Landelijke tournee Voettocht naar het hart van het Land

Vanaf zaterdag 25 oktober reis ik het land door om lezingen te geven over en uit mijn boek, Voettocht naar het Hart van het Land. Zie hier een voorlopig overzicht:
Voorlopige lijst tournee Voettocht naar het hart van het Land.

datum Plaats. Locatie Tijd.

zaterdag 25 oktober Oirschot ALV PvdA 16.30 uur.

dinsdag 28 oktober Uithuizen, De Fakkel, 20.00 uur.

woensdag 29 oktober Almelo Bibliotheek 19.30 uur

donderdag 30 oktober Frieschepalen dorpshuis 20.00 uur

vrijdag 31 oktober Leeuwarden Nieuw Sonnenberg 14.00 uur

zaterdag 1 november Boelenslaan Dorpshuis De Smoutte 10.00 uur

zaterdag 1 november Warga. De Bidler 16.00 uur

Donderdag 6 november Marum (Gr) ? ?

donderdag 13 november Schagen Café de Posthoorn 19.30 uur

vrijdag 14 november Spijkenisse Bibliotheek Boekenberg 12.00 uur m.m. v. Jetta Klijnsma.

woensdag 19 november Amsterdam De Nieuwe Boekhandel, Bos & Lommerweg 227 Amsterdam m.m.v. Lodewijk Asscher.

donderdag 20 november Nijmegen Boekhandel Dekker/ vd Vegt 19.30 uur

vrijdag 21 november Eindhoven Boekhandel van Piere 19.00 uur

dinsdag 25 november Haarlem ? ?

woensdag 26 november Utrecht ?

donderdag 28 november Doetinchem ?

Verder bezoek ik de mensen die ik onderweg tegenkwam in Berg aan de Maas, Heerlen, Emmer Compascuüm, Nieuwe Pekela, Zeewolde, Hardinxveld Giessendam, de Lier.

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

Voorlaatste etappe… naar de Hertogin Hedwige polder, 31 januari 2013

Kats.- De voorlaatste etappe. Van Graauw naar de Hertogin Hedwigepolder, ten oosten van Hulst en ten zuiden van het natuurgebied, het Verdronken Land van Saeftinghe. Ik heb de polder in de loop der jaren vaak bezocht; nooit was de tocht zo zwaar als juist nu, donderdag 31 januari 2013..

Het is in de vroege ochtend van 31 januari 2013. Wij, mijn oudste zoon en ik, wachten bij het busstation in Goes op de bus naar Hulst. Het is nog donker; de wind is hard en onvoorspelbaar. Wachtende passagiers, zelfs de scholieren, zijn stil en kijken voor zich uit. De onrustige lucht, de kou en de jagende wind juist vertellen een zwijgend verhaal.
Bijna twee uur later, in Hulst stappen we in een klein busje wat ons naar Graauw zal rijden. Achter het stuur zit Toine Hermans (76) uit Hulst. Hij is gepensioneerd en is twee onchtende per week vrijwillig chauffeur op het busje wat de kleine dorpen ten zuiden, oosten en noorden van hulst in een grote lus aan doet. Zonder vrijwilligers zou in deze stille uithoek van het land geen openbaar vervoer zijn. Toine: “Ik was hoofd logistiek bij een groothandel en mijn grootouders hadden al een transportbedrijf. Het rijden zit mij in het bloed en toen het pensioen er aan kwam, zag ik zo op tegen thuis zitten. Ik was en ben echt blij met dit werk. We hebben vorig jaar, met de 27 vrijwilligers 13.000 passagiers gehad op ons busje. Dat zegt toch wel wat; er is echt een behoefte.”
We rijden Hulst uit, het polderland in. De sneeuw, die het land vorige week bedekte is verdwenen. Nu is het een winterse storm die het land en de dag kleurt. Na enige tijd zegt Toine: “Vanmorgen moest ik een oude mevrouw mee nemen uit Paal. Ze durfde daar op 31 januari met zulk weer niet blijven. Ze wilde naar hogerop, naar haar dochter in Hulst.”
We zwijgen alle drie. Het is vandaag zestig jaar na de Ramp. We weten dat ouderen nog steeds niet kunnen slapen wanneer het stormt, zeker niet in deze periode van het jaar. Niet alleen ouderen dragen de kracht van de wind het water.
Toine Hermans: “Je moet er altijd aan denken. Je vergeet het nooit. Ik was zes, zeven jaar. Wij woonden in Hulst. Daags na de Ramp ben ik met vader gaan zoeken naar mijn tante. Ja, ik zie het nog zo. We hadden niet gedacht. Ik heb mijn tante gevonden in het water. Helemaal verkrampt. Dat vergeet je niet meer. Mijn tante, mijn oom, twee nichtjes zijn verdronken. Mijn nichtje had daags na de Ramp zullen trouwen.”
Toine kijk strak op de weg. Hij bestuurt het busje vaardig en vertelt over de slager van Graauw die het initiatief nam voor de busdienst nadat hij met zijn winkel stopte. “In de wet staat dat in iedere plaats bereikbaar moet zijn met het openbaar vervoer, als er maar behoefte is. Het eerste jaar ging het moeilijk. Mensen moesten er aan wennen dat er een busje reed, gratis bovendien. Maar ja, nu is er volk genoeg. Dertienduizend mensen per jaar. Dat is toch de moeite. Dan kun je in ieder geval altijd weg.”
Toine zet ons af voor de kerk in Graauw.
Aan de overkant in het café worden we opgewacht door Magda de Feijter en Kees en Piet de Broekert Willy Dobbelaere en enkele anderen van Red onze Polders, de actievoerders die zich sinds jaar en dag hebben ingezet voor de strijd tegen het ontpolderen. We drinken ene kopje koffie en gaan dan op weg, te voet, richting Emmadorp en vandaar naar de Hertoging Hedwigepolder.
Piet en Kees de Broekert vergezellen ons op het eerste stuk. Kees de Broekert was kantonier en heeft de vriendelijkste ogen die je kunt voorstellen. Hij was degene die de ontpolderactivisten immer voorzag van spandoeken met eenvoudige maar treffende spreuken. Beide broers zijn nu bijna tachtig jaar en, wanneer we bijna omver geblazen, schuin tegen de wind stappen, zegt Kees me met een glimlach… “Ach, als ze me op het sterfbed maar zeggen dat het ontpolderen niet door gaat, dan is het goed. Dan is de strijd niet voor niets geweest.” De vriendelijke blik in zijn ogen vertelt over een leven van moed, vertrouwen en overgave.
In Emmadorp trakteert Magda ons op een heerlijke lunch bij de familie van Wesemael. De zoon, Jean Pierre experimenteert op een klein hoekje van het traditionele akkerbouwbedrijf met ‘zilte teelten’, zeekraal, lamsoor, zeekool en het komend seizoen ook met aardappelen. Hij vertelt dat die teelt ook echt allemaal marginaal is en dat ook blijft. “Het is en blijft beperkt maar er staat tegenover dat het mogelijk interessant is om op zilte grond aardappels te telen. We hebben vorig seizoen 80 soorten uitgeprobeerd en er twee overgehouden. Die brengen misschien wel een euro de kilo op, tegen tien cent voor een kilo reguliere aardappels. Maar het moet natuurlijk een beperkte areaal blijven; de grond blijft immers zilt en dus ongeschikt daarna voor reguliere teelt.”
Na de lunch lopen we samen verder, Joris en ik naar de Hertogin Hedwigepolder. Juist tien dagen geleden heeft de Tweede Kamer ingestemd met het besluit van de regering om de polder van driehonderd hectare twee meter af te graven en onder water te zetten. Dat is voor tachtig procent van de Zeeuwen een onverteerbaar gegeven. De natuur schiet er geen zak mee op omdat over tien tot vijftien jaar de polder weer boven water ligt, op geslibd met sterk vervuilde grond.
Zeeland bestaat bij de gratie van dijken en bedijkte land, het cultuurlandschap, bepaalt de kwaliteit van het leven voor de planten, dieren en mensen. Haagse en Brusselse regels en wetten ondermijnen met het ontpolderen een fundamenteel vertrouwen bij grote groepen mensen; de bestaansgrond wordt immers letterlijk ondermijnd. In de rapporten die de Scheldeverdragen begeleiden staat opgenomen dat 12.000 hectare langs de Westerschelde aan de natuur en aan het water wordt terug gegeven. Dat is een oppervlakte twee maal zo groot als het eiland waar wij wonen, Noord Beveland. De Hedwige is 300 hectare groot en zo mooi.
Aan het begin van de polder staan de pachters me op te wachten, Ewald, Renaat, Paul, samen met zijn vrouw, Frankie, Karel en Johan. Samen lopen we midden door de polder, die met de lange rijen populieren een ongekende schoonheid tekent tegen de lucht. De polder, het geploegde land, wordt doorsneden met kreken en bosschages in winterslaap. Ewald heeft altijd moed gehouden maar nu definitieve besluiten zijn genomen weet hij niet waar hij zijn optimisme nog op moet baseren. Natuurlijk, de eigenaar van de polder, Gery De Cloedt, zal procederen tot de finish en iedereen die het dossier kent, weet dat er onrechtmatige zaken zijn gebeurd maar zal dat van aard zijn om de polder te behouden? Natuurlijk zijn er alternatieven die tot een compromis tussen voor en tegenstanders zouden kunnen leiden maar tot nu toe is er geen bestuurder geweest die belang had bij zo,n oplossing.
Aan het eind van de tocht klimmen we de Scheldedijk over en in de luwte tegenover de chemische fabrieken en naast de kerncentrale van Doel, leg ik de mannen uit dat de Haagse politiek aan het einde gekomen was van een treurig schaakspel en geen andere uitweg kon vinden dan het besluit om te ontpolderen. Ik spreek de hoop uit dat we elkaar blijven op zoeken in de maanden en jaren die zullen volgen en die zwaar zullen zijn. De pachters van de polder, voor wie geen enkele politicus, geen enkele bestuurder tot nu toe oog had, staan zwijgend in een kring om me heen en we kijken allemaal naar de grond, naar de dijk. De wind jaagt over ons hoofd. Het is 31 januari 2013, zestig jaar na de Ramp.

 

 

 

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

Kloosterzande – Graauw… Over een boze Belg en een boze handelaar in veevoer

II.
Op vrijdag wandel ik alleen vanaf Kloosterzande naar Graauw. Het is een zonnige dag; het winterlandschap van een oneindige schoonheid. De polderwegen zijn bevroren; op de akkers zitten honderden ganzen. Ze kijken me na en gakken elkaar toe. Gelukkig vliegen ze niet op; ik ben ook in hun ogen geen jager. Voor Lamswaarde loop ik het knuffelpad op, bovenop de dijk. Bert en Ernie wonen hier in de toppen van de struiken en lage bomen, en naast hen nog allerlei andere bevroren beertjes, aapjes en poppen.
In Lamswaarde loop ik de Petrus en Paulus Hoeve binnen, verkleumd van de kou. Hier kan ik een bordje heerlijke soep krijgen en een beetje op temperatuur komen. Yannick Mahu (27) onderbreekt een ogenblik zijn werkzaamheden in de keuken en schuift even aan. “Mijn ouders hadden al twee tearooms in Hulst toen we 15 jaar geleden hier zijn neergestreken,”vertelt Yannick. “Aanvankelijk was het ook een tearoom maar zachtjes aan zijn we gaan uitbreiden en hebben we een breed en toegankelijk horecabedrijf ontwikkeld, met een goede door Michelin aanbevolen keuken, met een eigen golfterrein om de hoeve heen, en een ruimte voor partijen en een loungebar.”
Lamswaarde is een klein dorpje, in een voor Hollanders onbekende en onbegrepen hoek van het land. Maar reclame hoeven Yannick en zijn ouders niet te maken. “We werken keihard maar met overgave en dat werkt. Onze gasten komen veelal uit Antwerpen en Gent; ze komen hier graag. Maar we moeten altijd weer nieuwe activiteiten ontwikkelen, topklasse verzekeren en alles breed toegankelijk houden.”
Yannick vertelt over zijn speciale acties voor de kerstmis, een zes gangen diner wat thuis wordt afgeleverd, of een dvd waarin hij voordoet hoe er wat gekookt en gebraden moet worden, met het boodschappenlijstje er bij. “Dat zijn allemaal initiatieven die mensen leuk vinden en telkens weer verrassen,”zegt hij. Ik vertel hem over mijn plan voor de streek, waarover ik eerder schreef. Yannick reageert verrast en belangstellend. “Het zou wat zijn,” zegt hij…
Na de heerlijke soep wandel ik verder, richting Roversberg, Duivenhoek en Paal. Vlak voor Paal wandelt een Vlaams echtpaar me tegemoet. Ze wonen sinds enige tijd in paal, wat een klein getijdenhaventje heeft in de Westerschelde. Even spreken we in de kou; ik leg uit dat mijn voettocht volgende week eindigt in de Hedwigepolder. Het gezicht van de man verstart. “We zijn d,r vorig jaar nen keer gaan kijken,”merkt zijn vrouw op. “Ja, die polder, den Hedwige, die moet onder woater. Dat is afgesproken.” De man zegt snijdend… “Wij geven wat, jullie geven wat. Daarom, dien polder moet onder water.” De man kijkt daarbij zo agressief dat ik er van schrik. Ik bijt op mijn lip, tel tot tien en wens meneer en mevrouw een goedendag.
In Graauw aangekomen moet ik een half uur wachten op een buurtbusje. Het is beroerd koud, de wind is opgestoken en het wordt donker. Wanneer ik meen dat het busje er aan komt, blijkt dat ik het bestelbusje van een handelaar in veevoer heb aangehouden. Stap maar in, zegt meneer de Vare. Ik vertel hem onderweg over de reactie van de Vlamingen over de Hedwige… Handelaar de Baere, in zijn grijze stofjas met zijn sjofele hoedje op en een bril op het puntje van zijn neus, kijkt me even aan alsof hij wil peilen wat voor vlees hij in de kuip heeft. “Ze moeten d,r mond houden,”brandt hij los. “Er is niks afgesproken er is afgedwongen, door de Belgen en de Vogelbescherming. Dat is wat er is gebeurd. Zo,n polder terug geven aan het water. Ze zijn zot. Het is een misdaad, niets meer, niets minder. Weet je wat die Belgen moeten doen? Een kanaal graven van Zeebrugge naar Antwerpen, dwars door hun land. Dan is het in een keer gedaan. Het moet niet gekker worden. Ze geven ons niks.. zij willen de Schelde almaar uitdiepen. Dat hoeft voor ons niet. En omdat dat gebeurt, moeten wij onze dijken breken? Ze zijn zot, opdonderen d,r mee.”
Van Baere zet me af bij het busstation in Hulst. De duisternis valt in; de kou trekt weer op.

 

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

Hulst- Kloosterzande… Over het isolement en geheime papieren…

Kloosterzande.- Op weg van Hulst naar Kloosterzande blaast een koude wind over het witte land. We horen verhalen over het isolement van oostelijk Zeeuws Vlaanderen, over de herinneringen aan het veer Kruiningen Perkpolder en horen we hoe de gemeenschap van ter Hole langzaamaan uit elkaar valt. Aan het einde van de dag en op een gunstige wind, waaien ons geheime documenten toe over het Plan Perkpolder… wat nu?
Vandaag wandelt mijn oudste zoon Joris mee. Vorige week heeft hij vernomen dat hij officieel geslaagd is voor zijn opleiding aan het ROC Westerschelde. Hij heeft zich tot ontwikkeld tot begeleider voor mensen die geestelijk en lichamelijk gehandicapt zijn; dat werk doet hij met wijsheid, overgave en geduld. Dat hij zijn diploma gehaald heeft vervuld ons met trots maar meer nog zijn keuze om te willen zorgen voor de aller kwetsbaarste mensen.
We rijden naar met de auto naar ter Hole en zoeken het plaatselijke schooltje. Hoewel het dorp niet groot is, kunnen we het schooltje niet vinden. Via een oud dorpsgenoot, John de Kraker, werd ik op enig moment benaderd of de school in Ter Hole niet mee kon liften op het Katse plan voor de basisscholen. Maar goed, we zien niets en niemand in Ter Hole.
Na een kopje koffie in Hulst besluiten we om de Vogel, een prachtige kreek bij Hengstdijk te wandelen. De kreek staat via een afwateringskanaal in verbinding met de Westerschelde…
Op de kreek wordt geschaatst; de wegen zijn besneeuwd en bedekt met een dikke laag ijs. Het wandelen in de harde koude wind is zo een gevaarlijke bezigheid. We houden het een uurtje vol, nemen de auto en rijden naar Kloosterzande.
Daar bij het oude kerkje van Hof ter Zande treffen we Marcel die een eindje wil gaan fietsen maar ook schrikt van de kou, en Diana, die haar hondje uit laat. Ze vertellen ons over de verbinding van Perkpolder, boven Kloosterzande, naar Kruiningen op de Bevelanden. De boot is tien jaar geleden uit de vaart genomen en in plaats daarvan is de Westerscheldetunnel aangelegd nabij Terneuzen. De gedachte bij de aanleg van de tunnel was dat Zeeuws Vlaanderen er beter van zou worden; het tegendeel blijkt het geval. Zowel Oost als West Zeeuws Vlaanderen zijn veel moeilijker bereikbaar en in plaats van een toename van bedrijvigheid en dynamiek is de streek juist leeg gelopen. “Vandaag stond in de krant dat er in het voorjaar iets gaat gebeuren op het voormalig haventerrein van Perkpolder,” vertelt Marcel. “daar moet een hotel komen… maar ja, we zullen wel zien of er iets van terecht komt…” Hij haalt zijn schouders op. Diana vertelt dat haar vader vroeger aan de overkant werkte en precies wist hoeveel tijd hij nodig had om op het werk te komen. “Nu moet je helemaal om. Weet U hoe ver dat rijden is? Mijn man is buschauffeur en sinds enkele weken moet hij van hier naar Renesse rijden, of zelfs Hansweert. Dan is echt uren rijden. Mensen hebben geen idee. Dat komt allemaal sinds die nieuwe dienstregeling.”
Het isolement van de streek heeft tot gevolg dat jongeren massaal wegtrekken en voor hun opleidingen zich elders in het land moeten vestigen. Scholen in Goes en Breda zijn vanuit de dorpen hier niet bereikbaar, los nog van de enorme reiskosten. Het ROC Scalda, met de bestuursvestiging in Terneuzen, biedt een beperkt aantal opleidingen in Terneuzen aan.
Diana, die een eindje met ons mee op loopt, legt uit dat het schooltje van ter Hole buiten het dorp ligt, onder aan de dijk. Joris en ik rijden er even later naar toe, vinden het schooltje nu wel maar zien er niemand meer, terwijl het nog maar even na drie uur is.
In het dorp spreken we een man met een gouden ringetje in zijn linkeroor. Hij vertelt dat de school bij het begin van de zomervakantie voor goed gesloten zal worden. “Mijn kleinzoon zit er nu nog; mijn zoon moet straks twee of vier keer op een dag naar Hulst rijden om het kind naar school te brengen. Dat is niet houdbaar. Maar ja, iedereen kiest voor zichzelf. Er worden nu al achttien kinderen van het dorp door hun ouders mee genomen naar het werk en daar in de buurt naar school gebracht. Die komen dan ’s avonds om zes, zeven uur thuis. En we hebben gevraagd om dan volgend schooljaar vervoer te regelen van ter Hole naar Hulst maar nee, hoor… alle ouders kiezen een andere school. De een gaat naar de Grauw, de ander naar Kloosterzande, de volgende naar Hulst. Zo valt het dorp uit elkaar.”
We nemen afscheid en rijden naar het voormalige haventerrein van Perkpolder; het ligt onder een dik pak sneeuw. In het voorjaar wordt het plateau opgehoogd en bouwrijp gemaakt. Het is de bedoeling dat hier een hotel met appartementen wordt gebouwd. De voormalige haven van de boot naar Kruiningen zal worden uitgebaggerd en wanneer er een exploitant wordt gevonden, zal er een jachthaven worden aangelegd.
We drinken nog een kopje koffie bij vrienden in de streek en rijden daarna terug naar Kats. Thuis vinden we onverwacht de tot nu toe geheim gehouden financiële onderbouwing en haalbaarheidstudie van het Plan Perkpolder. Het Plan Perkpolder behelst een grootschalige ingreep in het polderlandschap waarbij een 18 holes golfbaan, vakantiewoningen op terpen en nieuwe “natte natuur” wordt gecombineerd met de plannen op het havenplateau en een ontpoldering, oostelijk van de jachthaven. De provincie Zeeland beoogde met Plan Perkpolder (en het plan Waterdunen) te voldoen aan haar deel van de natuurcompensatie zoals dat in de Scheldeverdragen is afgesproken. De Europese Commissie heeft die gedachtegang naar de prullenmand verwezen en nu ook de economische crisis roet in het eten gooit mogen bij de zin en haalbaarheid van het Plan Perkpolder vragen worden gesteld.
De projectontwikkelaars AM vastgoed en de Rabobank hebben zich intussen uit het project terug getrokken; de provincie heeft haar lot nu in handen gegeven van een schimmige BV ‘Hulst aan Zee’genaamd die zegt te zullen realiseren wat de twee grote marktpartijen als onhaalbaar terzijde hebben geschoven. De geheimgehouden stukken die nu in de bus zijn gevallen maken de vaandelvlucht van AM en Rabobank begrijpelijk; dat de gemeente Hulst en de provincie vast houden aan dit plan is een politieke en geen financiële afweging.

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

Met de wind in de rug… van Hulst naar Koewacht

II.
“We hebben te maken met een harde, oostenwind”, zegt Wilma Brouwer, die vandaag met me mee zal wandelen, “de temperatuur blijft de gehele dag een flink eind onder nu. Als we nu eens wandelen van Hulst naar Koewacht in plaats van andersom, dan hebben we in ieder geval de wind in de rug.” Wilma is een goede vriendin uit Goes; zij maakt namens de PvdA deel uit het waterschapbestuur Scheldestromen in Zeeland. In het dagelijks leven is ze in Zuid Nederland belast met het beoordelen en oplossen van conflicten tussen huurders en verhuurders. We rijden met de bus vanuit Goes naar Hulst.

Hulst ligt onder een dik pak sneeuw; het vestigingstadje even boven Sint Niklaas, is een wonder van schoonheid en een kerstkaart waardig. Een aantal jaren geleden beleefde Hulst nog gouden tijden; veel Belgen kwamen hun spaarcentjes af geven in een van de vele bankkantoren of bezochten er de vele sexshops en bordelen. De zuiderburen deden er hun boodschappen, kochten meubels en deden zich te goed in restaurants en cafés. Die situatie is ingrijpend veranderd. Hulst zoekt al een aantal jaren naar een nieuwe formule om het oude handels en vestigstadje levend te houden.
Of dat lukt is de vraag; het is een bijzondere streek. In het Hulster Ambacht en het aan de andere kant van de grens gelegen Land van Waas is het dierenepos van den Vos Reynaerde gesitueerd. In deze laat-Middeleeuwse tekst wordt het openbaar bestuur en de rol van de kerk gehekeld, beschimpt en ontluisterend ontmaskerd. Dieren hebben in het lange proza gedicht menselijke gebreken, driften en verlangens en spelen een vermakelijk en tragisch spel van list en bedrog, van macht en provocatie. Als je nu, zoveel eeuwen nadat van den Vos Reynaerde werd geschreven, goed luistert, vertellen je de mensen in het duister of achter hun hand over lichte banden tussen prostitutie, criminaliteit en speculerende en machtige geldwolven in het openbaar bestuur. Wat er van waar is en wat niet blijft natuurlijk het ongewisse. Maar zeker is dat Hulst trots is op Reintje, de sluwe Vos van het Hulster Ambacht en het Land van Waas.
Onderweg naar Sint Jansteen, een dorpje op de grens, ten zuiden van Hulst, ontmoeten we Marc Dhooge, die als monteur werkt voor een firma die transportbanden maakt, levert en onderhoudt in heel Europa. Hij maakt een wandelingetje om zachtjes aan te herstellen. In de dagen voor kerstmis werd hij getroffen door een ‘insult’, een toeval, terwijl hij thuis op de bank zat en de hond op zijn schoot sprong. Hij raakte buiten bewustzijn en werd uren later wakker in het ziekenhuis. De oorzaak van de aanval en de aanhoudende pijn op zijjn borst hebben de artsen in het ziekenhuis van Terneuzen nog niet kunnen vinden. “Ik ben vandaag voor het eerst van huis naar het bedrijf van mijn baas gelopen,” vertelt Marc. “Ze waren blij me weer te zien.”

Het werk, legt hij uit, is vaak heel intensief. “We leveren transportbanden in heel Europa. Het gebeurt soms dat je aan het einde van de week thuis komt en na een kwartier gebeld wordt dat we onmiddellijk door moeten naar Frankrijk omdat er daar een fabriek stilligt. Ja, dan haal je zo maar 30, 32 uur achter elkaar door.” Marc glimlacht; hij is al blij dat hij weer een klein eindje kan wandelen. Ja,..Marc erkent, als je het nou zo vraagt, dat het werk zwaar is en ook veel stress veroorzaakt maar of dat nu de oorzaak is van de ‘inslult’? “De artsen staan toch voor een raadsel,” zegt hij. Marc wijst ons de richting van Sint Jansteen aan en gaat zelf de andere kant op.
Wilma en ik wandelen dapper door; de wind in de rug is een geluk. Het is behoorlijk koud; het vriest hard en de wegen zijn soms slecht begaanbaar. We moeten oppassen dat we niet vallen.
Voorbij Heikant komt een oude heer uit zijn huis naar de brievenbus. Hij is 83 jaar en als we vragen waar juist de grens is en wat het kleine, vierkantje fabriekje is schuin achter zijn huis, vertelt hij dat het gebouw waarvan het dak is ingevallen, het restant is van zijn oude vlasfabriek. “Dit was de vlasstreek. We verwerkten vlas van overal in Nederland. Tot in Groningen toe hadden we boeren die vlas voor ons teelden. Maar ja… in de jaren zeventig legden we het af tegen de Russen. Het was niet langer rendabel, hier. Ik heb het bedrijf gestopt en kon gelukkig terecht op het laboratorium van de Cokesfabriek.”
Vlas is een prachtig gewas; de akkers met de ranke hoogopgroeiende stengels met fijne, lichtblauwe bloemen zijn betoverend mooi. Er wordt nog maar een goede 2000 hectare van geteeld in Nederland en dat gebeurt hoofdzakelijk in het zuidwesten van het land. De vezels van het vlas worden traditioneel verwerkt tot linnen. Echter, in de textielindustrie is linnen veelal vervangen door katoen. De productie van katoen is evenwel enorm belastend voor het milieu; vlaslinnen daarentegen veroorzaakt nauwelijks milieuschade, wel integendeel. Vlas is goed voor de opvang van CO2 en draagt bij aan de biodiversiteit. De vlasvezels worden nu gebruikt in de industrie; er bestaat op de wereld nu eenmaal geen sterkere vezel dan die van het vlas. Met de omschakeling naar de ‘bio-based economy’ is er mogelijk een nieuwe toekomst voor het gewas.
De oude vlasteler in Heikant heeft zijn aandacht lang geleden verlegd. “Mijn vrouw is vroeg overleden; de kinderen hebben gestudeerd en wonen in andere delen van het land. Maar ik red mezelf nog. Af en toe rijd ik eens naar Knokke, naar Gent of Antwerpen. Dan wandel ik wat door de stad, zo maar even. Nu niet, natuurlijk, met dit weer. Maar verder gaat het goed; ik houd het huis schoon en doe de was en de strijk allemaal nog zelf.”
We nemen afscheid en wandelen verder, richting Koewacht. Daar, op een driesprong, nemen we een klein busje richting Terneuzen. Het is al donker wanneer we in Goes aankomen.

“zie de verslagen op www.voettochtvanjan.nl”

From Axel- Zuiddorpe- Koewacht- Hulst, posted by Jan Schuurman Hess on 1/27/2013 (22 items)

Generated by Facebook Photo Fetcher 2


Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

Van Axel naar Koewacht…Op weg naar de grens.

Kats.- De ruiten van de bus die tussen Goes via Terneuzen naar Axel en Hulst rijdt, zijn zo smerig dat het vrijwel onmogelijk is om iets van de besneeuwde omgeving te zien. Bovendien is het te koud in de bus en rijdt de chauffeur zo hard en bruusk dat ikvoor de zoveelste maal in een bus van Connexxion, voor mijn leven vrees. In de loop van deze tocht heb ik evenwel geleerd dat het geen zin heeft me hierover zorgen te maken. Cees Nooteboom, de goede meester, herinnerde zich in zulke omstandigheden eens een briefje wat hij bij Fritzi ten Harmsen van der Beek in de keuken had zien hangen: ‘Zyt niet bezorgd om Uw leven.’

In Axel verlaat ik de bus; koop wat roggebrood en krentenbollen voor onderweg en wandel het kleine stadje ten zuiden van Terneuzen uit. Ik passeer juist een monument wat herinnert aan de strijd die Poolse soldaten hier in 1944 leverden om de streek van de Duitse bezetters te bevrijdden, wanneer mijn draagbare telefoon rinkelt. Cees Liefting belt. Of hij vandaag mee kan lopen… “Mijn agenda bepaalde ik werd veracht bij de zegening van de tunnelboor bij Sluiskilmaar daar zullen genoeg notabelen zijn”, zei hij, “Ze zullen me niet missen. Ik ga liever met jou mee.”
Dat telefoontje betekent een onverwacht geluk. Het is een koude winterdag en ook al is de omgeving bedekt onder een dikke laag sneeuw, licht zal het niet worden. Ik verwachtte onderweg naar Zuiddorpe en Koewacht niet zoveel mensen te ontmoeten; het zou een dag worden, zo verwachtte ik, van stille gedachten en verloren woorden. Maar het telefoontje van de wethouder veranderde plotseling de kleur en de toon van de dag.
Cees was een aantal jaren geleden de eerste die me wees op de gevolgen van de teruggang van het aantal inwoners in Zeeuws Vlaanderen. Het zou, zei Cees me, steeds moeilijker worden om voorzieningen in stand te houden. Oudere mensen die met de verkoop van hun woning hun pensioen zouden garanderen, zouden dat niet meer kunnen. Het aanbod van woningen in de streek werd te hoog; oudere, slechtere woningen zouden verkrotten.
Onderweg naar Zuiddorpe vertelde Cees dat de instroom van kinderen op de basischolen binnen de gemeente Terneuzen dit jaar met 150 leerlingen is gedaald. Dat getal wordt vanzelfsprekend verdeeld over de dertien dorpen en de verschillende dorpen die bij Terneuzen horen, maar de financiering van het onderwijs wordt door den Haag gebaseerd op het aantal leerlingen; niet op de betekenis van onderwijs voor een gemeenschap. En honderdvijftig leerlingen minder betekent derhalve op een jaar tijd één school minder in het basisonderwijs van Terneuzen. “Om die reden,” zegt Cees, “pleit ik altijd niet voor minder maar voor beter.”

Cees Liefting vertelt dat hij bij de sanering van het onderwijs goed wordt geholpen door het Regionaal Pedagogisch Centrum Zeeland, een commercieel onderwijskundigadvies bureau. “Zij hebben ons goed geholpen met het zoeken naar mogelijkheden om het onderwijs ook in deze moeilijke fase te garanderen. Het betekent soms het sluiten van scholen maar tegelijk het openen van nieuwe, verbrede scholen.” Cees is verbaasd over mijn kritiek op het RPCZ. “Ik heb hen ervaren als bondgenoten.”
Dat is goed te horen, antwoord ik. Dan blijft alles in evenwicht. Maar ik handhaaf mijn kritiek op de notitie van het RPZC dat kwalitatief goed onderwijs alleen gegeven kan worden in grote scholen en dat het daarom gerechtvaardigd is om kleine scholen te sluiten. “Als de kwaliteit van onderwijs niet in orde is, moet je zorgen dat je de kwaliteit op orde brengt,” zeg ik onderweg, “Dan sluit je geen school. Als je een school wilt sluiten omdat het te duur is, moet je dat eerlijk zeggen. Wij hebben in Kats decennia lang een geweldige school gehad, die een specifieke rol speelde in de opvoeding van de kinderen en in het ontwikkelen en stimuleren van de gemeenschap. Die aspecten tellen niet voor het RPCZ; zij richten zich, onder druk van het college van B&W van Noord Beveland, alleen op simpele, negatieve gegevens. De betekenis van kleinschalig en kwalitatief goed onderwijs op maat van ieder kiund, spelen geen enkele rol in de discussie. Ik blijf strijden voor die waarden van de Katse school en de betekenis er van voor de gemeenschap, niet alleen van en in ons dorp, maar ook als een veilige en vertrouwde omgeving voor kinderen die in de grote steden tussen wal en schip dreigen te vallen.”

In Zuiddorpe, het schoonste van alle dorpen in Zeeuws Vlaanderen, vinden we aan het dorpsplein een restaurant waar we een kopje tomatensoep bestellen. Op dat moment komt Louis van der Hooft binnen, de meester wemaster van de PvdA afdeling Terneuzen. Hij maakt na de soep snel en vaardig een gefilmd interview en zorgt er voor dat het nog diezelfde middag op te website te zien en te horen is.
Cees en ik wandelen verder van Zuiddorpe richting Koewacht. Daar spreken we een juf en een moeder aan die na de schooltijd de kinderen helpen bij het oversteken. De juf nodigt ons uit voor de koffie met het schoolteam. Dat geeft Cees, die ook wethouder van onderwijs is, de mogelijkheid om me nde brede, vernieuwde school uit het begin van de vorige eeuw te laten zien. “Het was een prachtig en ruim gebouw,” vertelt Cees, “en we wilden het renoveren en om bouwen tot een brede school en dat hebben we gedaan. De kinderopvang, het consultatiebureau, de basisschool, de bibliotheek een een hangplek voor de jongeren van de streek zit hier allemaal bij elkaar. En juist omdat we al die functies hebben geconcentreerd kunnen we ze handhaven.”
In de lerenkamer zitten allemaal juffen, jong en oud door elkaar. Schoolmeesters zijn er niet meer; niet in de grote steden, niet op het platteland. De overheid en onderwijskoepels doen er niets aan om het belang en de betekenis van een schoolmeester te onderstrepen. Integendeel; minachting in beloning en gebrek aan waardering geldt het eerzame en onvervangbare beroep van ‘meester’. De juffen erkennen dat gemis maar stellen er ook geen vragen meer over. “Er is een jongen die hier stage heeft gelopen,”zegt een van de dames, “de rest waren vrouwen.”

Een van die meiden vertelt opgetogen dat zij voor een volgende staged naar Surniame gaat. “Een stage van vijf maanden; anderen gaan naar Zuid Afrika of Noorwegen. Ja, dat is iets waar we ons op verheugen. Ik ga met en leuk ploegje naar Suriname; samen in een huis.” De oudere juffen lijken niet vreend van jalouzie. “Wij konden alleen maar naar de school om de hoek om het vak te leren,”merkt er eentje op.
Ook deze school, de vlaswiek, ondervindt de gevolgen van het teruglopend aantal leerlingen. Dat komt enerzijds door het afnemend aantal geboorten; anderzijds door het veel goedkopere en volediger onderwijs net over de grens. In Vlaanderen kunnen kinderen van af het tweede jaar naar de kinderopvang voor 75 cent per dag, maaltijden incluis. In Nederland kost die opvang gemiddeld zeven euro per dag…
“De faciliteiten in Vlaanderen zijn lang niet zo goed; de gebouwen vaak oud en vervallen maar de prijs geeft toch echt de doorslag. En mensen vinden het onderwijs beter, over de grens.,” zegt een van de dames.
Cees en ik nemen afscheid en lopen even verder, tot aan de grens. In de Eerste Wereldoorlog liep hier een electrische draad die het vluchten en smokkelen moest tegen gaan. Nu rest alleen als herinnering aan de grens de grote witte paal, naast een frietkot. De slagboom is weg maar de grens gebleven. En dat zal zo blijven, zegt Cees, en zo lang de grens er is zijn er aan de ene kant voordelen, aan de andere kant nadelen. Daar goedkope benzine, goedkoop onderwijs, goede zorg en hier goedkopere huizen en mooiere voorzieningen.
(wordt vervolgd)

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

Biervliet Hoek Biervliet… deel twee

PvdA raadslid Frank van Oorschot komt uit een rode onderwijzersfamilie van vaderskant en van moederskant stamt hij af van de grote boeren uit Zeeuws Vlaanderen. Hij kent de streek op zijn duimpje en rijdt ons voor over de mooiste polderwegen van de boerderij van Rinco naar Biervliet, het oude stadje ten westen van Terneuzen, waar ooit het haringkaken werd uit gevonden.

Op de markt parkeren we onze auto’s en zoeken tevergeefs naar een cafeetje; na enig onderzoek blijkt dat in het 1600 zielen tellende Biervliet eigenlijk niets meer te vinden is. Het laatste winkeltje is juist gesloten; de cafés staan leeg; de bakker heeft zijn winkel te huur staan en heeft de laatste broodjes al weer lang geleden gebakken.

Harry Buijze, die aan de Markt woont, komt ons tegemoet in zijn beige overall, de pet vrolijk op zijn hoofd. “Ja, de cafés”, zegt hij, “dat bracht leven in Biervliet. Iedere morgen om elf uur stipt kwamen de vaste klanten voor hun borreltje bij Wantje, dat oude vrouwtje dat boven haar cafeetje woonde. En ze was eens ziek,” vertelt Harry, “en bleef boven in haar beddeke. De vaste gasten namen hun plaats in, schonken hun borreltje in en noteerden de consumpties netjes in het boek. Maar de dokter moest er aan te pas komen, bij Wantje. Hij ging naar boven en zei tegen Wantje dat het café vol zat. Dat was geen erg, vond Wantje. Het was goed zo. Kwam de dokter beneden in het café en zei tegen de mannen.. Ah, dus hier haalt gij Uw medicijn. Ik zie U nooit bij mij voor medicijnen… het zal dan wel goed zijn wat ge van Wantje krijgt zekerst; doe mij er dan ook maar ene.” Harry kijkt ons aan met een lach van weemoed in zijn ogen.
Het is nu stil op de markt. Dorpen en oude stadjes zoals Biervliet verliezen langzaam hun levenskracht; de traditionele plattelandseconomie is verdwenen. Provinciale en landelijke voorzieningen zijn uit de streek verdwenen. Zelfs het laatste kantongerecht in Terneuzen wordt nu gesloten; voor de rechtspraak moeten Zeeuws Vlamingen lange reizen maken, die bovendien veel geld kosten. Dat zal niemand die niet gedwongen wordt, meer doen. Justitie verdwijnt net als de rest van de overheid uit het zicht.
Harry Buijze betreurt dat ten zeerste. Dorpen waar geen leven meer is, verliezen uiteindelijk alles. Buijze: “Men gunt de ander niets; dat is het probleem. Ik zeg maar altijd dat als ene hand gewassen wordt, de andere toch ook wat zeep moet krijgen, Je moet het een beetje samen doen.”

Omdat het ons niet lukt een broodje te kopen in Biervliet laten we een auto staan en rijden met de ander naar Hoek, het volgende dorp, onder de rook van Dow Chemical. Hier is nog wel een bakker en met wat krentenbollen en bolussen gaan we op weg naar Biervliet. Leen en ik vertellen Frank over onze strijd voor het passend onderwijs in een kleine school wat niet alleen een bindende kracht heeft binnen de gemeenschap maar ook alle kinderen in hun waarde laat en stimuleert om het beste uit zichzelf te halen. Bovendien is de strijd voor het schooltje in Kats ook de strijd om open te staan voor de nood van kinderen in grote steden. Wij hebben sinds een dag het volste vertrouwen dat het zin heeft om onze strijd voor de Katse school te continueren.

Frank op zijn beurt vertelt ons honderduit over de streek, over zijn rol als raadslid, over het natuurbeheer in de streek, over zijn achtergrond en studie politicologie aan de universiteit van Amsterdam. “Wist je dat deze streek, verhoudingsgewijs, een grote bijdrage levert aan het bruto nationaal product? We hebben hier zoveel industrie; dat weet men in de rest van het land niet. De prijzen van de huizen zijn er aanmerkelijk lager dan elders in Zeeland. Maar ja.. toch rijden veel Zeeuwen elke dag op en neer naar Zeeuws Vlaanderen om hier te komen werken; ze blijven wonen aan de overkant.”

We wandelen met een boog om Hoek heen, in de richting van het grote chemische complex van Dow. Dat bedrijf heeft zich hier gevestigd omdat het aan diep vaarwater ligt, er goede uitbreidingsmogelijkheden waren en een potentiële beroepsbevolking. De vestiging van Dow is de grootste fabriek van het concern buiten de Verenigde Staten. In Zeeuws Vlaanderen drukt het een grote stempel op de samenleving; dat heeft vanzelfsprekend positieve en negatieve aspecten.
We passeren een toegangsweg tot het fabriekencomplex die met een slagboom is afgesloten. Natuurorganisaties hebben op die afsluiting aangedrongen. Het verkeer naar en van de fabriek zou namelijk de rust in het nabij gelegen natuurgebied de Braakman verstoren.

Frank van Oorschot: “Ik vind dat de natuurbescherming is doorgeslagen. Het is wat ik noem vervreemd van de werkelijkheid, “geacademiseerd”. Overal wordt alles wat groeit en bloeit weg gesneden, afgegraven en onder water gezet en achter een hek geplaatst. Dat is echt een modeverschijnsel. Het bos hier, wat mensen als zo mooi ervaren, wordt weer gekapt. Natuurorganisaties lijke de mensen niet te begrijpen en niet te willen begrijpen. Maar wat zo onzinnig is, is het volgende… Er zijn twee toegangswegen naar het fabriekencomplex van Dow. Een van de twee wegen wordt gesloten; dat betekent dat mensen elke dag eindeloos lang voor de poort staan en in de file staan, kilometers moeten omrijden wat allemaal tijd en geld kost en slecht is voor het milieu. Dan vragen wij aan het college om de verkeersituatie te onderzoeken en dan krijgen we na een half jaar een rapport waaruit blijkt dat er geen file is; dat het oponthoud niet langer dan zes minuten duurt. En iedereen staat in de file en weet dus dat het rapport onzin is. We vragen een rapport over de overlast van akkerdistels; dat krijgen we dan en vervolgens blijkt dat er geen akkerdistels zijn. Maar iedereen ziet ze staan en als je je vinger uitsteekt naar zo,n bloem, dan word je geprikt… Het is echt waar. Akkerdistels bestaan, iedereen kan het zien en als gemeenteraad krijg je een rapport waarin het tegendeel wordt beweerd. Zo maakt het openbaar bestuur zich kwetsbaar en ongeloofwaardig.”

Op onze beurt vertellen wij over onze ervaringen met het onderwijs in Kats. Daar werd zonder slag of stoot beweerd dat het onderwijs in een kleine school eigenlijk niet meer verantwoord is omdat de kwaliteit van het onderwijs niet kan worden gegarandeerd. In tientallen jaren werd in Kats het tegendeel bewezen en werden de kwaliteiten van het kleinschalig onderwijs ontwikkeld en maximaal benut. Ieder kind, hoogbegaafd of laag ontwikkeld, werd gewaardeerd en leerde om samen, gelijkwaardig, op te trekken en voor elkaar te zorgen. Die fundamentele waarden werden en worden in de officiële rapporten en beleidsnota’s verzwegen en in plaats daarvan rest een werkelijkheid van fictieve cijfers en berekeningen.
Ondertussen lopen we door de Braakman, zien een vos weghollen, en naderen de dijken en de polders rond Biervliet. Het landschap schittert in de bleke winterzon; de geploegde akkers liggen stil in afwachting van vorst en sneeuw, en daarna het licht van het volgend voorjaar. We zijn misschien, concluderen we, kritisch over bestaande ontwikkelingen en dwars waar het moed, maar altijd vol goede moed. We geven de strijd niet op; het gaat om fundamentele waarden, om een toekomst voor kinderen en kleinkinderen.
Vanaf Biervliet rijden we terug naar Hoek, drinken nog een glas citroenlimonade in het cafe en nemen afscheid… Tot in Kats, op 2 februari!
(fotos komen er aan, maar later… nu eerst op weg)

“zie verslag www.voettochtvanjan.nl”

From Biervliet – Hoek (deel een en twee), posted by Jan Schuurman Hess on 1/19/2013 (16 items)

Generated by Facebook Photo Fetcher 2


Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

Biervliet… Over verloren vertrouwen en een andere toekomst… (1)

Biervliet.- Vertwijfeld kijkt wetenschapper en akkerbouwer Rinco de Koeijer ons aan. “Ik begrijp niet waar de macht zit,” zegt hij. “Er worden door de overheid duidelijke afspraken gemaakt, zwart op wit, maar als het er op aan komt, kan niemand zich meer iets herinneren en worden alle afspraken aan de kant geschoven. Dan blijken er onzichtbare machten te bestaan die de besluitvorming leiden naar een punt waar aanvankelijk niemand naar toe wilde.”

Rinco de Koeijer werd opgeleid aan de universiteit van Wageningen en deed er na zijn studie wetenschappelijk onderzoek. Ook aan de universiteit van Norfolk in Engeland verrichtte hij wetenschappelijk onderzoek alvorens hij terugkeerde naar Aardenburg om samen broer de boerderij van hun ouders verder te zetten. Rinco is nu akkerbouwer. Hij was actief binnen de ZLTO, het agrarisch natuurbeheer en in de gebiedscommissie voor West Zeeuws Vlaanderen. Maar na de ervaringen in de gebiedscommissie met het plan Waterdunen hield hij zijn maatschappelijk engagement voor gezien. “Ik heb het opgegeven,” erkent hij. “We investeren elk jaar in ons bedrijf; dit jaar plaatsen we het dak van de schuur vol met zonnepanelen. Zo proberen we energie onafhankelijk te worden. Maar verder, nee. Ik weet dat het niet goed is, misschien maar het heeft, vrees ik allemaal geen zin. Ik weet niet welke macht waar zit maar men gaat een richting op die niet te keren lijkt.” Met mijn buurman en vriend Leen van Loon ben ik vandaag onderweg in Zeeuws Vlaanderen; samen strijden we met andere voor de Katse school, maar daarover later.

Rinco is niet de enige die zo tegen maatschappelijke ontwikkelingen aan kijkt. De winkelierster in Groede; de mevrouw op straat in Breskens, de priester, de cafébaas, de bouwvakker in Nieuwvliet… allemaal, dezelfde klacht: “Het heeft geen zin meer.” “Ik vind het erg.” “Ze doen maar…”
De situatie in en van Zeeuws Vlaanderen is bijzonder. Het is het meest zuidelijke deel van Zeeland, tussen de Nederlands-Belgische grens, de Noordzeekust en de Westerschelde zeedijk. De streek is bereikbaar door een lange toltunnel; het kost je vijf euro, enkele reis. Wie om wil rijden over Antwerpen is, vanuit Sluis of Schoondijke uren onderweg en misschien duurder uit dan door de tunnel. Zeeuws Vlaanderen wordt doorsneden door het kanaal gent – Terneuzen; aan weerszijden van het kanaal is een industriezone. Dow Chemical-Terneuzen is de belangrijkste werkgever en produceert in 18 fabrieken kunststoffen. Er werken ongeveer 1700 mensen bij Dow.

Langs het kanaal wordt met nogal wat Europese, nationale en provinciale subsidies geprobeerd om een ‘bio-based economie’ te stimuleren. Door overheden wordt gestimuleerd dat zich hier een kassengebied zal ontwikkelen.
In de kustzone is het toerisme van belang; de gehele kuststrook vanaf Breskens tot aan Cadzand-Bad staat in dienst van de recreatie. De rest van Zeeuws Vlaanderen is landbouwgebied en wordt doorsneden door al dan niet kunstmatig aangelegde natuurgebieden.

Al wandelend tussen Breskens en Nieuwvliet dacht ik na over de toekomst van het gebied. Wat zou je kunnen verzinnen om van het isolement van de streek om te zetten in een voorsprong? Hoe kun je op de lange termijn ook voor laag en middelbaar opgeleide mensen volwaardig werk verzekeren wat aansluit bij de mogelijkheden van de streek, even los van de ontwikkeling van en in de grote chemische industrie? Wat kun je doen om de zeedijken te beschermen die de bestaansgrond garanderen van de Zeeuws Vlamingen? Wat kun je verzinnen om de relatie tussen stad en het platteland te verbeteren en de kwetsbaarheid van beiden te verminderen? De stedelijke agglomeraties zijn, zo heb ik tijdens deze tocht vast gesteld, kwetsbaar door de volledige afhankelijkheid van de industriële voedselproductie en digitale en logistieke systemen. Het platteland daarentegen is op dit vlak minder kwetsbaar maar ontbeert dan weer voldoende volwaardige werkgelegenheid.

Stel je voor dat we m,n idee uit 2006 hernemen en van de zuidelijke helling van de Westerschelde zeedijk een coöperatieve zonne energie centrale zouden maken. Laten we eens uitrekenen wat dat kost en hoeveel energie dat zou op leveren. Waarvoor zouden we die extra-stroom kunnen gebruiken? Voor vervoer? Laten we denken aan snelle, compacte boten die Damen Shipyards zou kunnen ontwikkelen en bouwen, langs het kanaal of in Vlissingen. Stel je voor dat die boten een snelle dagelijkse dienst zouden kunnen verzekeren op de omringende grote steden: Antwerpen, Gent, Brugge, stadsregio Rotterdam . Zou je dan niet in verschillende dorpen in Zeeuws Vlaanderen kant en klare maaltijden kunnen maken en die onder een herkenbaar Zeeuws Vlaams merk kunnen verkopen in de stedelijke agglomeraties? Zo zou een alternatief kunnen ontstaan voor de kwetsbare industriële voedselproductie, en zorgt er bovendien voor dat de meerwaarde verdiend wordt in de streek en niet verdwijnt. Ga bij dit alles dan uit van het werk en zorg er voor dat de lasten en belastingen op eenvoudig werk worden weg genomen en het eenvoudig werk beter wordt beloond… Is het niet vreemd, eigenlijk onaanvaardbaar, dat arbeid zwaar belast wordt en kapitaal en kapitaalgoederen nauwelijks? In wiens belang is die situatie?

Zulke vragen en gedachten, uitgaande van de mogelijkheden en kwaliteiten van een streek of regio en gericht op de lange termijn, zou je voor elke regio kunnen bespreken, aanvullen, of verbeteren. Leen, Rinco en ik praten hierover aan de keukentafel wanneer Frank van Oorschot aanschuift. Frank is raadslid voor de PvdA in Terneuzen en zal vandaag onze gids zijn. De bespiegelingen over het idee voor Zeeuws Vlaanderen vraagt een ander platform dan hier aan de keukentafel. Het is mijn vaste overtuiging dat de mijn partij, vanuit het perspectief van de arbeid, van een toekomstbestendige economie en energievoorziening hierover zou moeten praten met alle betrokkenen, of, natuurlijk, over andere en betere plannen.
(wordt vervolgd)

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

slotdag voettocht op zaterdag 2 februari in Kats.. aamelden

Zaterdag 2 februari wandel ik het laatste stukje van mijn voettocht door Nederland, van Wissenkerke naar Kats over Noord Beveland. Dan komt er een eind aan twee jaar lang luisteren, kijken en speuren naar verhalen van mensen door heel Nederland.
Van die laatste dag maken we iets moois. Wie er bij wil zijn en het laatste stukje, een rondje om Kats, mee wil maken moet zich even aanmelden via de website van de PvdA (www.pvda.nl) . In de agenda zie je de slotdag aangeduid… daar vind je verder instructies. Je hoeft geen lid te zijn om mee deel te kunnen nemen. Iedereen is van harte welkom….

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

Laatste wandeldag 2012… door Sluis en Aardenburg…

Sluis.- De laatste wandeldag van 2012 deelde ik het gezelschap van de fractie en het bestuur van de lokale PvdA afdeling. Die afdeling ken ik een beetje; samen met anderen hielp ik de lijst samen stellen bij de vorige gemeenteraadsverkiezingen. Dat was een delicaat klusje; de gemeentelijke politiek in Zeeuwsch Vlaanderen hangt veelal af van individuen die vaak een levenlang een rol spelen of willen spelen binnen de gemeentelijke politiek.

Joyce Vermue, bestuurslid, fractievoorzitter Robert Evers en gemeenteraadslid Joyce Kramer trof ik om elf uur nabij het Belfort in Sluis. Dat is een bijzondere plaats; jaarlijks komen er miljoenen toeristen op het uitgebreide en levendige winkelaanbod en de hstorische stad af. In de Middeleeuwen was Sluis een belangrijke havenstad aan het Zwin die Brugge met de Noordzee verbond. In Sluis kun je voortreffelijk eten, niet alleen in het driesterren restaurant Oud Sluis van Sergio Herman of in le Trinité, ook erkend met een michelinster, maar ook in Frituur Sluis, mijn favoriete restaurant of in een van de talloze andere gelegenheden.

In het verleden leefde de grensstreek voor een groot deel op de bancaire sector. Vlamingen, Brusselaars en Walen brachten hun spaarcentjes allemaal over de grens; tientallen filialen van banken leverden honderden banen op. Door invoering van Europese regels en het opheffen van het bankgeheim zijn al die filialen verdwenen en daarmee de toeloop in de grensstreek. Sluis, meer dan Hulst heeft zich aan die ontwikkeling kunnen onttrekken. Nog steeds komen de zuiderburen met duizenden dagelijks ‘shoppen in Holland’.

Net als Retranchement en Hulst heeft ook Sluis de geschiedenis van een vestingstad. We wandelden met elkaar een rondje over prachtige, hoge wallen van Sluis en onderweg vertelt Robert over een nieuwe wijk, buiten de Wallen. “We mochten van de provincie geen nieuwe huizen meer bouwen, alleen voor heel bijzondere gevallen werd een uitzondering gemaakt. Nou ja, dan vinden we toch een uitzondering… Daar zie je de Engelse wijk. Alle huizen hebben een speciaal Engels karakter gekregen; het is helemaal volgebouwd.” Nieuw volk heeft het niet getrokken; mensen uit het oude vestingstadje zijn de Wallen overgestoken en hebben zich in de nieuwe wijk gevestigd.

Sluis is in oppervlakte een van de grootste gemeenten van Nederland. Het is tegelijk een van de minste bevolkte delen van Nederland. Het aantal inwoners in vergelijking met 1830 nauwelijks gestegen. De komende jaren zo verwachtten de ambtelijke diensten, neemt het inwoner aantal af. De jongste maanden is er echter een kentering; Sluis in ontdekte door jonge Vlaamse gezinnen die de grens oversteken en afkomen op de grote, goedkope huizen. Immers, aan de overkant van de Nederlands- Belgische grens ligt Knokke-Heist; de meest mondaine en duurste gemeente van Vlaanderen. Eenvoudige mensen kunnen daar echt niet terecht.

“Ja, er zijn veel Vlamingen die nu op de lage huizenprijzen afkomen, “legt Robert uit, “maar zij maken geen gebruik van de voorzieingen. Ze gaan in Vlaanderen naar school en houden daar ook hun sociale netwerk. Het enige voordeel is dat de huizen niet leeg staan.”

We lopen door de regen naar het centrum van Sluis, langs de St. Johannes de Doper kerk, een markant en beeldbepalend gebouw in het stadje,. Het is een van de vele kerken die dit jaar gesloten worden. “Het gebouw is niet van ons, van de gemeente,”vertellen de beide raadsleden, “Dus we weten niet wat er op ons afkomt. We wachten maar af, wat dat betreft.”

In een etablissement in het centrum van Sluis treffen we de andere leden van het bestuur van de PvdA afdeling, de fractie en de wethouder. Adrie Oosterling, oud voorzitter van de afdeling, een markant PvdA-er en vriend is er ook. Adrie is nog steeds actief. “Ik ga elke dag de straat op om te luisteren en te spreken met de mensen. Ik wil weten wat er leeft. Alleen dan kun je aan politiek doen; je moet altijd willen weten hoe het met de mensen gaat,” vertrouwt hij me toe. “Dat is de belangrijkste les voor iedere politicus.”

’s Middags gaan met z,n drieën naar Aardenburg. De regen gust naar beneden en jaagt al het leven van de straten. Wij lopen door. We maken een ronde door de geboorte en woonplaats van Robert, bovendien de oudste stad van Zeeland en Nederland. De Romeinen hadden hier in Aardenburg een belangrijk machts en handelscentrum… Brugge ligt halverwege de oudere steden Aardenburg en Oudenburg…. Om maar iets te zeggen. De bekende Amsterdamse handelsfamilie van Eeghen heeft hier haar wortels.
Maar de grote dynamiek uit vroege tijd en de Middeleeuwen is verdwenen. Aardenburg is nu een stille plaats, met prachtige, historische panden en overal in het centrum wordt de bezoeker getroffen door gedichten in de openbare ruimte; er zijn nogal wat galeries en je vindt er de aardigste beelden. Opvallend daarbij is het beeld van Petronella Moens, de blinde schrijfster (1762- 1843) Van het voormalige stadhuis zal een bijzonder museum worden gemaakt, vertelt Robert met gepaste trots. Of er in de toekomst nog voldoende kinderen zijn voor twee basisscholen, valt te bezien.; de katholieke basisschool is het grootst en sterkst; het openbaar onderwijs is van oudsher kleiner in Aardenburg… Wellicht is het handig om op enige termijn de krachten te bundelen, denkt Robert.
We komen uit bij café aan de vroegere haven; we zijn nat en koud en wat is, zo op de laatste dag van het jaar, een warme choco dan lekker!

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief