat heeft onvermijdelijk gevolgen voor menselijke verhoudingen en de hiërarchie van en in organisaties. Flexibiliteit en anonimiteit van de werknemers zijn sleutelbegrippen voor ‘Het Nieuwe Werken’.

In het stadhuis van Zaanstad hebben alleen de leden van het college van burgemeester en wethouders eigen kantoren; elders is elke individualiteit uitgebannen. Terwijl we door het gebouw lopen zie ik de toren van regels, wetten en richtlijnen van boven naar beneden gestapeld: vanuit de Europese Unie, via de ministeries in Den Haag, vanuit het provinciehuis in Haarlem en omringende organisaties komen alle lijnen hier samen. Wat zegt die politiek- maatschappelijke ordening over menselijke en democratische verhoudingen?

’s Avonds volg ik het debat in de gemeenteraad. Jeroen Olthof heeft projectontwikkelaars gevonden die bereid zijn om een hele nieuwe, duurzame wijk aan te leggen en alle kosten, ook voor de infrastructuur, voor eigen rekening te nemen. Dat is een buitenkans voor Zaanstad: een nieuwe wijk tegen minimale kosten en een maximale opbrengst. Het enige minpuntje is dat in plaats van een rotonde op de ontsluitingsweg een gecontroleerd kruispunt wordt aangelegd.

Het debat in de raad leidt me af van de vragen over het Nieuwe Werken. Ik ontdek al snel de meest ijdele heren, die net iets langzamer lopen, net iets langzamer spreken, het liefst over de grootst mogelijke onzinnige zaken en na iedere bewering even een knipoogje geven aan een te jonge dame op de publieke tribune. Of het raadslid van D’66 met een reusachtige buik die van geen ophouden weet: “Twintig jaar geleden, herinner ik me levendig voorzitter, hadden we het hier ook al over en ik heb het toen al gezegd… we moeten dit niet willen.” Z’n hand in de broekzak, de buik zelfverzekerd tonend… zo gênant.

De debatten in de raadszaal zijn even mooi als voorspelbaar. Over de rotonde wordt eindeloos gebakkeleid en het leidt uiteindelijk tot een vraag aan de wethouder of hij nog eens met de ontwikkelaars om de tafel wil gaan zitten om te kijken of de rotonde alsnog kan worden aangelegd… Niet meer, niet minder. Er wordt ook gelachen: over een raadslid wat een Leerdammertje maakt en een Jaeblablaatje vertelt. In de pauze neem ik afscheid en brengt Cees Schippers me naar een logement aan de rand van de stad.

In mijn kamer ontdek ik dat het bestuur van een onderwijskoepel in Goes heeft besloten dat ons dorpsschooltje na de zomer van 2013 wordt gesloten. Datzelfde schooltje behoorde vier jaar geleden nog bij de beste vier kleine scholen van het land; nu is het door mismanagement bewust naar de ondergang geleid. Ik heb me op dat besluit voorbereid en besluit onmiddellijk om de volgende ochtend naar huis terug te keren. Ik heb een plan in m’n kop, niet in het minst opgedaan door deze voettocht… Het is een plan van verbondenheid, van solidariteit van de stad met het platteland, van het platteland met de stad. Kom op… nooit opgeven is ons devies.

Gepubliceerd op

Van Broek naar Anja, van Meindert naar AH.

Zaandam – In Broek in Waterland, bij de bushalte aan de rand van het dorp, stap ik uit en zoek ik mijn weg naar Landsmeer. Tot mijn verdriet leidt die weg niet door de kern van het dorp wat, naar me werd verteld, erg mooi schijnt te zijn: er staan oude, houten huizen in bijzondere kleuren en met de mooiste gevels. In plaats daarvan volg ik een dijkje terzijde van een vaart. Nog tegenover het oude dorpscentrum zie ik een man aan het werk in zijn moestuin, aan de voet van de dijk. Het is tijd voor de eerste pootaardappels, vertelt hij, de grond is niet te nat, niet te droog, zwart en veenig. Diezelfde zachte grond is ook de reden waarom de huizen hier van hout werden gebouwd, vertelt de man, terwijl hij even stopt met het loswerken van de aarde. ”Het veenweidegebied is nu eenmaal drassig; houten huizen zijn lichter dan huizen van steen. Maar dat maakt ze niet goedkoper; het huis hiernaast staat te koop voor 1,2 miljoen; dat aan die kant,” en hij wijst in westelijke richting, “voor achthonderdduizend euro.” Ik zie links en rechts nette, keurig geschilderde huizen, maar bijzonder is het allemaal niet. 1,2 miljoen of 800.000 euro? Het zijn krankzinnige, van de werkelijkheid losgezongen bedragen; daar zijn we het gauw over eens.

Een eindje verderop, richting Landsmeer, stapt een mevrouw op een pontje waarmee ze zich over een vaart naar haar woonboot trekt. Iedere woonboot heeft hier een eigen pontje, al valt er nauwelijks te praten over woonboten. Het zijn eerder op het water drijvende villa’s, gemaakt van exotisch materiaal en klatergoud.

Op een pontje over het Noord Hollands kanaal wordt de overzet verzorgd door Anja. Ze werkt twee dagen per week op de pont, dertien uur per dag. Ze is niet in dienst bij de provincie maar bij een ‘op afstand gezet’ bedrijf. Scholieren, boeren en enkele automobilisten maken intensief gebruik van de overzet. Anja is blij met haar werk; het is leuk en afwisselend en soms ook spannend, vooral wanneer een boer met een trekker en een zware aanhangwagen de platte schuit opdraait. Kan de pont het gewicht wel aan? “Het is nog nooit fout gegaan, maar ik heb wel eens een boer teruggestuurd,” vertelt ze. “Ik neem geen risico’s, hoor.” Ze hoopt het werk nog lang te doen; haar zoon is eerder die week ook op de pont begonnen.

Op weg naar Landsmeer tref ik Meindert Weerstand. Meindert is 57 jaar en knecht op een paardenpension. Hij is zijn levenlang van het ene in het andere baantje gerold; leren vond hij niks, maar met zijn handen kon hij maken wat hij zag. Hij werkte als timmerman, in de metaal, in een kippenslachterij en zette stellingen neer op de bouw. Een paar jaar was hij werkloos maar met zijn uitkering kon hij hier aan de slag: stallen uitmesten, paarden voeren, en wat repareren en andere klusjes doen. “Het wordt voor jongens zoals ik,” zegt hij, “die gewoon met hun handen willen werken, steeds moeilijker. Ik ben blij dat ik dit nog heb.”

Om drie uur moet ik in Zaandam zijn voor een afspraak met Susanne van Paridon van het grote Ahold concern, het moederbedrijf van Albert Heijn. Met 80.000 werknemers is het een van de grootste werkgevers in Nederland; bovendien doen miljoenen mensen er dagelijks hun boodschappen. Ik wil graag weten hoe Ahold met haar werknemers omgaat en meer nog, hoe het ingewikkelde systeem van de voedselproductie in elkaar zit. De logistiek van de voedselvoorziening moet een mirakel zijn, en kwetsbaar bovendien. Tot slot is de prijsvorming voor mij een raadsel. Om op tijd te zijn moet ik in Oostzaan de bus nemen, met die vervelende OV pas. Op het moment dat ik wil uitstappen, rinkelt de telefoon en schrik ik. In dat ene ogenblik vergeet ik uit te checken en wordt dus financieel pootje gelicht door dat systeem van onzichtbare geldpikkerij. De OV chipkaart is en blijft een rotding en zou moeten worden afgeschaft, gelijk met het systeem van zomer- en wintertijd…

Susanne van Paridon heeft een uur tijd voor me kunnen vrijmaken. Ze legt uit hoe het bedrijf in elkaar steekt en de verschillende delen van het concern zich tot elkaar verhouden. Albert Heijn wil, vertelt ze, nadrukkelijk een maatschappelijk betrokken en duurzame rol spelen. Dat betreft arbeid, producten en logistiek. Wanneer we een poosje praten wordt duidelijk hoe ongelooflijk veel kanten aan het bedrijf kleven en hoe een supermarkt het hart van de samenleving raakt. Neem de boer die spinazie kweekt. De spinazie, hele kleine, kwetsbare blaadjes, moeten worden geoogst en wel zo dat de spinazieblaadjes niet kapot gaan; het moet worden vervoerd naar een verdeelcentrum, vanwaar de oogst naar de winkels moet worden gebracht en dat alles snel, zorgvuldig, zo min mogelijk het milieu belastend. In de winkel moet de spinazie zo snel mogelijk worden aangeboden op de afdeling door medewerkers die liefst uit de onmiddellijke omgeving van de supermarkt komen. De klant op zijn beurt moet de spinazie bij wijze spreken al op een boodschappenlijstje hebben staan voordat hij de winkel is binnenstapt. Het is allemaal te veel om in een enkel uurtje te doorgronden en we spreken af dat ik in de loop van de voettocht nader met het bedrijf zal kennis maken.

Gepubliceerd op

Volendam: Moedige Moeders aller Nederlanden, verenigt u!

Volendam – In Volendam organiseerden Moedige Moeders zich als eersten. Moeders van aan drugs en alcohol verslaafde kinderen zochten elkaar op, steunden elkaar en traden naar buiten met een krachtige boodschap: “Het gaat niet goed zo. Onze kinderen en onze gezinnen gaan ten onder in de open, vrije maar door criminaliteit geleide wereld van alcohol en drugs. Wij vragen hiervoor aandacht. Er moet iets gebeuren.”

Moeders in Volendam en Edam vestigden met dit krachtige signaal de aandacht op een specifieke problematiek. Het alcoholgebruik door Nederlandse jongeren is het hoogste ter wereld; in Nederland spant de jeugd in West-Friesland de kroon. Het drugsgebruik, de cocaïne voorop, is eveneens van een zorgwekkend hoog niveau. Kinderen verliezen zichzelf, gezinnen gaan gebukt onder de ellende van de verslaving van een zoon of dochter, broer of zus. Niet zelden eindigt een jong, tragisch leven in zelfmoord.

Op mijn tocht door Noord-Holland wilde ik graag in contact komen met de Moedige Moeders. Gelukkig wilden zij tijd vrijmaken om hun verhalen te vertellen, uit te leggen wat hun zorgen zijn en wat ze doen. Ik nam contact op PvdA-raadslid Hester Keijzer uit Volendam; zij vond het leuk om mee te gaan.

Om acht uur meldden Hester en ik ons in een zaaltje van gebouw de Ark, nabij een winkelcentrum in een van de wijken van Volendam. Hester bleek de moeders toch te kennen, in ieder geval van gezicht. Maar… de kern en de kracht van Moedige Moeders is anonimiteit. Daarom hier geen namen en herkenbare elementen uit de aangrijpende verhalen die Hester en ik die avond noteerden.
We maken eerst kennis met een jonge psychologe. Zij kwam tijdens haar opleiding psychologie voor haar stage in contact met moedige moeders. Aanvankelijk heeft zij zich sterk ingezet voor de begeleiding van jongeren die drugsvrij willen worden of blijven. Inmiddels is zij afgestudeerd en ook werkzaam in de verslavingszorg. Maar nog steeds ondersteunt zij geheel belangenloos en vrijwillig de groep van de Moedige Moeders.

Een echtgenote vertelt hoe haar man na een motorongeluk een been verliest en uiteindelijk een baantje vindt in een gokhal in Amsterdam, van de regen in de drup belandt, en aan de drank en aan de cocaïne verslaafd raakt. De cocaïneverslaving wordt overwonnen, de alcoholverslaving ook, maar het gevaar van terugval, zelfs na twintig jaar, dreigt nog steeds en daarom blijft de wekelijkse gang naar de AA-groep een noodzaak.

Een volgende moeder vertelt over haar zoon die in aanraking kwam met de ‘party-drug’ GHB. Dat is een voormalig narcose-middel en het wordt door de industrie nog steeds verwerkt in schoonmaakmiddelen. Aanvankelijk was er in de verslavingszorg en bij artsen weinig over de verslavende werking van GHB bekend. Dat is intussen veranderd; men weet veel meer over gebruikers en verslaafden. Het gebruik van GHB leidt soms tot levensbedreigende situaties; de moeder vertelt dat ook haar zoon herhaaldelijk op het randje van leven en dood balanceerde. De ontwennings-verschijnselen kunnen zeer heftig zijn, vertelt ze. Het wordt dan ook afgeraden het op eigen houtje te proberen om af te kicken. GHB is goedkoop en volgens de mediaberichten makkelijk zelf te fabriceren met middelen die gewoon te koop zijn. In andere landen blijken middelen die uit de handel te zijn gehaald. Waarom kan dat niet in Nederland, vraagt de moeder.

En dan is er het verhaal van de zoon die met zijn familie een nieuw leven in Nederland heeft opgebouwd vanwege problemen in hun oude land. Die hier in Nederland voor het eerst kennis maakt met alcohol en drugs, waardoor zijn voorspoedige schoolloopbaan begint af te brokkelen. Het gezin verzet zich hiertegen en steunt de zoon in zijn strijd tegen het gebruiken van drank en drugs. Zij doen er alles aan om hem uit de vernietigende sfeer te houden. “Het is heftig geconfronteerd te worden met de wereld waarin kinderen nu leven, waar alles kan en mag,”vertelt de moeder. “Het gedoogbeleid, maar is er ooit een kosten-baten-analyse gemaakt?”
Een van de moeders antwoordt dat niemand meer de moed heeft het gedoogbeleid terug te draaien en dat het bovendien in andere landen, waar het drugsbeleid strenger is, nog veel erger blijkt te zijn. “Hier kunnen we elkaar helpen, met elkaar praten en in openheid voorlichting geven en hulp organiseren.”

In de jaren van de oprichting van Moedige Moeders, zo vertellen de vrouwen, was er weinig vertrouwen in de officiële hulpverleningsinstellingen. Daar richtte men zich voornamelijk op ‘gecontroleerd’ gebruiken en werden ouders veel te weinig bij de behandeling van jeugdige gebruikers betrokken. Moedige Moeders wezen toen al veel nadrukkelijker op de gevaren van verslaving. Zij vonden steun bij elkaar om als familie van gebruikers ervaringen te delen. “En,”concluderen de moeder, “voor ons was het heel duidelijk: Gecontroleerd gebruiken is voor een verslaafde niet mogelijk.”

Volgens Moedige Moeders is in de verslavingszorg intussen wel een en ander ten goede veranderd. “De contacten in onze gemeente verlopen open en in een goede sfeer,” vertelt een van de vrouwen. “Moedige Moeders heeft er toe bijgedragen dat de gevaren van alcohol- en drugsgebruik en de problemen rondom verslaving uit de taboesfeer zijn gehaald. Vanuit de wetenschap en verslavingszorg komen steeds vaker waarschuwende berichten over blijvende gezondheidsschade, juist bij jeugdige gebruikers. Er is nu ook een grotere bekendheid van keuzes van zowel private als GGZ-verslavingsinstellingen. Door de oprichting van 12-Stappen-Klinieken (Minesota-model aanvankelijk alleen in Schotland) is er nu gelukkig ook in Nederland uitstekende hulp voor verslaafden die niet gecontroleerd willen gebruiken maar ‘nooit meer willen gebruiken’. Die hulp is nu ook voor iedereen vrij toegankelijk.”

Volledig afkicken van een verslaving, blijkt uit de verhalen van de moeders, is niet gemakkelijk. Het gaat met vallen en opstaan. Dat is ook moeilijk voor de familie. Wanneer help je en wanneer laat je los? “Gelukkig is er in onze gezinnen een positieve ontwikkeling en kunnen we ons daardoor ook voor anderen inzetten. Want een ding zeker. Niet alleen het leven van een verslaafde is een hel ook voor de familie geldt dat,” leggen de Moedige Moeders uit.

De Moedige Moeders hebben zich goed georganiseerd, niet alleen in Volendam en Edam, maar door het hele land. De moeders helpen elkaar, geven advies, zorgen voor directe bijstand in crisissituaties en beïnvloeden bestuurders en politici. Waar het drugs en alcoholbeleid ontspoort, trachten zij door overleg oplossingen te vinden en aan te bevelen. In Volendam hebben zij de sluitingstijden in de horeca bespreekbaar gemaakt en is de lokale overheid in het geweer gekomen tegen drugsdealers. Zo worden moedige woorden omgezet in moedige daden.

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

Van Purmerend naar Volendam: hoe ziet solidariteit er eigenlijk uit?

Volendam – Purmerend heeft tachtigduizend inwoners, drie treinstations, een groot marktplein met veel cafés en dansgelegenheden. Er zijn 29 verschillende basisscholen, er is een theater, een zwembad én een crematorium. De wijken buiten het oude centrum lijken op de wijken van Papendrecht, van Almelo of Zoetermeer: dezelfde huizen, dezelfde straten, dezelfde fietspaden.

Het is koud en winderig wanneer ik het station van Purmerend verlaat en mijn weg zoek richting Volendam. Daar, in de Ark, zal ik vanavond de Moedige Moeders treffen. De Moedige Moeders is intussen een landelijke club, maar is ontstaan in Volendam/Edam. Moeders, geconfronteerd met de ellende van hun aan alcohol en drugs verslaafde kinderen, hebben zich georganiseerd en zijn actief geworden. Wat doen die Moeders; wat zijn hun zorgen? Dat hoop ik vanavond te achterhalen. Maar goed, eerst door Purmerend, richting Edam… Hoe kom ik daar?

Harry, met een kaal hoofd en gouden ringen in beide oren, heeft guitige ogen; hij staat bij een bushalte. De weg naar Volendam kan hij me niet vertellen: hij woont nog maar drie dagen in Purmerend. Daarvoor, vertelt hij, terwijl hij een boterhammetje eet, zat hij in de gevangenis van Vught, voor zijn aandeel in voetbalrellen. “Godenzoon”, staat er boven zijn linkeroor getatoeëerd; onder zijn jack komt een rood-wit shirt uit. “Het heeft me vijftien jaar van mijn leven gekost,” zegt hij. “Dus ik weet niks van Purmerend.”

De avond voor mijn wandeling vanuit Purmerend was ik in Nijmegen bij het debat van de Wiardi Beckman Stichting. Terwijl ik mijn weg zoek denk ik na over dat debat en de bijdrage van de socioloog Kees Schuyt. Het thema van de bijeenkomst was de levensloop en maakte onderdeel uit van het Van Waarde project, waarmee een nieuwe inhoud en richting wordt gezocht voor de sociaal democratie. In de vijftig jaar waarin Purmerend zich ontwikkelde van een traditionele markt en handelsplaats in Noord Holland tot een slaapstad nabij Amsterdam, is de levensloop en de levensstandaard voor veel mensen veranderd en verrijkt. De samenleving past zich stap voor stap aan die ontwikkelingen aan; politieke partijen, zoals ook de Partij van de Arbeid, proberen grip te krijgen op al die veranderingen en er richting aan te geven. Mensen zijn gemiddeld hoger opgeleid, hebben meerdere banen bij verschillende werkgevers en worden gemiddeld ouder, terwijl er veel minder kinderen geboren worden. Kees Schuyt signaleerde die ontwikkelingen en plaatste ze in perspectief.

In Purmerend zijn al die veranderingen goed zichtbaar. In de kleine geschakelde huizen uit de jaren zeventig van de vorige eeuw slaat de verpaupering toe en woekert als betonrot de vluchtigheid van menselijke verhoudingen. Als contrast zie je de onbekommerde rijkdom in grote glimmende zwarte en donkergroene auto’s en de rode broeken en donkerblauwe truien van golfspelende ‘oude van dagen’. Vanaf een polderweg, net buiten Purmerend sta ik een poosje te kijken naar die zorgeloze oude mensen, met hun golfclubs en karretjes die zo, op het eerste zicht, voor niets en niemand oog en oor hebben. Hoe ziet solidariteit er eigenlijk uit, denk ik, terwijl ik de rechte weg verder loop, in de richting van de Purmer.

Het is koud en er staat een harde wind onderweg; zodra ik Purmerend uit ben en in de polder loop, de lucht zie, dijken in de verte en schapen in het veld, voel ik me op m’n gemak. Autoverkeer raast langs en beangstigt, zeker, maar het landschap doet goed. Op weg naar Edam passeer ik een schuurtje met daarin een nieuwe melkautomaat van de familie Verbeek. Voor tachtig cent heb je een fles met de heerlijkste melk die je je kunt voorstellen, zo van de koe.

Ik wandel door Edam en over de dijk van het IJsselmeer naar Volendam. Dat leek me het zuiverst, om zo Volendam te naderen, op de grens van het water en het land. Volendam is het meest beroemde en meest bijzondere dorp van Nederland. Iedereen kent de viskramen op de markt, iedereen kent Volendammer muzikanten en voetballers. De ‘Dijk’ met de talloze cafés en restaurants is over de hele wereld bekend en in heel Nederland ging een schok toen in de oudejaarsnacht van de eeuwwisseling brand uitbrak in het Hemeltje en veertien Volendamse jongeren omkwamen en 241 anderen gewond raakten.

Bij de jongste verkiezingen scoorde de PVV goed in Edam/Volendam; wanneer die partij in het nieuws komt, zoals onlangs met het vertrek van Hero Brinkman uit de fractie in de Tweede Kamer, snellen journalisten naar Volendam voor commentaar en achtergronden. De Volendammers zeggen dan overigens niet veel; over politiek houden ze hun mond.

Wanneer ik Volendam binnen wandel en de grote, gesloten hal van Goldfish zie, de eerste huizen achter de dijk en in het IJsselmeer een tot ‘n grappig manneke omgetoverde boei, voel ik de kracht van het dorp, de humor en vertrouwelijkheid. In zijn bijdrage aan het van Waarde debat merkte Kees Schuyt op dat de landbouwsector vrijwel geen invloed heeft op ‘het moderne leven’; nog maar 3 procent van de beroepsbevolking, aldus Schuyt, werkt in de agrarische sector. Die cijfers zijn ongetwijfeld juist, maar daarmee is de landelijke en dorpse levensstijl in Nederland niet verdwenen, integendeel. Het grootste deel van Nederland is een agrarisch landschap; in de meeste dorpen en kleine steden waar ik in de voorbije 13 maanden doorheen liep, is de plattelandscultuur nog steeds bepalend.

De manier waarop een echtpaar op de dijk, de man in een scootmobiel ( “Ik heb ‘em opgevoerd. Natuurlijk”) en de vrouw met een klein wit keeshondje aan een riem, (“Hij doet weer macho”) me tegemoet treedt onderstreept die gedachte. In enkele minuten, met grappen het bestaan relativerend, leggen de heer en mevrouw uit wie ik ben, waar ik ben en met wie ik te maken heb: ik ben een buitenstaander, een betrokken waarnemer (“dat meen je niet, uit Zeeland en te voet?”) en meer dan welkom. “Ja, meneer,” zegt de mevrouw met het hondje, “de moedige moeders… ze zijn dapper.”

(wordt vervolgd)

Gepubliceerd op

Hoorn – Over democratie en onderwijs (2)

Op het Clusius College in Hoorn (MBO) spreek ik met Frank Mol, teamleider. Hij is afkomstig uit het bedrijfsleven en maakte zeven jaar geleden de overstap naar het onderwijs. “Dit geeft me meer voldoening; onderwijs is mensenwerk,” zegt Frank. “Ik vind het leuk om het onderwijs zo goed mogelijk te organiseren.”
De bezuinigingen en tijdelijke maatschappelijke voorkeuren hebben een voortdurende invloed op het onderwijs van deze ‘groene’ school in Hoorn, legt Frank Mol uit. Die invloeden leiden af van waar het echt om gaat, namelijk goed onderwijs. Nu zijn duurzaamheid en ondernemerschap de thema’s die kenmerkend zijn voor de tijdgeest. Terwijl op het algemene budget wordt gekort, zijn er voor projecten rondom deze thema’s weer wel potjes met geld beschikbaar. “Op die manier probeert iedereen een beetje te scoren via het onderwijs,” vertelt Frank, “terwijl het maar de vraag is, wat het rendement is van die tijdelijke projecten. Daarmee wordt het onderwijsbudget feitelijk ongunstig belast.”

Een ander fenomeen waarmee de school wordt geconfronteerd is wat Frank het verwende-kinderen syndroom noemt. Kinderen waarvan de ouders nauwelijks tijd of zin hebben om op te voeden en het nalaten om grenzen te stellen. En terwijl hij daarover spreekt komt een collega, enigszins ontdaan, het kantoor binnen. “Ik had er weer zo eentje, een meisje…Brullen, tekeer gaan, met de deuren slaan,” vertelt ze.
Er wordt gelijk werk van gemaakt; de lijnen op deze school zijn kort; de thuissituatie van de leerlingen en ouders zijn bij de school bekend. “Uiteindelijk hebben leerlingen behoefte aan duidelijkheid, aan respect en structuur,” besluit teamleider Frank Mol.

Anton Aker tref ik tijdens de pauze in de kantine van de school. Die kantine werd onlangs opnieuw in gericht, door leerlingen en een docente Styling, met vrolijke kleuren, gezellige tafels en mooie lampen.
Anton is docent commercieel ondernemen; een echte West-Fries. “Ik ken de bedrijven waar die jongens vandaan komen. Ik kom zelf ook uit zo’n gezin. We houden hier van flink aanpakken; als je een uurtje vrij bent, ga je op het bedrijf aan de slag. Het is een nuchter, hardwerkend volk, altijd op zoek naar nieuwe mogelijkheden. En wat zo leuk is, is dat iedereen de school kent, en zich ermee verbonden voelt. Als ik een mail-berichtje met een verzoek voor de school stuur naar een oud student, die hier acht jaar geleden is afgestudeerd en nu een bedrijf heeft in Kenia, krijg ik dezelfde dag antwoord. Dan weet je dat het goed is.”

Riet neemt me mee door klassen, door de werkplaats waar leerlingen leren om trekkers en andere landbouwwerktuigen te repareren, door de ateliers van de meiden van styling en de groepen die een recreatieopleiding volgen. Na hun opleiding kunnen ze aan de slag in maneges, in recreatiecentra, sportklassen en andere vrije tijdsbedrijvigheid. Wanneer ik hen vertel over mijn voettocht en uitleg dat ik zo dadelijk naar de uitslag van de leiderschapsverkiezingen van de Partij van de Arbeid ga, vraag ik of ze nog een boodschap of een vraag hebben voor de nieuwe politiek leider. De leerlingen van de klas vertellen dat ze vaak lange, dure reizen maken naar school en wanneer ze nog geen 18 jaar zijn, moeten hun ouders die kosten zelf opbrengen, tweehonderd, tweehonderdvijftig euro per maand, zo maar. Waarom krijgen studenten aan een universiteit of een HBO instelling wel een gratis Openbaar Vervoer kaart en leerlingen in het middelbaar beroeps onderwijs niet? Ik beloof de vraag door te geven.

Daarna neem ik afscheid en ga op zeg naar Amsterdam. Bij het busstation in Hoorn hangen drie jongens in een bushokje. Ze roken een joint. Ze zouden eigenlijk op school moeten zijn, erkennen ze, op een ander ROC in Hoorn, het Horizon college. Waarom dan in een bushokje een joint roken, vraag ik. “Het is beter om te blowen,” zeggen ze, “dan om te drinken.” Twee van de jongens beweren in een voorbereidende sportklas te zitten; de derde, verscholen achter een grote donkere zonnebril, doet handel en economie, op niveau 1. Wanneer ik hun naam vraag, geven ze idiote antwoorden. “Schrijf niet over ons,” zeggen ze. “We zijn er niet.”

In de Rode Hoed, een debatcentrum ooit opgezet door Huub Oosterhuis, wordt de uitslag van de leiderschapsverkiezingen bekend gemaakt. Een half uur voordien is het al een drukte van jewelste. Tientallen journalisten zijn op de persconferentie af gekomen; cameraploegen stellen zich op, achterin de zaal en buiten op straat staan verschillende satellietwagens. De vijf verschillende kandidaten met hun campagneteams en medewerkers van het partijkantoor en de Tweede Kamerfractie zijn allen nog onwetend omtrent wie er gewonnen heeft.
De leiderschapsverkiezingen hebben veel meer dan in het verleden enthousiasme opgeroepen. De verschillende debatten, overal in het land, hebben veel aandacht en democratische dynamiek in de partij veroorzaakt. Open, vrij, en toch ook verbonden, werden debatten tussen de verschillende kandidaten gevoerd en kwamen de onderlinge verschillen voor het voetlicht. Overal werd je aangesproken; iedereen zag opeens de kracht van de sociaal democratie.

Om precies vijf uur maakte partijvoorzitter Hans Spekman bekend dat Diederik Samsom in een ronde met een overtuigende meerderheid werd verkozen tot politiek leider van de Partij van de Arbeid en fractievoorzitter in de Tweede Kamer. Diederik hield een korte, krachtige toespraak waarin hij vertelde dat hij zijn best wil doen om de publieke sector terug te geven aan de burgers en het gevecht wil aangaan met het kabinet van Mark Rutte.

Na de bijeenkomst reisde ik terug naar Zeeland en bedacht me dat mijn gastvrouw die ochtend ‘sterke mannen zoals premier Monti in Italië’ aan de macht wilde, ook in Nederland. Sterke mannen, direct verbonden aan de Europese Unie, ontberen wezenlijke democratische tegenmacht. Daarin ligt geen kracht, maar juist zwakte, en dat is precies het probleem van de Europese Unie: zichtbare, tastbare tegenmacht ontbreekt.

Gepubliceerd op