Een jaar voettocht van Jan, een Tussenbalans op zaterdagochtend 4 februari in Warga

Een jaar voettocht van Jan,

De tussenbalans

4 februari 2012, in de Bidler te Warga/ Wergea, van 11.00 uur tot 13.30 uur.

Met de steun van de Wiardi Beckman Stichting ben ik op drie februari van het vorig jaar op weg gegaan voor een voettocht van twee jaar door Nederland. Twee dagen per week, donderdag en vrijdag, ging ik op zoek naar verhalen van mensen die de sociaal-democratie uit het oog verloren heeft. Zo wandelde ik in de voorbije maanden door Zeeland, Noord Brabant, Limburg, Gelderland- Achterhoek, Overijssel, Drenthe, Groningen en Friesland.

Terwijl de economische crisis zich verdiepte sprak ik de wethouder in Bergen op Zoom en Roosendaal, de orgeldraaier in Weert, de fabrieksarbeider bij Nedcar, de timmerman in Heerlen, sliep bij de daklozen in Wehl, ontmoette de gevangenisdirecteur in Ter Apel, de ziekenhuisdirecteur in Stadskanaal, de trainer van FC Groningen, Pieter Huistra sen Tweede Kamerlid Lutz Jacobi liep voorop naar Heerenveen…. Zo heb ik tientallen verhalen gehoord en veel indrukken opgedaan: over onderwijs, over zorg, over arbeid en industriepolitiek. Het zijn kleine verhalen, maar ze zijn belangrijk: de pijn en de ergernis die in de krant of op tv vaak toch ver weg lijkt, heb ik dag na dag opgetekend

Op zaterdagmorgen 4 februari wil ik jullie graag een tussenbalans voorleggen. Welke conclusies zijn tot nu toe te trekken op de terreinen van arbeid, onderwijs en zorg? Hoe kunnen we een regionaal antwoord vinden op de crisis van het kapitalisme? Wat betekent dit voor de sociaal-democratie? Ook wil ik graag met jullie vooruit kijken naar het tweede jaar van de voettocht.

Monika Sie Dhian Ho, directeur van de Wiardi Beckman Stichting zal de bijeenkomst leiden, en samen Bertus Mulder, schrijver van de recent verschenen studie ‘het Hart van de sociaal democratie’ en oud gedeputeerde van Fryslan en Tweede Kamerlid Lutz Jacobi zullen reflecteren op mijn bevindingen.

Graag tot 4 februari in Warga. Kom samen!

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

Joop van den Berg, portret van een Friese PvdA-er

Portret van een Friese PvdA-er.
Joop van den Berg,
Wie in de voorbije decennia op een PvdA congres iets wilde regelen kon niet zonder de steun van de afdelingsvoorzitter van Heerenveen, Joop van den Berg. Andersom, wanneer Joop iets wil tijdens het congres weet hij vaak op het juiste moment, met de juiste noodzakelijks steun en op de juiste toon zijn punt binnen te halen. Het zal straks in den Bosch, wanneer de PvdA weer bijeen komt niet anders zijn. Joop is een boegbeeld van de sociaal democratie in Friesland en een van de meest markante PvdA ers die ik ken.
Na de wandeling naar Joure logeer ik bij Joop in Heerenveen. Vier jaar geleden verloor hij zijn vrouw; nu zorgt hij voor spruitjes, slavinken a la Joop en aardappels met jus. Het smaakt!
Aan tafel vertelt Joop over zijn leven. Hoe hij in militaire dienst in zag dat kernwapens de wereld uit moesten, te beginnen in Nederland, hoe hij betrokken raakte bij de eerste protestmars in Friesland tegen de oolrog in Vietnam, bij de Partij van de Arbeid en hoe hij aan de slag ging bij het kadaster, lid werd van de vakbond en actief werd als organisator en inspirator van de PvdA in Friesland. Joop organiseerde niet alleen familiedagen binnen de PvdA, of wandelingen door het landschap, hij werd lid van gemeenteraad, provinciale staten en gewestelijk en het landelijk bestuur, maar zorgde vooral voor politieke actie. Wanneer er in Frieland iets op touw gezet moest worden, iets ontwikkeld of bedacht moest worden was het Joop die er bij betrokken was of initiatief nam.
Zijn belevenissen als lid van de Tweede Kamer zijn bij momenten even vrolijk als hilarisch. Maar over alle vrolijke verhalen liggen een paar vaste patronen. Joop werkt vanuit de basis, organiseert de sociaal democratie vanuit een menselijk perspectief en is politiek uiterst behendig en bestuurders vaak drie stappen voor. De afdeling Heerenveen is groot voor de omvang van de gemeente; ik vermoed dat Joop alle 300 leden persoonlijk kent, op zoekt en helpt waar nodig. Voor Joop is de sociaal democratie meer dan een kiesvereniging van bestuurders.

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

Heerenveen- Joure- Sneek … Over Schuld en koffie… II

II.
St. Nicolaasga naar Sneek.

Over schuld en koffie…

Joure is de thuisbasis van koffiebrander en theehandelaar Douwe Egberts. Het bedrijf gaf honderden arbeiders uit Joure en iomgeving werk en had een sterke binding met de plaats tot het bedrijf in 1978 werd overgenomen door de Amerikaanse multi national Sara Lee.
In het centrum van Joure is het oorspronkelijke winkeltje van Douwe Egberts nog te bezoeken en vormt tegelijk de entree tot het plaatselijke museum. Jan Walrecht, Joop van den Berg en ik brengen een flitsbezoek aan het curieuze winkeltje, wat door een mevrouw in klederdracht wordt geleid. Een groter contrast met het moederbedrijf Sara Lee is nauewlijks denkbaar.
De reputatie van de grote multi nationals Nestle, Sara Lee, Kraft en Procter en Jammer genoeg hebben we geen tijd met de ondernemingsraad te spreken of met vertegenwoordigers van de vakbond.
In St. Nicolaasga gaan Jan ik verder over doorweekte bospaden richting Langweer. Af en toe zakken mijn schoenen diep in de modder weg. We ontwijken plassen, lopen over een richeltje langs een snelweg en komen uiteindelijk in Langweer, een van de vele plaatsen aan het water. In het kerstalletje in de hoofdtraat zijn de schapen weg gehaald; een van de nieuwe bewoners van het dorp, afkomstig uit de Randstad, had zich beklaagd… schapen buiten in de winter, was het verwijt, dat was toch wel heel zielig en feitelijk dierenmishandeling. De boer, eigenaar van de schapen, had geen zin in verwijten of discussie en haalde de schapen maar weg.
Bij de plaatselijke bakker, bakkerij Langweer, koop ik een suikerbrood e een gevulde koek en gaan verder in de richting van Sneek.
Op het vlakke land, buiten Langweer, slaat de wind en regen ons in het gezicht. Maar, waarachtig, wanneer we een pontje op lopen en naar de overkant worden gebracht, staat Hans Janssen ons meyt een grote campagnebus van de afdeling Sneek, (officieel Zuid West Friesland) ons op te wachten. Dat is niet alleen een uitkomst maar ook hoogst feestelijk. De campagnebus is een oude brandweerwagen; opeens ben ik een klein jongetje … op de achterbank. Het kan me nu niet hard genoeg regenen.

Hans Janssen en Jan Walrecht spreken over de gevolgen van de fusie van verschillende afdelingen tot de nieuwe PvdA afdeling Zuid west Friesland. Er zijn actieve leden afgehaakt en teleurgesteld; anderen proberen er weer het beste van te maken. Er is een nieuw ombudsteam van start gegaan, met vroegere raadsleden uit de oude gemeenten. Zij hebben verbindingen met de raadsfractie, wethouders, provinciale vertegenwoordigers en de kamerleden Jacques Monasch uit Sneek en Lutz Jacobi uit Wergea/Warga.
Onderweg, met Bertus Mulder, Joop van den Berg, Lutz Jacobi en Jan Walrecht heb ik veel en vaak over dit soort zaken gesproken. In iedere vrijwel iedere afdeling is een raadsfractie actief, en een klein bestuur maar de voelhorens in de voor Friesland zo belangrijke dorpen zijn op veel plaatsen verloren gegaan. En dan is in Friesland de sociaal-democratie er nog beter aan toe dan andere delen van het land. Bij de vorige landelijke verkiezingen verloor de PvdA de strijd om de grootste partij op zeven duizend stemmen van de VVD. Die stemmen hebben de sociaal democraten op het platteland verloren.
In Sneek, in café Vellinga aan de oude Veemarkt, wachten enkele PvdA ers ons op. De Veemarkt wordt al lange tijd niet meer georganiseerd; het is nu een enorme parkeerplaats. We drinken een kopje koffie en ik vertel over m,n tocht en ondertussen denk ik na over die parkeerplaats die tot 1992 veemarktplaats was, over het Friese land met boerderijen en de grote zuivelproductie en de noordelijke samenleving… ik kom er nog niet uit. Er stellen zich nog raadsels. Daarom de volgende week verder, vanaf Sneek richting IJlst, Oudega en Workum.

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

Over paarden, Tryater en Domela… van Drachten naar Nij Beets

Waar een wil is….III.
Voor deze vrijdag werd zwaar weer voorspeld: stormachtige wind, veel regen. Wie de weersberichten beluisterde wist het zeker: vandaag niet naar buiten.
Maar zoals zo vaak: het valt reuze mee. Het is zeker winderig en koud, regen dreigt maar daarvan word je niet nat. Een nieuwe wandeldag in het verschiet, ditmaal van Drachten via Nij Beets naar Heerenveen. Dat is een best eind, te voet, vooral omdat het door het open, weidse Friese landschap voert.
Bertus Mulder brengt me van Veenwouden naar Nieske Ketelaar in Drachten. Nieske is wethouder in de gemeente Smallingerland, dat wil zeggen, Drachten en omgeving. Samen met PvdA lid Ad van der Grijn, (72), nog actief volleyballer en voormalig Philipsman, drinken we een kopje koffie en gaan Nieske, Ad en ik op weg. Bertus heeft andere afspraken en gaat vandaag niet mee.
We wandelen Drachten in, via ruime, groene wijken, naar een grote, lange en modern vormgegeven fietsbrug over een doorgaande weg. Aanvankelijk waren er aarzelingen over het ontwerp, maar nu, vertelt Nieske, is de brug omarmd door de wijkbewoners en een beeldmerk geworden voor Drachten, de centrale plaats in de gemeente Smallingerland. Nieske vertelt aanhoudend en enthousiast over haar werk, over de wijken en initiatieven.
Een van de meest in het oog springende verhalen uit Drachten is dat Philips in de zomer besloot om de productie van deftige scheerapparaten vanuit China naar Friesland over te plaatsen. Nieske en Ad: “Wij hebben Philips niet los gelaten nadat het bedrijf in het verleden producties naar het oosten verplaatste. Wij zijn bij elkaar gekomen, bedrijfsleven overheid en onderwijs en hebben nagedacht hoe we gemeenschappelijk werk konden behouden en dynamiek konden blijven ontwikkelen. Dat is goed gelukt; Philips zag in Drachten vernieuwende en betrouwbare mogelijkheden.”
Later op de dag, wanneer partijgenoten uit Opsterland zich hebben aangesloten, vertrouwen ze mij toe, dat zij voor Drachten bewondering hebben. Drachten ligt niet aan een logistiek knooppunt, niet aan een rivier of spoorweg en toch slagen zij er altijd in dynamiek te ontwikkelen. Het nieuwe Philips biedt vooral aan specialisten en hoogopgeleiden perspectief op werk.
Wanneer Nieske Ad en ik door de wijken van Drachten dwalen, treffen we Berend, Sjoerd en Ritske. Zij zijn aan het snoeien voor Caparis, de sociale werkvoorziening van acht Friese gemeenten, inclusief de grootste plaatsen Leeuwarden en Heerenveen. We maken even een praatje; de bezuinigingen en zorgen over de toekomst van Caparis maken Ritske onzeker. Vroeger werkte hij bij een gewone baas maar kon de druk van presteren niet aan en was blij dat hij bij Caparis verder kon. Maar nu ziet alles er anders uit. Ritske“Soms lig ik wakker van het werk en alle zorgen. Dan zie ik een olie druppel die valt en een vlek die dan steeds groter wordt. Dan kom ik er niet meer uit. Maar ja, de druppel is nog steeds niet gevallen. Je weet niet wanneer het gebeurt. Ik hou me er maar aan vast dat het werk toch door moet gaan. Er moet worden gesnoeid.”
We wandelen voort en komen via de rand van Drachten bij Boarnburgum, een mooi dorp waarin we plotseling een huis zien met grote plastic paarden voor de deur. Hier blijkt een winkel gevestigd, de Tweespan, gespecialiseerd in zadels voor de Friese paarden. Nieske, die overal wel mensen schijnt te kennen, zwaait naar eigenaresse Elzelien Renssen. We gaan de winkel binnen en Evelien laat ons de zadels zien die ze over de hele wereld verkoopt. “Dankzij het internet,” vertelt ze, “hebben we klanten tot in Nieuw Zeeland, Australië en de Verenigde Staten. We nemen met al die mensen persoonlijk contact op om de zadels op maat te kunnen maken.”
Terwijl Elzelien en Nieske herinneringen op halen dwalen mijn gedachten naar Kenning Lear, de legendarische afscheidsvoorstelling van artistiek leider en regisseur Jos Thie bij Tryater in 2003. Kenning Lear werd gespeeld in het Fries Paarden Centrum, juist tussen Boarnburgum en Drachten, en de machtige zwarte Friese paarden speelden er een beeldbepalende rol in. Rients Gratama speelde de tragische koning Lear en Hadewych ten Berge zorgde voor de mooiste theaterkostuums ooit; Kenning Lear was de meest aangrijpende en indrukwekkende ervaring die ik ooit in het theater mee maakte. Toneel bestaat na afloop van de voorstelling alleen nog in het geheugen van het publiek en de toneelmakers; zelfs het Fries Paarden Centrum in Drachten bestaat al niet meer. Wat jammer toch; ik zo graag die geweldige paarden nog eens zien draven, arme Lear, arme Cordelia.
We moeten door; een eindje verder op wachten drie partijgenoten uit Opsterland ons op. Voor de winkel van de Friese bakkerij Baarsma staan oud wethouder Henk Hoen, Roel Vogelzang en Doeke Venema ons op te wachten. Nog voor we elkaar goed en wel hebben ontmoet, glip ik gauw de bakkerswinkel van Baarsma binnen. Ik koop er Friese kruidkoek en Friese zoetekoek, voor thuis. Even later gaan we op weg, in de richting van Nij Beets. Het is een gezellig ploegje en wanneer we achter Boarnburgum het vlakke land in lopen, merken we nauwelijks hoe fel de wind is en hoe koud het is. De gesprekken onderweg zijn licht en diepgaand tegelijk, van spanningen, zoals in de politiek vaak zo kenmerkend, is geen sprake. Integendeel. Het lopen, de kou en de ruimte om ons heen doen een ieder goed.
Henk Hoen die naast me loopt is een grote man, geboren en getogen in Nij Beets, maar nu woonachtig in het nabij gelegen Beesterszwaag. Tot een maand voor de vorige gemeenteraadsverkiezingen was hij wethouder in Opsterland; Henk trad af na commotie over het lot van de gestreepte waterroofkever. Maar daarover straks.
De geschiedenis van de streek, tussen Drachten en Heerenveen, is nauw verbonden met de turfwinning en dus, voor alles, met het lot van veenarbeiders. De immense vlakte waar we door lopen is door mensen op het veen, op moeras, veroverd. Niet met graafmachines, tractoren en vrachtwagens, maar met de hand. Schop na schop, honderden hectares. De turf werd in steden gebruikt als brandstof. De opbrengst ging naar de landeigenaren, de Friese adel, die in de prachtigste huizen woonden, in Beesterzwaag.

De veenarbeiders van Nij Beets, Tijnje en Tjalleberd kwamen vaak uit de omgeving van Gierhoorn. Familienamen, vertelt Henk Hoen, vertellen over die achtergrond: Lageveen, Knol, Knobbe, Dam en Hoen waren typische Gieterse families, die met de ontginning van het veen mee trokken. Hier, in dit deel van Opsterland, werd ook een eigen dialect gesproken, Gieters, enigszins afwijkend van het Fries.

De omstandigheden waarin de landarbeiders leefden onder erbarmelijke omstandigheden, het drankmisbruik was groot, arbeiders waren verplicht in ‘winkels’ van bazen te kopen; zij hadden honger en nauwelijks fatsoenlijke behuizing. Vrouwen en kinderen werkten mee; wie ziek werd, werd afgedankt en vervangen. De dood leefde op hun hielen; niemand werd ouder werd dan veertig, vijfenveertig jaar. De herinnering aan die armoede waait ons als stuivende regen zo in het gezicht. Dit is het land van Ferdinand Domela Nieuwenhuis, de uitgetreden dominee, die de grondlegger werd van het sociale beweging in Nederland, en hier door de veenarbeiders Ús Ferlosser werd genoemd.

Wanneer we bijna bij Nij Beets zijn zien we links van de weg wat lager een huisje liggen. Henk Hoen houdt zijn handen hoog. “Hier,” zegt hij, ”hier was het dat Domela in 1888 de veenarbeiders toesprak en hen steunde als lid van de Tweede Kamer van de Staten Generaal, en daar… daar stonden de agenten.”

We staan allemaal een ogenblik stil, midden op de weg. De staking van de veenarbeiders, begonnen in Appelscha, was de eerste grote staking in het land. De inzet was zo bescheiden: een kleine loonsverhoging en het eind van de gedwongen winkelnering…

De grootste grondbezitter van Opsterland aan het beging van de negentiende eeuw was Rijnhard baron van Lynden. Hij bezat 113 huizen, 67 boerderijen. In 1832 bezat hij al 3819 hectare. grond.

Ferdinand Domela Nieuwenhuis, die een jaar eerder nog in de gevangenis zat wegens majesteitsschennis, gaf met zijn indringende toespraken de veenarbeiders en hun gezinnen vertrouwen en liet hen inzien hoezeer zij uitgebuit werden. We zijn nu 123 jaar later, vier generaties verder. Het land, waarop niemand meer werkt, en de samenleving zijn onherkenbaar veranderd.

We lopen verder in de richting van Nij Beets. De gemeenschapszin en de familiebanden zijn hier nog steeds sterk. Toen het dorp jaren geleden een zwembad wilde en daarvoor geld bijen moest brengen werd er aan de Prikkewei door vrijwilligers een bungalow gebouwd. Met de opbrengst van dat huis werd het zwembad betaald.
We wandelen door het dorp door naar het it Damhus, een klein openlucht museum waar je kunt zien hoe turf gewonnen werd en hoe de veenarbeiders leefden en werkten. Net als in Buitenpost en Harkema wordt ook dit museum door vrijwilligers in stand gehouden en draagt het niet alleen bij aan de leefbaarheid maar ook aan gemeenschapszin en historisch bewustzijn.
Tegenover het openluchtmuseum is een brug over het polderkanaal en bij die brug staat een café, de Brege. En ook hier ademt de geschiedenis je tegemoet. In het café hangt het portret van Domela Nieuwenhuis en weet je, vertelt van de stagasten, in het koopcontract van het café staat dat het portret van Domela hier altijd moet blijven hangen. Wie het café wil door verkopen moet deze bepaling garanderen. Domela blijft hier, nog steeds, bij ons.

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

een jaar voettocht …. zaterdag 4 februari in de Bidler in Wergea/ Warga, Friesland

Op drie februari van het vorig jaar ben ik in Kats de deur uitgewandeld en begonnen aan deze voettocht. Nu een jaar later maken we de balans op van het eerste deel van dit bijzondere avontuur. De verhalen en inzichten wil ik graag met jullie delen. We zullen er een mooie ochtend van maken. Zet het in je agenda en weet dat je welkom bent!

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

Waar een wil is… deel 2 buitenpost drachten heereveen

II.

De lange wandeling van Buitenpost naar Drachten en Heereveen was zo rijk dat ik het in drie delen heb opgeknipt; hier het tweede deel…. hoe blijft het platteland leefbaar en solidair?

De noordelijke Friese Wouden vormen een nationaal landschap. Het is een bijzondere streek, weinig bekend, in tegenstelling tot het open gebied van de Friese Meren. In die Friese wouden liggen zandruggen tussen de afgegraven veengebieden; wie de weg weet kan er eindeloos wandelen over paden die door monniken in de Middeleeuwen werden uitgezet.
Het is een grijze, koude winterdag en we wandelen hier door rustende natuur in een cultuurlandschap wat door boeren en burgers wordt gekoesterd. Grootschalige indrustriële landbouw heeft hier eigenlijk geen kans; de bodemgesteldheid laat het eenvoudig niet toe. Nadat het veen werd afgegraven bleef een kleine, vruchtbare bovenlaag achter die door boeren kon worden bewerkt. Met de komst van kunstmest leek het er even op dat de intensief gebruik van de grond mogelijk werd. Maar, zo vertelt Bertus Mulder, oud-gedeputeerde van onder andere milieu, onder de grond raakte al gauw verzadigd. Boeren merkte dat de meeropbrengst die door de kunstmest werd gegenereerd, snel afnam. De bodem raakte uitgeput omdat onder de kleine, vruchtbare bodemlaag, een oude ondoordringbare kleilaag ligt. Boeren moesten hier wel omschalen op duurzame vormen van landbouw. Het werkt niet anders.
Terwijl we op Harkema aan lopen wijzen Bertus en Jan me op een klein wit vrij staand huisje, met een lapje grond er om heen. Het is een woningwetwoning uit het begin van de vorige eeuw, aangelegd voor de armste bewoners uit de streek. De nieuwe woningen boden een alternatief voor de plaggenhutten waarin velen nog woonden en op het bij behorende lapje grond konden de nieuwe bewoners een moestuin houden. In het kleine witte huisje woont nog een oude baas; hij betaalt, zoals zijn ouders, de huur per week: zes euro.
De woningbouw vereniging van Achtkarspelen geldt zelfs nu nog als de meest sociale van het land. Toenmalig minister van Volkshuisvesting Eberhard van der Laan kwam er zelfs speciaal voor uit den Haag en erkende de kwaliteit van de volkshuisvesting in Achtkarspelen.
Jaap Braams, afdelingsvoorzitter van de PvdA in Achtkarspelen en afkomstig uit Harkema komt ons tegemoet gelopen. Ook hij vertelt over de eigezinnige geschiedenis van dit dorp. In Harkema is men van oudsher gewend de eigen gang te gaan; veel mannen werken in ploegjes in de bouw overal in het land en keren ’s avonds naar het dorp terug, net zoals dat ook in St. Willebord in Noord Brabant het geval is. Ze bouwen ook hun huizen zelf en er is sprake van een hechte, sterke gemeenschap. Net als in St. Wiilibrord, Noord-Brabant, zijn er goeie wielrenners waarvan Pieter Weening nu de bekendste is. De Harkemase Boys voetballen op het allerhoogste niveau in Nederland, in de topklasse. Onlangs nog, voor de beker, was er de derby tegen het grote Heereveen voor de KNVB beker.
Bij het dorp hoort ook een openluchtmuseum, de Spitkeet, dat net als in het IJstijden museum in Buitenpost, grotendeels door vrijwilligers wordt bestierd. In het openluchtmuseum kun je een Spitkeet vinden, een plaggenhut, zoals die tot in de 20 ste eeuw te vinden waren in Harkema. Je vindt er ook een holwoning die aan het begin van de vorige eeuw, nog bewoond werd.
In de ontvangstruimte van het openluchtmuseum hebben zich fractie en bestuursleden van de afdeling Achtkarspelen verzameld. Ook statenlid Douwe Hoogland zit aan de tafel en terwijl er soep wordt ingeschonken en broodjes worden aangereikt, spreken we met elkaar over de leefbaarheid ìn de Friese Wouden. Het gebied, aangemerkt als een nationaal landschap, wordt beheerd door een groot collectief van duizend boeren, die gezamenlijk zorgdragen voor 10.000 hectare weidevogelbeheer, zo,n 4000 hectare foerageergebied voor ganzen, 150 kilometer houtal en 1500 kilometer elzensingels. Hoogland is enthousiast over de kracht en de verantwoordelijkheid die van het boerencollectief uit gaat.
Douwe Hoogeland: “In samenwerking met het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie hebben we nu een pilot voor zelfsturing opgesteld. Dat betekent dat we in ons proefgebied van bijna vierduizend hectare samen met de burgers die hier wonen en grond bezitten, via vooraf gemaante afspraken en doelstellingen maatschappelijke taken gaan uitoefenen en daarvoor een vergoeding per hectare krijgen. Het nieuwe landbouw beleid van de Europese Unie zal in toenemende mate maatschappelijke opdrachten van boeren vragen, zoals het beheer van het landschap, zorgdragen voor de biodiversiteit, het milieu en het waterbeheer. De controle op dit werk wordt uitgevoerd door een schouwcommissie van boeren en burgers uit de Friese Wouden.”
Douwe Hoogland is er van overtuigd dat deze aanpak, door agrarische natuurverenigingen, waarvan er zo,n 150 in Nederland actief zijn, in de toekomst een steeds belangrijker aandeel zal krijgen in de landbouw in Nederland. De regionale economische dynamiek kan er door worden versterkt, vooral omdat in de voedselproductie, dankzij verbeterde technieken, ook op kleine schaal rendabel kan worden geproduceerd. Verbeterde landbouwtechnieken zullen de voedselproductie in Nederland geen leidend perspectief vormen; de schaal van de Nederlandse landbouw is wat dat betreft te klein. Hoogland: “Om straks negen miljard mensen op aarde te kunnen voeden, kunnen we er beter voor zorgen dat de grote graanschuren in de Oekraïne en in Polen een hoger rendement per hectare opleveren. Als we dat doen, en dat kan heel goed en gemakkelijk, dan is er van schaarste op de markt geen sprake.”
Teun Nicolai, gemeenteraadslid in Achtkarspelen, is wat minder optimistisch. Hij wijst op de grote boeren in Harkema die kippen houden. Een van die bedrijven mest in zes weken maar liefst 300.000 kuikens vet tot volgroeide kippen die vervolgens worden afgevoerd naar de slacht. Dat is een enorme belasting voor het milieu en roept de grootste vragen op over dierenwelzijn. “Intensieve veeteelt is hier realiteit,” merkt Teun op. “Straks is Harkema helemaal opgesloten door die grote bedrijven, met alle stank en risico’s voor de volksgezondheid.”
Douwe vertelt dat een PvdA werkgroep onder leiding van tweede Kamerlid Lutz Jacobi werkt aan een rapport over de intensieve veehouderij. “Het zou”, zegt hij, “wellicht beter zijn om deze bedrijven te verplaatsen naar industrieterreinen bij de steden. Dan wordt het transport ook minder belastend en kunnen ook de eisen op het gebied van milieu, dierenwelzijn en volksgezondheid beter worden nageleefd.”
Er volgt een discussie over geurnormen en andere regels voor de intensieve veehouderij. Ik laat mijn aantekeningen even los, en eet snel mijn kommetje soep en verschalk twee broodjes. De leefbaarheid van het platteland is een bron van ieders zorg. In de landbouw zijn de marges voor de boeren minimaal; de markt voor veel producten worden vaak beheerst door slechts enkele grote multinationale bedrijven. In de aardappelsector zijn er bijvoorbeeld maar vier grote bedrijven die wereldwijd 80 procent van de aardappelproductie opkopen. Diezelfde multinationale bedrijven kunnen de prijzen met koelhuizen beheersen en de oppervlakte van te telen hectares direct beïnvloeden. De industriële voedselproducenten houden zo boeren wereldwijd in een wurggreep, en gijzelen daarmee ook de leefbaarheid op het platteland. Diezelfde leefbaarheid wordt bovendien nog beïnvloed door een afname van de groei van de bevolking. Bedrijven, voorzieningen en jongeren trekken van het platteland naar de steden.
Sietze Hoekstra maakt zich daarover zorgen tijdens de discussie in de Spitkeet. Na de soep en de broodjes loopt hij met Gerda Postma met Bertus Mulder en mij mee in de richting van Drachten. We volgen oude zandpaden door de Friese Wouden. Af en toe passeren we een klein ‘waldhusje’ een eenvoudig huis voor vroegere landarbeiders.
Sietze Hoekstra was tot in de loop van 2010 PvdA raadslid. Hij is nu nog actief samen met zijn vier medewerkers in zijn installatiebedrijf in Surhuisterveen en als voorzitter van de vereniging van Handel en Industrie in Surhuisterveen, een van de acht dorpen in Achtkerspelen. Sietse is juist zeer bezorgd over de ontwikkelingen op het platteland. Door de afnemende groei en zelfs krimp van de bevolking, komen voorzieningen op het platteland onder druk. Grotere bedrijven worden door steden gelokt om zich in de steden op nieuwe, moderne bedrijfsterreinen of in binnensteden te vestigen. Jongeren met talent verkiezen de dynamiek van de grote steden boven het eenvoudige leven in de dorpen.
“De landelijke overheid,” merkt Sietze op, “zet met haar investeringsbeleid in op de Randstad en de Brabantse stedengordel. Dat geldt ook voor logistiek, voor de ontwikkeling van kennis en wetenschap, noem maar op. In deze kabinetsperiode alleen al gaat het om een bedrag van 11,4 miljard. Dat is begrijpelijk maar er is ook een keerzijde, namelijk de teloorgang van het platteland. “
Terwijl we door het stille land wandelen, kleine weilanden omzoomd door elzensingels en houtwallen, stelt Sietse voor om ondernemers in de Randstad en in Brabant een solidariteitsheffing te laten betalen via de vennootschapsbelasting ten behoeve van het bedrijfsleven op het platteland. Het zou een structurele maatregel moeten zijn die echt een impuls kan betekenen voor banen en het bedrijfsleven op het platteland.
“Het bedrijfsleven in de Randstad, maar ook in Brabant profiteert nu eenmaal enorm van de grote investeringen door de rijksoverheid,” zegt Sietse. “Het is niet meer dan billijk om datzelfde bedrijfsleven een solidariteitsheffing te vragen ten voordele van het bedrijfsleven op het platteland. Je hebt dan echt een instrument om de krimp tegen te gaan.”
Sietse is heel concreet; je zou in de krachtigste regio’s een procent vennootschapsbelasting extra kunnen heffen, en elders een korting geven van een tot vijf procent, afhankelijk van regio’s en noodzaak. Het zou een structurele maatregel zijn om de leefbaarheid en de economische dynamiek op het platteland op peil te houden. “Weet je,”vertelt Sietse, “wanneer het perspectief op het platteland ontbreekt zie je dat mensen weg trekken en zelfs emigreren. Dat is in de geschiedenis altijd zo geweest, in Drenthe, Groningen en Friesland zijn velen de armoede ontvlucht omdat er geen werk was, geen perspectief. Bij mij solliciteerde een paar maanden geleden een jongen, die net een ingenieursopleiding had afgesloten. Hij wilde graag electricien worden, om in ieder geval te werken. Dat werk kon ik hem niet geven maar wat we bedacht hebben is dat we een energieloket gaan openen. Mensen, bedrijven en organisaties kunnen ons vanaf het nieuwe jaar inhuren om een energieplan op te stellen waardoor en waarmee ze energie kunnen besparen. We hopen met die adviezen natuurlijk ook werk te krijgen.” Sietse zwijgt een ogenblik. Hij wordt gebeld door een van zijn medewerkers en geeft advies. “Het werk gaat door,”zegt hij haast verontschuldigend. “Met die energieadviesdienst kan die jongen in ieder geval aan de slag. We hopen dat het lukt.”
We naderen Rottevalle, een prachtig klein dorp op de grens van Achtkarspelen en Smallingerland. De duisternis valt al vroeg in en in de plaatselijke herberg kunnen we wat thee en koffie drinken. Het is tijd om te stoppen en we nemen afscheid. Ymmi haalt ons op en in het spitsuur rijden we terug naar Veenwouden. Dat valt niet mee; een eindeloze stroom auto’s passeert een weg die wij over moeten steken. Het duurt 20 minuten voor we een gaatje vinden. Daarna volgt een reeks van stoplichten; het passeren van het eerste stoplicht duurt weer een kwartier. Eindeloos is de rij van wachtend en optrekkende auto’s. “Deze weg van Dokkum naar Drachten is een verbindingsweg over de dorpen, aangelegd in de tijd van de paardentram,” merkt Bertus droogjes op.
’s Avonds gaan Bertus en ik nog even naar een feestelijke bijeenkomst van de provincie Friesland. De Raad van State heeft namelijk enkele weken eerder besloten dat de provincie de Centrale As mag aanleggen, een nieuwe weg tussen Dokkum en Drachten, inclusief de ontwikkeling van 7000 hectare nieuwe natuurgebieden en een revitalisering van de verschillende dorpen. Tijdens de bijeenkomst verneem ik dat de aanleg van een gelijkaardige weg in Limburg door de Raad van State is stopgezet en afgewezen.
Ik herinner me die kwestie nog levendig; tijdens mijn wandeling van Heerlen naar Geleen kwam ik voor en tegenstanders tegen. De tegenstanders, een ouder echtpaar, verzette zich juist omdat de weg zou gaan door een natuurgebied, de Brunsummerheide en er in Zuid Limburg al zoveel natuur verloren is gegaan. De voorstanders van de nieuwe Limburgse weg hoopten dat de eindeloze verkeersstroom langs hun huizen zou stoppen en dat zij ooit weer met een open raam zouden kunnen slapen in de zomermanden, en ja, zij hoopten ook op nieuwe natuur maar dan in plaats van de doorgaande weg die nu zo belast werd.
Ook in Friesland hebben tegenstanders tot he uiterste geprotesteerd tegen de aanleg van de centrale as. De Friese overheid heeft echter alles op alles gezet om alle mogelijke negatieve aspecten van de weg te compenseren volgens alle mogelijke regels en wetten. Zij werden daarbij bijgestaan door kundige ambtenaren, burgers, milieuactivisten, boeren en maatschappelijke organisatie…èn een extern advocatenkantoor…. en datzelfde kantoor hielp ook…. de tegenstanders van de Limburgse verbindingsweg. “Twee successen voor een kantoor,” merkte een van de aanwezigen tijdens de bijeenkomst op, “op een zelfde soort dossier, maar dan met tegengestelde argumenten. Hun kostje is gekocht.”

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

30ste etappe: Laatste stappen in Groningen, eerste voet in Friesland – deel II

Op de doortocht door Friesland heb ik vanaf het eerste moment van de voettocht uitgekeken. Friesland heeft een bijzondere plaats in mijn hart; het heeft een eigen taal, een eigen cultuur, een sterke gemeenschapszin en een aangename, vaak bescheiden vorm van zelfbewustzijn. Friesland heeft een eigen theatergezelschap, geweldige dichters en schilders en een trots landschap. Verder, de Friese sociaal-democratie heeft een levendige traditie, een bijzondere geschiedenis en een eigen politieke richting waar ik me volledig bij thuisvoel. Bovendien vind ik er vrienden, en sinds enige tijd, meer dan dat… Maar daarover later ongetwijfeld meer.

Bertus brengt me naar Lutjegast, waar we met een ploegje van Friese sociaal-democraten, onder aanvoering van Tweede Kamerlid Lutz Jacobi bijeen komen. Bertus en Lutz hebben zich vanaf het begin enthousiast ingezet voor de voettocht en PvdA-ers opgeroepen om mee te doen, de komende weken ‘mei de kuiertocht’.

In Lutjegast ontmoeten we Rinze Eizema, raadslid in Tytsjerkstradiel, Anne de Vries, van de afdeling Kollumerland, Anne van der Heide uit Buitenpost en bestuurslid van de adeling Achtkarspelen en Lutz Jacobi. Terwijl we ons klaarmaken voor vertrek komt één van de buurtbewoners naar buiten gelopen, Bert van der Wouden. Hij werkt in de plaatselijke garage en vertelt ons over zijn zorgen. In de autobranche wordt nauwelijks meer iets verdiend, zegt hij. Bovendien is autorijden eigenlijk onbetaalbaar aan het worden; de nieuwste technieken en materialen gaan niet lang mee en moeten tegen erg hoge kosten worden vervangen, vertelt Bert. De auto’s worden aan steeds strengere milieueisen onderworpen, maar het effect ervan wordt door Bert weggewuifd. Wat heb je eraan wanneer een auto al na 100.000 kilometer op is, en weg kan dankzij al die milieueisen, vraagt hij ons. “Is dat dan duurzaam? Roetfilters zijn slechter voor het milieu dan iedereen denkt,” zegt hij stellig. Zijn argumentatie is eenvoudig; het gif wat zich in de roetfilters ophoopt, komt uiteindelijk toch in het milieu terecht. Je kunt het gif volgens Bert beter gelijkmatig loslaten in het milieu dan in één keer.

Vanuit Lutjegast gaan we op weg, richting Buitenpost. Het is voor het eerst dat ik met een ploegje oploop, wat een plezier, wat een voorrecht. Het maakt het wandelen zoveel lichter. Terwijl we naar Stroobos lopen realiseer ik me dat mijn medewandelaars Fries praten. Dat lijkt een idiote opmerking maar is het niet. Nu pas, voor het eerst heel bewust, realiseer ik me dat Fries de moederstaal is, en het Nederlands in feite de tweede taal. De vanzelfsprekendheid waarmee mijn Friese vrienden overschakelen naar het Nederlands verbaast me eigenlijk; in Vlaanderen en Brussel waar ik volwassen werd, heb ik geleerd dat je je eigen taal moet spreken opdat de ander dat ook kan. Het enige wat je moet kunnen en willen is de ander begrijpen. In het dagelijks leven in België, boven en onder de taalgrens, is die houding natuurlijk, zolang het niet de politiek en politici betreft. In Nederland zijn we ons er, vind ik, onvoldoende van bewust dat er in het koninkrijk meerdere talen gesproken worden, Fries in Friesland, Papiamento, Frans en Engels op de Antillen…

Wie scherp luistert kan het Fries goed volgen; ik geniet van de noordelijke klanken, die in de verte aan het Deens en Zweeds doen denken.

Bij de provinciegrens van Groningen naar Fyslan houden we stil en neemt Lutz Jacobi het woord. Ze steekt me een hart onder de riem, spreekt, namens haar partijgenoten, haar waardering uit voor mijn voettocht, op zoek naar ziel van de sociaal-democratie. En, voegt ze eraan toe, we zullen met meelopen door Fryslan, zoveel als mogelijk. De woorden van Lutz, moet ik bekennen, ontroeren me enorm.

In Stroobos, één van de acht kerkdorpen in de gemeente Achtkarspelen, en gelegen naast het pr. Margrietkanaal, is nog een zuivelfabriek en zelfs een echte scheepswerf, Barkmeyer uit 1850, waar nu de nieuwe loodsboten gemaakt worden voor Vlissingen. We lopen de brug over, en zien een postbode, Snelle Harm wordt hij genoemd. Ach, postbode… Harm is al met de Vut maar ja… zijn oude baas heeft hier geen postbodes meer in dienst en de goedkope, slecht betaalde deeltijdpostbodes kan Post.NL nu eenmaal niet in voldoende mate vinden. Niemand kan nog als postbode een gezin onderhouden, weet Harm, en de dames waarop Post.NL rekent, melden zich niet. Af en toe moet er in deze witte vlek toch ook nog eens post bezorgd worden; daarom is Snelle Harm vandaag weer op zijn fiets gestapt, vertelt hij. Hij wijst op de tas, achterop zijn fiets: “Het mag wel niet,” zegt hij, “maar het is nog een echte PTT-tas. Daar ben ik trots op. Ik heb die tas altijd gehouden, hoe het bedrijf ook heette, het staatsbedrijf de Koninklijke PTT, daarna TPG wat weer overging in TNT om nu te stranden als Post Punt En El.” Een bedrijf zonder ziel, zonder identiteit en dus… zonder toekomst.

Tegen Stroobos aan ligt Gerkesklooster, de plaats waar in de late Middeleeuwen op initiatief van Gercke Harkema een klooster werd gesticht. Van dat klooster is nu eigenlijk niks meer over; alleen de kloosterbrouwerij bleef overeind en werd in de zeventiende eeuw omgebouwd tot een hervormde kerk. In de schaduw daarvan fietst ons een wat oudere heer voorbij, die even later zijn fiets omdraait en op Lutz Jacobi afstapt. Zij is in Friesland een bekende en opvallende volksvertegenwoordiger. De heer op de fiets heeft wat op zijn lever.

Waarom, vraagt hij Lutz, verdwijnen uit de dorpen alle voorzieningen? Waarom moeten wij voor de griepprik naar Buitenpost op de fiets, en waarom kan er geen fietstunnel onder de weg. Waarom luistert de overheid niet naar de burgers, wil hij weten? Waarom

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

29ste etappe: Mistig Delfzijl en trammelant in Groningen – deel II

De volgende dag stond in het teken van de droom van Mohammed om profvoetballer te worden. We zouden gaan kijken bij de training van FC Groningen. Mohammed had zijn trainingskleren aan gedaan, en zijn voetbal schoenen in zijn rugzak. Wie weet…
We zouden in ieder geval vragen of hij eens een keertje zou mogen mee trainen. Zou het ons lukken om contact te krijgen met de club, met de trainer of een van de spelers? Mohammed kende een van de jongens van FC Groningen, Virgil van Dijk, die net als hij uit Brabant komt… wie weet zouden we hem aan kunnen spreken.

Het was koud en winderig, eigenlijk snijdend koud. “Laten we de voettocht maar per trein voortzetten,” stelde ik voor. “Dan verdwalen we niet en zijn we in ieder geval op tijd. Daar gaat het nu om.” We liepen naar het station, pakten een treintje naar het stadion Euroburg.

Wanneer je zo met z’n tweeën op dat stadion toeloopt ervaar je pas hoe groot het gebouw is, hoe breed de toegangswegen zijn, en hoe winderig het in Groningen kan zijn. Terwijl we het stadion naderen komen twee mannen in trainingspakken naar buiten gelopen. Één van de twee heeft voetbalschoenen in de hand. Volgens mij is dat de trainer van Groningen, zeg ik tegen Mohammed. Het lijkt ons beiden een wonder. Ik stap Pieter Huistra af, want het is de trainer en hij gaat op weg naar het trainingsveld, zoveel is wel duidelijk. Terwijl we doorlopen naar het nabij gelegen trainingsveld leg ik Huistra het doel uit van mijn tocht en vertel over de droom van Mohamed om eens mee te mogen trainen. Pieter Huistra glimlacht, en maakt een gebaar naar Mohammed, die achter me is gaan lopen. Even later stappen ze samen op, de jongen met een droom, en de grote trainer, de oud international. Nu blijf ik wat achter, zoals het hoort. Meetrainen bij FC Groningen kan zo maar niet, maar Pieter Huistra en zijn assistent doen wel een suggestie. Daarvoor moeten we naar Leeuwarden, naar Henk de Jonge. Dat zullen we doen.

Op het trainingsveld blijven we achter het hek. Wanneer de spelers het veld op lopen en Virgil van Dijk, een grote sterke vent, Mohammed ziet, komt hij gelijk op hem af. “Wat doe jij hier,” vraagt de verdediger van Groningen. Mohammed legt onze missie uit. Ze geven elkaar de hand. Virgil gaat trainen.

Voor mij is het voor het eerst dat ik zo’n training zie. De spelersgroep bereidt zich voor op de ontmoeting met PSV, in Eindhoven. Er wordt een potje gespeeld over het hele trainingsveld; af en toe legt Pieter Huistra het spel stil en geeft een individuele speler een aanwijzing. Dat vindt Mohammed mooi. “Hij zet spelers niet voor schut ten opzichte van andere spelers,” merkt hij op. “Dat is goed voor het vertrouwen. Ik hoop dat ze het goed doen in Eindhoven. Als er wordt verloren is het maandag niet leuk op de training. Dan baalt de hele groep.”

Na afloop van de training gaan vier spelers in een hoek van het veld naar elkaar overschieten. Dat gaat zo hard als mogelijk. De vier jongens hebben echt plezier met elkaar, ze lachen en dollen met elkaar. Mohammed geniet er van.

Na afloop van de training wordt Virgil van Dijk geïnterviewd door Omroep Noord, juist met het oog op de wedstrijd tegen PSV. Virgil van Dijk zegt goede moed te hebben en kansen te zien…

Na afloop van de training keren we terug naar Groningen, halen onze spullen op bij het hotel en we bezoeken nog een hofje uit de 16e eeuw, kopen wat cadeautjes voor thuis en Sinterklaas en ja… dan is er nog een missie: koek, Groninger koek. Ik vind, je kunt nu eenmaal niet thuis komen zonder. Het is even een zoektocht, niet iedere Groninger weet de weg, maar uiteindelijk vinden we Knol’s Koekwinkel aan het Zuiderdiep… We kiezen drie koeken uit, en krijgen er nog eentje bij, voor onderweg. Wat heerlijk, wat vriendelijk.

Gepakt en gezakt gaan we naar het station, vinden de trein nar Zeeland terug, en stappen in. De hele trein zit vol met studenten. Het gangpad staat vol met bagage; ik probeer, met rugzak op mijn rug, en twee tassen in de hand, over de eerste tas te stappen, maar blijf haken met mijn zware schoen in een handvat. Ik val voorover, op de leuning van een bank en vervolgens in het gangpad. Er wordt gelachen; alles doet pijn, enkel, knie, schouder, kaak. Mohammed helpt me overeind. Ik schud de tas van mijn voet; de studente van wie de tas is kijkt geërgerd en is verontwaardigd. Ik ben perplex. Wat een brutaliteit. Het bagagerek is leeg; zelfs onder haar bank is ruimte… Ze steekt geen hand uit, laat staan dat ze me vraagt of ik bezeerde. Mohammed en ik lopen door; hij vindt nog een plaatsje; ik ga zitten op het balkon, mijn pijn verbijtend. Elf mensen staan en zitten om me heen; studenten praten luidruchtig. Een van de jongens drinkt aanhoudend bier; hij bralt.

Halverwege de rit opent het meisje van de tas de deur van het balkon en roept me toe dat ik moet betalen, of iets via de verzekering moet vergoeden. Of ik daaraan wil meewerken. Gekker moet het niet worden, denk ik. Nog steeds geen woord of ik me bezeerde; nog geen verontschuldiging dat ze haar tas in het gangpad plaatste. Ik zeg dat ik niet mee zal werken; ze heeft haar tas zelf in het pad gezet.

In Zwolle komt een jongen dreigend naar me toe. Hij sommeert me mee te werken om de computer van het meisje te vergoeden. De brutaliteit wordt me zachtjes aan te veel. En wanneer ik even later vanuit de trein zie dat zij politie optrommelen en mij beschuldigend aanwijzen, ga ik er op af. De spoorpolitie en in het blauw geüniformeerde beveiligers met handboeien aan hun riem dwingen me mijn identiteit aan het meisje te geven omdat zij schade heeft. Niemand vraagt me naar de oorzaak, de aanleiding en de gevolgen; ik heb gevoel in een verkeerde film terecht te zijn komen. Gelukkig is Mohammed bij me; hij heeft alles gezien. Maar één van de beveiligers stuurt hem weg. “We kennen jullie trucjes,” zegt een van die mannen tegen Mohammed. Ik krijg tranen in de ogen. Probeer uit te leggen wat gebeurd is en hoe we vervolgens worden bejegend. Mohammed is mijn gast, leg ik uit. En zachtjes aan dringt tot de beveiligers en politiemensen door dat er iets niet klopt. Ze nemen Mohammed en mij mee naar een kantoortje; we krijgen een kopje koffie. De politieagenten vragen naar mijn identiteit en zijn bereid te luisteren naar wat er is gebeurd. Ik barst van de pijn. Ze willen me desnoods naar het ziekenhuis brengen zeggen ze, maar daar heb ik geen trek in. Mijn knie is geschaafd en de enkel tweemaal zo dik als normaal; maar er is niets gebroken… We krijgen een kaartje om onze reis te vervolgen in de eerste klasse. Dat is een geluk en onderweg, zachtjesaan, met koffie en koek, komen we tot rust.

Met Mohammed praat ik over zijn toekomst; hij moet naast het voetbal een diploma halen, en zijn kracht en atletisch vermogen verbinden met zijn sociale mogelijkheden. Dan komt alles goed. “Ik wil graag voor en met jongeren werken,” zegt hij. “Voetballen is mooi, maar als het voorbij is moet je verder.”

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

Finsterwolde, of: het einde van de wereld, 28ste etappe, deel II

De volgende ochtend, heel vroeg, komt Monika Sie Dhian Ho vanuit den Haag naar Finsterwolde gereden. Zij zal me vandaag vergezellen op de wandeltocht door het Oldambt en we proberen Delfzijl te bereiken. Monika is de bezielende directeur van de Wiardi Beckman Stichting, die niet alleen mijn voettocht ondersteunt, maar vooral verantwoordelijk is voor de grote heroriëntatie van de sociaal democratische waarden. Het van Waarde project is het meest bijzondere en meest breed diepgravende onderzoek van de sociaal-democratie in de afgelopen jaren.

Dat onderzoek is meer dan ooit noodzakelijk. In 25 jaar is de aanhang van de Partij van de Arbeid gehalveerd; grote groepen kiezers hebben zich teleurgesteld of boos van de partij afgekeerd…. De identiteit van de sociaal-democratie is in diezelfde periode stelselmatig veronachtzaamd. Het deelnemen in het openbaar bestuur en het leiden van te grote maatschappelijke organisaties werd voor PvdA-ers een doel op zich; de zorgen van kiezers werden genegeerd. De uitverkoop van onderwijs, zorg en veiligheid die in deze periode plaatsvond, verdeelde de samenleving ingrijpend. Hoog opgeleide mensen konden en kunnen hun geluk niet op. Voor hun gold en geldt: vrijheid, blijheid. Tegelijkertijd nam de internationale samenwerking en het bedrijfsleven door nieuwe technologieën een reusachtige vlucht. Wie wil vliegt de wereld over in 24 uur; geldstromen flitsen binnen enkele seconden over de wereldmarkten en een ieder is op elke plaats op de wereld en op elk moment zichtbaar en aanspreekbaar.

Eenieder, minder fortuinlijk, heeft het nakijken en werd door de sociaal-democratie, partij en vakbond, aan zijn of haar lot overgelaten. Wie geen paspoort heeft of nooit als een volwaardig mens wordt gezien, draagt de last van die internationaal ontwikkelde welvaart: lage lonen, gebrek aan scholing, perspectief, goede gezondheid en veiligheid.

Tegen die achtergrond is het van Waarde onderzoek, dat door Monika binnen de Wiardi Beckman Stichting wordt uitgevoerd, van het allergrootste belang. Voor het daaraan gekoppelde project Vooruit worden in interviews met mensen in steeds verschillende levensfasen, beroepen, en achtergronden, steeds drie vragen gesteld: Wat is van waarde, hoe staat het onder druk en wat is er te doen? Het komend jaar zal het onderzoek tot resultaten leiden.

Na een kopje koffie bij Harm Evert en Reina Waalkens gaan we op weg. Het is grijs, mistig en wat koud. Bij het eerste kruispunt staan we voor een dilemma: de meest rechtstreekse weg naar Delfzijl leidt door de stille, lege polder, of we nemen de wat langere weg die door verschillende dorpen leidt. We kiezen voor het laatste. Eerst Finsterwolde, daarna Oostwold, vervolgens Midwolda en vandaar omhoog, richting Delfzijl.

Nog maar net op weg, horen we getimmer en gezaag in een groot pand. Zou er een verbouwing bezig zijn? Het lijkt me onwaarschijnlijk; door een groot venster zie ik een TL- licht in een werkplaats… “Kom,” zeg ik, “we gaan eens even kijken wat hier gebeurt.”

Op de deur, die aan de zijkant van het pand, is, staat een verklaring voor het getimmer: Orgelmakerij. We bellen aan en een markante man met een grijze bos haar doet open. Winold van der Putten (61) heet ons welkom en, wanneer we even uitleggen wat het doel is van onze voettocht, nodigt hij ons uit voor een kopje koffie. Hij brengt ons naar een kamertje waar werkmensen aan een eenvoudige tafel hun boterhammen eten en pauzeren. “Je bent hier,” zegt hij monter, “in het voormalig gemeentehuis van Finsterwolde, dat daarvoor bekend was als het hotel Hommes.” Winold lacht schalks en laat ons even alleen. Aan de muur hangt een affiche met het beeld van Sicco Mansholt, de grote man van het Europees landbouwbeleid.

Hotel Hommes! Hier sprak Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846 – 1919), en dit pand, op deze plaats, gaf Jan Poppes Hommes (1843 – (1916) ruimte aan de socialistische beweging en steunde hij de arbeidersstrijd. Hommes was een van de meest markante en bijzondere figuren uit het allereerste begin van de arbeidersbeweging. Hij werkte hard, samen met arbeiders, en bracht gelijk loon voor gelijk werk in de praktijk. In De Graanrepubliek beschrijft Frank Westerman de scenes in hotel Hommes zo beeldend dat de lezer af en toe de indruk krijgt aanwezig te zijn, in de rokerige, verhitte gelagkamer van het hotel waar vergaderingen van arbeiders werden georganiseerd en voormannen hun toespraken hielden, ongetwijfeld staande op een stoel. De grote mannen met snorren en baarden, stel ik me voor, het werkvolk betoverend, in de meest schamele kleding. Hotel Hommes, wat een toeval.

Winold van der Putten keert even later terug en vertelt het verhaal van zijn bedrijf, het verhaal van een hoogstaand artistiek ambachtsman. Hij begon in Groningen aan de universiteit aan een studie theologie maar vond zijn draai niet echt, probeerde vervolgens kunstgeschiedenis maar ook dat bleek zijn weg niet te zijn. Via zijn vrouw leerde hij de wereld van de muziek kennen, en stap voor stap werd het knutselen waaraan hij altijd verslingerd was, serieuzer en serieuzer en werd hij via de klavecimbel als het ware geleid naar het orgel-maken. Bij de firma Reil in Heerde ging Winold vervolgens in de leer. Hij begon als krullenjongen en het duurde vervolgens elf jaar voor hij alle kneepjes van het vak beheerste en op eigen benen kon en wilde staan. Aanvankelijk samen met een vriend, maar later alleen, hij aan de slag als orgelbouwer. In het Hotel Hommes vond hij een ruimte waar hij zijn bedrijf kon ontwikkelen.

Het verhaal van Winold van der Putten is bijzonder, vind ik. Hij legt uit dat orgelbouwers hun kennis en vakmanschap met elkaar delen; samenwerken lijkt vanzelfsprekend. Ieder heeft eigen kwaliteiten en specifieke kennis, die elkaar alleen maar kunnen aanvullen. Vanzelfsprekend heerst er concurrentie, maar van groter belang is onderlinge steun en bijstand. Een van de specialiteiten van Winold is dat hij op basis van oude documenten uit de 12e eeuw erin is geslaagd een nieuw ‘Middeleeuws’orgel te maken. Een dergelijk instrument staat in één van de ruimten en even laat hij een geluid horen, zacht en met prachtige boventonen, iets wat ik nooit eerder hoorde.

Winold neemt ons mee door het gebouw, en toont de verschillende ruimte waar steeds de verschillende aspecten van het bouwen van een orgel worden uitgevoerd; de houtbewerking; het gieten van de orgelpijpen en het plaatsen en slijpen van de pijpen. De giertij is in een loods in de tuin van het voormalige Hotel Hommes. Die loods wordt weer gedeeld met een klokkengieterij, waar, wanneer Monika en ik er passeren, met de grootste nauwkeurigheid en volledige concentratie een klok gegoten wordt.
In de voormalige burgemeesterskamer, nadat het hotel werd verkocht, werd dit het gemeentehuis van Finsterwolde. Winold laat de extra beveiligde dikke deuren zien, en ook de knopjes in de vloer waar de burgemeester de deur in een ogenblik kon vergrendelen om zich te beschermen tegen eventuele opstandige of zelfs revolutionaire bewoners.

Bij het afscheid geeft Winold van der Putten ons een CD met Middeleeuwse orgelimprovisaties en Maria-liederen op het door hem gebouwde Rutland orgel. Terwijl ik dit schrijf weerklinkt die bijzondere muziek opnieuw en opnieuw en telkens is het een wonder.

We nemen afscheid en wandelen verder in de richting van Oostwold. We passeren de mooiste boerderijen van Nederland; het hoge land is hier niet vlak, zoals in de Oud Noord-Beveland polder waar ik woon in Zeeland. Integendeel. Maar het land is even goed nog weidser en grootser. De mist en het grijze licht tekent een stilte die het land tijdloos maakt.

We spreken onderweg over de Europese samenwerking, over de zorgen van de mensen waarmee we bekend zijn, over de staat van de sociaal democratie en de positie van de Partij van de Arbeid daarin, over onze kinderen, onze levensloop en het wonderlijk snijpunt daarin, de historische figuur van Diponegoro.

Voorbij Oostwold, en aan de rand van het uitgestrekt Midwold,a zien we in de mistige grijsheid de contouren van een kunstmatig meer, onderdeel van de Blauwestad. Ook passeren we een nieuw groot gebouw waarin een christelijke en een openbare school zijn ondergracht, alsook de fysiotherapie voor kinderen, de logopedie, en de voor en naschoolse opvang. Een moderne ouder kan zijn of haar kind hier ’s morgens even na zeven uur afleveren en net voor het slapengaan, bij wijze van spreken, weer op halen. In het nieuwe gemeenschappelijke gebouw is men van alle gemakken voorzien. De drie oorspronkelijke scholen van Midwolda en Oostwold zijn gesloten. Wat deze ontwikkeling voor de gemeenschappen betekenen valt pas over een tiental jaren te schetsen….

We lopen verder, Midwolda in en hopen maar dat we ergens even kunnen zitten en een kopje koffie kunnen drinken. Een oudere man, Berend, die op zijn klompen een fietstochtje maakt en juist zijn vriend Geert tegenkomt, vertelt ons dat het heel goed mogelijk is, koffiedrinken. In het pannenkoekenhuis verderop, of bij Imca Marina.
Imca Marina? “Jawel”, zegt Berend stellig. “Zij heeft hier een grote uitspanning waar je zeker terecht kunt.” Berend en Geert zijn benieuwd wat het doel is van onze tocht en wanneer we vragen naar hun idee over de Blauwestad is Berend stellig. “Ik vind dat mooi, dat water. En die Blauwestad komt wel goed. Pas op, ik vond het ook mooi toen het nog land was, en het graan groeide. Dat vond ik ook mooi. Maar nu is het water. Prachtig.” Zijn vriend, Geert, knikt.

We gaan weer verder, op weg naar Imca Marina… maar dat lukt niet. Ik zie eerder een gelegenheid in een geweldige boerderij en achter op het erf een paar mannen, die druk zijn om een vloertje te leggen in een stookhok. Het zijn Geert ‘de Rus’ Schiphorst en Jan Niemeyer, twee vrijwilligers van, wat blijkt, de museum boerderij Hermans Dijkstra, het project waar Lex Geesink over sprak, de avond voordien, bij Harm Evert en Reina Waalkens.

Geert en Jan zijn twee van de trouwe krachten die de monumentale boerderij ( uit 1858) van de familie Hermans Dijkstra hebben opgeknapt, hersteld en nu in stand houden. Ze hebben veel plezier in het actieve vrijwilligerswerk. De boerderij, één van de mooiste van het dorp, geeft een goede indruk van het leven aan het einde van de negentiende en begin twintigste eeuw. Geert leidt ons rond door de stijlkamers, door de kelders, donkere gangen en de reusachtige voorraadschuur. De boerderij geeft een scherp beeld van de onmetelijke rijkdom van de herenboeren rond 1900. Geert, die “de Rus” genoemd wordt, omdat hij zo vaak naar Rusland reisde en er zovele jaren werkte, wijst op de aardigste details, in de wijnkelder, in de gele kamer of bij de paardenstallen. Hij vertelt dat de stichting boerderij Hermans Dijkstra de exploitatie voor haar rekening neemt; er is een bed & breakfast en een grote zaal waar partijen kunnen worden gegeven, waarmee de museumboerderij in stand wordt gehouden. Subsidie komt er niet meer aan te pas. “Subsidie was er alleen in het begin,”verklaart Geert, “nu redden we het zelf. En is het niet mooi?”

Dat is het zeker. We nemen afscheid van Geert en Jan, danken hun voor de hartelijke woorden en wensen hun alle goeds.

Op de Hoofdweg ontdekken we dat de middag al grotendeels voorbij is. Imca Marina en Delfzijl zullen we niet meer vinden. Het is mooi geweest; we besluiten terug te keren. Vanuit de bus merken we dat de mist zachtjes aan is geweken, en het hoge land helder wordt.

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

Finsterwolde, of: het einde van de wereld, 28ste etappe, deel I

Vooraf werd ik door Harm Evert Waalkens gewaarschuwd: “Weet dat je nu het einde van de wereld nadert. De platte wereld houdt hier op; en als je dan nog verder gaat, rest het niets. Je nadert de rand van de wereld.”
De waarschuwing betrof de wandeling door Noordoost Groningen, de streek boven Winschoten, met plaatsnamen als Finsterwolde, Hongerige Wolf of Ganzedorp. Een leeg land, ooit de graanschuur van Nederland met de mooiste en rijkste boerderijen en de armste en sterkste landarbeiders. Niet voor niets kreeg het communisme hier voet aan de grond.
Winschoten is per trein, zelfs vanuit Goes, goed bereikbaar. Het duurt alleen een poosje voor je er bent. Maar wanneer je er eenmaal bent, na drie uur in de middag, is het ook weer leuk. Mensen in Groningen zijn vriendelijk, open en hartelijk. De weg naar het centrum? Een jonge moeder legt het me met genoegen uit, en ja, vertelt ze, het is in Winschoten fijn. Iedereen kent elkaar wel, zegt ze, en er zijn mooie plekjes genoeg.
Ik volg haar aanwijzingen, vind het centrum, met de vertrouwde winkelstraat zoals je die in elke Nederlandse centrumgemeente treft op het platteland. Een kleine passende aankoop en vervolgens ga ik op weg, richting van de Blauwestad en Finsterwolde, waar ik zal logeren bij Harm Evert en Reina Waalkens, voormalig kamerlid van de Partij van de Arbeid en eigenaar van een groot biologisch melkveebedrijf. Even voorbij het kleine ziekenhuis in Winschoten ligt er aan de rand van een park een grote zwerfsteen, die 150.000 jaar geleden vanuit het Zweedse Smalland in het ijs naar Groningen werd gestuwd. Het gevaarte weegt tienduizend kilo. Ik duw er maar eens tegen aan…. Voorzichtig, natuurlijk.
Het is koud, mistig en vochtig weer; en voor ik het weet ben ik Winschoten door en loop het lege land in, over een fietspad. De Blauwestad is gauw gevonden. Middenin de voormalige graanrepubliek is een reusachtig meer gegraven van 1500 hectare; langs de oevers zouden vele grote villa’s komen die nieuwe mensen en nieuwe banen naar de streek zouden brengen. Een aantal woningen is gebouwd, maar de grote aantallen waarop gerekend werd, zijn niet gerealiseerd. Projectontwikkelaars hebben zich teruggetrokken en de provincie Groningen heeft hierdoor een grote financiële extra last op haar schouders genomen.
Men denkt al gauw dat de Blauwestad een vorm van ontpolderen is, die in het “achterlijke” Zeeland niet mogelijk zou zijn. De Blauwestad heeft weinig met ontpolderen te maken, integendeel. Ook in Zeeland, en met name het Goes Meer, is een gelijkaardig project als de Blauwestad gerealiseerd, zonder enige vorm van protest.
Ontpolderen betekent de zeedijk wegnemen van een hooggelegen en bedijkt landschap, wat vervolgens, tegennatuurlijk, wordt afgegraven tot de vloedlijn en daarna zal opslibben met vervuild Vlaams slik. Dat proces heeft zich ook op het schorrengebied van het verdronken land van Saeftinghe voltrokken waardoor het nu het hoogst gelegen deel van Zeeland is en het meest vervuilde stukje van Nederland. Ontpolderen betekent bovendien het slopen van de primaire waterkering en tast derhalve het fundamentele gevoel aan van bestaanszekerheid in Zeeland. Daar is in de Blauwestad allemaal geen sprake van.
Terwijl ik over een nieuw aangelegd fietspad wandel in de richting van Finsterwolde doemt nauwelijks zichtbaar door de mist de Blauwestad op. In de verte zijn enkele villa’s te zien aan een groot, grijs meer. De lucht is in al haar grijsheid wijds en stil. Behalve af en toe passerende auto’s is er niets te horen en niemand te zien. De duisternis valt al bijna in; ik stap stevig door op mijn nieuwe schoenen naar Finsterwolde.
Frank Westerman heeft in zijn prachtige boek, De Graanrepubliek, sociale, maatschappelijke en agrarische geschiedenis van het Oldambt beschreven. De enorme welvaart die zich in de negentiende eeuw ontwikkelde op de grote akkerbouwbedrijven met boerderijen als landhuizen en in contrast daarmee de schrijnende armoede van de landarbeiders wordt door Westerman zo beeldend beschreven dat ik me verheug op de etappe door dit gebied. Wat zou er nog te vinden zijn, te zien zijn? Is er nog sprake van tegenstellingen tussen boeren en landarbeiders? Ik verwacht het niet, in de zin dat er geen arbeiders meer zijn op het land en boeren moeite hebben om zich staande te houden.
Het is al donker wanneer Harm Evert Waalkens me in het centrum van Finsterwolde oppikt en we naar zijn huis rijden. Harm Evert en zijn vrouw Reina heb ik lang geleden voor het eerst ontmoet, in de periode dat hij voor het eerst kandidaat was voor een plek in het parlement. Sindsdien hebben we regelmatig contact gehad en dat was altijd een groot genoegen. Als één van de weinigen in de PvdA fractie had Harm Evert een werkelijk begrip van de samenleving op het platteland; alleen dat al schepte een band tussen ons. Toen Wouter Bos hem voor zijn derde termijn op een onverkiesbare plaats op de lijst voor de Kamer liet plaatsen heb ik Harm Evert voluit gesteund en mijn Zeeuwse vrienden gevraagd op hem te stemmen. Tijdens het verkiezingscongres behaalde Harm Evert vervolgens een glansrijke overwinning en opnieuw veroverde hij een verkiesbare plaats op de lijst.
´s Avonds hebben Harm Evert en Reina op mijn verzoek een aantal streek- en dorpsgenoten uitgenodigd, benieuwd als ik ben naar indrukken en ervaringen in het Oldambt. Lex Geesink, Bieuwke Lodewegen en Evert Rylaarsdam kennen elkaar niet, zo blijkt al gauw. Lex is een Achterhoeker en na zijn studie tot zijn grote geluk verzeild geraakt in Noordoost Groningen. De mensen zijn vriendelijk, open en hulpvaardig, meent Lex, die als ambtenaar in de streek bij veel projecten, onder andere de Blauwestad, betrokken is geweest. Dat beaamt ook Evert, die melkveehouder is en de overbuurman van Harm Evert en Reina. Zijn ouders zijn ooit vanuit Rijswijk naar Noordoost Groningen gekomen met hun boerenbedrijf; Evert is hier naar school gegaan en opgegroeid maar weet zich net als Lex nog een buitenstaander, ‘een allochtoon’ zoals ze beiden zeggen. Bieuwke is jaren geleden met haar tweede man in het Oldambt komen wonen en is als v rijwilliger betrokken bij een kring van vrouwen die elkaar bijstaan op velerlei manieren. Ze komt uit ‘een rood nest’ en heeft na een levenlang hard werken als boerin en in de zorg aardigheid in culturele initiatieven die in de streek worden georganiseerd.
De avond, zonder televisie, zonder het nieuws over de wegglijdende euro of de toenemende werkloosheid en armoede, vliegt voorbij. Lex vertelt over de ontwikkeling van de Blauwestad en de aanvankelijke tegenstand die er tegen het project was. De familie van Evert behoorde tot die tegenstanders. Zij vonden het onbegrijpelijk en onaanvaardbaar om goede landbouwgrond onder water te zetten. Maar daar waren toch goede argumenten voor, vertellen Harm Evert en Lex. De plaats waar de Blauwestad nu is gerealiseerd was het laagst geleden deel van de regio; er moest ruimte komen voor wateropvang, voor woningbouw, en er moest iets worden gedaan om het economisch en demografisch verval van de streek tegen te gaan. In de verschillende dorpen, de verschillende maatschappelijke partijen en organisaties hebben de koppen bij elkaar gestoken en hun energie gebundeld. Harm Evert: “Als voorman van de boeren heb ik daarin een belangrijke rol gespeeld. Gelet op de verschillende opdrachten die er maatschappelijk nu eenmaal lagen wilde ik voor de landbouw met het plan instemmen op voorwaarde dat we als boeren een perspectief kregen op goede ontwikkelingsmogelijkheden in het buitengebied. De concentratie van al die verschillende maatschappelijke, landschappelijke en economische belangen in de Blauwestad voorkwam ook dat al die dorpen tegenover elkaar zouden gaan staan en ieder voor zich een deelbelang zou opeisen. Lex bevestigt dat beeld. “Ik ben op al die avonden geweest en heb gezien hoe al die vertegenwoordigers van de dorpen bij elkaar zijn gekomen en hebben gezegd dat we dit maar moesten doen. Nadat de besluitvorming eenmaal was afgerond en het duidelijk werd dat de Blauwestad er zou komen, is de streek erachter gaan staan.”
Toch staat het project bekend als een fiasco. De financiële risico’s van projectontwikkelaars zijn afgewend op de provinciale overheid. Voor honderden miljoenen is men het schip in gegaan. “Uiteindelijk komt alles goed,” menen alle Oldambters om me heen, “het duurt alleen wat langer, maar elk jaar worden er wat huizen gebouwd. Kijk maar eens hoe het er uit ziet, over 50 jaar.”
De zorgen over de ontwikkeling op het platteland zijn evenwel groot. Evert weet niet of hij met zijn extensieve manier van boeren (de koeien lopen in de wei en de kosten houdt hij daarmee laag) nog lang kan doorgaan. Intensieve veehouderij bedreigt de voormalige graanrepubliek. Industriële vleesproducenten kopen landerijen op en willen grote varkensschuren vestigen. De vraag is hoelang Evert nog kan concurreren met die intensieve vleesproducenten, en of de overheid niet zulke strenge regels gaat opstellen waardoor ook hij zijn koeien niet langer in de wei kan laten lopen of er geen droog brood meer mee kan verdienen.
Bieuwke maakt zich dan, op haar beurt, zorgen over de gevolgen van individualisering voor de gemeenschap. Steeds minder mensen hebben belangstelling of tijd. De clubjes van vrouwen waar zij bij betrokken is, worden steeds kleiner. Ze voorziet dat zachtjes aan die kringen zullen ophouden. Lex wijst op zijn beurt op de vrijwilligers uit Midwolda die de ‘boerderij van Hermans Dijkstra’ hebben opgeknapt en daar met elkaar een geweldig project hebben gerealiseerd en nog steeds in stand houden.

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief