Twente, 22ste etappe eerste deel

Twente heeft van alle Nederlandse regio’s misschien wel het meest een eigen karakter, een eigen cultuur en koestert een zeker isolement. Twente maakt deel uit van Overijssel, maar is tegelijkertijd toch heel ver weg van Zwolle; het westen van het land lijkt vanuit Twente een andere wereld. Twente heeft relatief grote steden: Enschede, Hengelo, Almelo, maar ook Oldenzaal en Borne horen bij die grote plaatsen. In het verleden domineerde in de Twentse steden de textielindustrie; vele duizenden mensen vonden er werk. Hengelo had Stork, de machinefabriek, maar ook Hazemeyer, de Heemaf, Hollandse Signaal en er werd zout gewonnen. Van al die bedrijvigheid is niet veel meer over; Hollandse Signaal heet al heel lang Thales en daar worden radarapparaten gemaakt voor militaire installaties. En Nijverdal is er nog de Koninklijke Ten Cate groep, waar heel vernuftige stoffen en materialen worden ontwikkeld en geproduceerd maar verder is er van het klassieke industriële verleden van Twente niet veel over.

De streek ondervindt daarvan nog steeds de gevolgen. Niet alleen tref je her en der restanten aan van oude fabrieksgebouwen, maar veel belangrijker is dat het nog steeds moeilijk is om de werkgelegenheid op peil te houden, om voldoende bedrijven aan te trekken die banen scheppen. De Twentse universiteit is een motor voor vernieuwing en onderzoek, en ook de culturele sector is in de loop der jaren gestimuleerd maar daarmee zijn grote groepen in de samenleving niet geholpen. Integendeel, de internationalisering van de economie heeft hier net als in zuidelijk Limburg, ingrijpende gevolgen, tot op de dag van vandaag.

Die geschiedenis komt later aan bod, wanneer ik met Bert Otten, voormalig wethouder in Hengelo op zoek ga naar de boerderij waar Fre Cohen zat onder gedoken en werd gearresteerd. Eerst zoek ik een andere kant op van Twente, namelijk één van de drie mooiste musea van Nederland, het Rijksmuseum Twenthe, en de mooiste (tweedehands) boekwinkel die ik ken, antiquariaat en galerie van Jan Knigge in Hengelo.

Soms zou ik een kleine camera op mijn schouder willen zetten om ook beelden te kunnen laten zien. Dan zou ik U mee nemen door het vrijwel onbekende Rijksmuseum. Ik kom daar heel graag; er is een tijdreis te maken door de geschiedenis en kunstgeschiedenis, en dat alles is zo toegankelijk en van een hoge kwaliteit dat je eigenlijk ieder kind uit de Afrikanderwijk of Bos en Lommer, of de Schilderswijk eens zou willen mee nemen en vertellen. Kijk, zo begon het, in de vroegste Middeleeuwen, met ingekleurde en handgeschreven boeken en Bijbels, met eenvoudig houtsnijwerk van heiligen en, let eens op, zie je dat zachtjes aan de heiligen menselijke trekken krijgen, op de schilderijen en in het houtsnijwerk? Kom, we gaan verder met de camera…kijk eens, hier hangen de schilderijen van de Breughels, de reuzen van de Vlaamse schilderkunst. Kijk, zie je dat winterlandschap daar, dat is het Pajottenland, de heuvelachtige streek rond Brussel, waar de Geuze vandaan komt en de gewone mensen zich door het leven worstelden, vol van leven, van vreugde en verdriet, vol van angsten, voor duivels en het eeuwige, onstuitbare geweld van heersers en overheersers. En kijk, daar, in de volgende zaal, zie je de portretten uit de zeventiende eeuw, niet langer meer Bijbelse taferelen en heiligen, maar gewone stervelingen maar rijk en welvarend, en zie eens hoe mooi geschilderd dat portret van Lucretia Rouse…ze zit daar stil en licht verbaasd, misschien zelfs een beetje geamuseerd, al probeert ze haar gevoelens voor zich te houden. Op de tafel, rechts van haar ligt een mantel. Zou die van haar zijn, van schilder Gerard ter Borch, of van haar echtgenoot, van een kind of een ander familielid? En dat wapen, in de ruitvorm, linksboven…wat zou dat vertellen, zouden we kunnen achterhalen wie Lucretia Rouse was?

We wandelen verder en zien de landschappen bij elkaar hangen uit dezelfde periode als het portret van Lucretia. Een heuvellandschap, een zeegezicht met een vissersbootje, een dorpsgezicht en een herder met zijn vee. Geen auto’s, geen vliegtuigen, geen telefoons, zelfs geen elektriciteit en dus geen computers…een voorbije wereld, of toch niet?

Als ik een camera had en mocht filmen, zou ik de schilderijen laten zien uit de achttiende eeuw, waarin dit museum gespecialiseerd is. In die 18e eeuw stagneerde de ontwikkeling in Nederland en grepen de kunstenaars terug op voorbeelden uit het verleden. Ze maakten dromerige composities van een voorbije of gedroomde werkelijkheid, maar wel heel mooi geschilderd. Het is soms alsof je zo’n schilderij zou kunnen binnen gaan, alsof je de man en de vrouw in het heuvellandschap (1852) van Andreas Achenbach op hun schouder zou kunnen tikken en de weg zou kunnen vragen. Waarheen, meneer, leidt dit pad? De koeien die je ziet liggen in het ruige landschap doet denken aan die gebieden die nu nieuwe natuur worden genoemd en een Natura 2000 status hebben…

Kom, we gaan verder…Ik heb nu eenmaal geen camera; het beste is om zelf eens te gaan kijken en, als je iets goeds wilt doen, neem dan eens kinderen mee voor een dagje uit één van die wijken van de grote steden van de Randstad. Ik weet zeker dat ze het leuk zullen vinden.

Tegenover het museum ligt de Roombeek, de wijk waar op 13 mei 2000 23 mensen gedood werden en 950 mensen gewond door de enorme, gewelddadige ontploffing van vuurwerk. Tweehonderd huizen werden door de klap vernietigd. De wijk is nu herbouwd, en verbijsterend ervaar ik de rijkdom en welvaart die hier een nooit geziene vorm heeft gekregen. Grote, machtige stadsvilla’s in strakke, harde vormen die zelfbewustzijn en agressie uitstralen en tegelijkertijd benauwd overkomen doordat alles hutje mutje op elkaar is geplakt. Even verder zie je nieuwe appartementsgebouwen en eengezinswoningen in strak gelid aan even strak getrokken straten en busbanen. Er is een nieuwe supermarkt, en een ‘beautysalon, met een zonnebank’. In een restant van een oude fabriek wordt een nieuw gebouw ontwikkeld door een woningbouwvereniging en op de gevels van het gebouw staat tientallen malen het profiel van schrijver en schilder Jan Cremer op zijn motorfiets, symbool van de jaren zestig uit de vorige eeuw. Het beeld doet me denken aan mijn vader en in verwarring haast ik me verder, op weg naar Hengelo.

In Hengelo heb ik het antiquariaat en de galerie van Jan Knigge bezocht, in de omgebouwde voormalige doopsgezinde kerk. Het is de fijnste boekwinkel die ik ken; ik schrijf nog altijd met een vulpen die ik lang geleden van Jan gekregen heb. Mocht ik hier in de buurt wonen, dan zou ik een wekelijkse klant van Jan zijn maar zo is het niet.
Boven de deur van de boekwinkel hangt een poster: de Davidster/ Linkse Hobby. Daarmee is de toon gezet, kleur bepaald en positie gekozen. “Ik weet het, het is een beladen symbool,” zegt Jan die achter zijn tafel aan het werk is, “maar we leven opnieuw in een periode waarin mensen worden beoordeeld en veroordeeld om wie ze zijn, of om wat ze doen. Marrokkaans? Tuig. Lezen en schrijven? Linkse hobby. Veroordeeld. En ik mag dat niet eens meer zeggen. Wie tegen die ontwikkeling protesteert, wie hierover zijn mond open doet, krijgt de volle laag en wordt beschuldigd de vrijheid van meningsuiting te betwisten. Niemand spreekt hierover. Waarom is er niemand die Wilders en Bosma weerspreekt?” Jan heeft wit, halflang haar, een mager, fijn gezicht en zachte ogen. Zijn vrouw is huisarts; samen zorgen zij zo voor het lichamelijk en geestelijk welzijn.

Jan vertelt over de toestand in de praktijk. Zijn vrouw had daags voor mijn bezoek een jongen in de spreekkamer die met zijn voet in een fietswiel was terecht gekomen. Het bloedde, en hij had een gezwollen enkel. Voor de zekerheid stuurde ze de jongen naar het ziekenhuis om een foto te laten maken. Daar bleek dat er niets aan de hand was; toch liet de radioloog de jongen naar de eerstehulppost gaan, waar opnieuw werd vastgesteld dat er niets aan de hand was. Toch werd de jongen in het gips gezet, tot woede van Jan’s echtgenote, de huisarts. Het enige motief voor het gips is dat er extra gedeclareerd kan worden door het ziekenhuis. Aan de andere kant was er gisteren een meisje dat pijn had in haar rug; de ouders deden alsof het kind elk ogenblik kon sterven, en eisten een onmiddellijk huisbezoek. In de loop van de middag ging Jan’s vrouw kijken wat er aan de hand was, en er leek niets ernstigs mis. Wat rust houden, en op bed blijven. Die nacht werd er opnieuw alarm geslagen; het meisje had opnieuw de ondragelijkste pijnen en opnieuw werd onmiddellijk ingrijpen geëist. Jan’s vrouw gaf het kind wat medicijnen zo dat ze tot rust kon komen, en beloofde de volgende ochtend weer terug te zullen komen. Er was de volgende ochtend niets meer aan de hand, integendeel, het kind was de straat op en speelde buiten. “Maar als mijn vrouw niet was gekomen, terwijl ze wist dat er niets aan de hand was, waren de rapen gaar.” Het bekostigings- en administratiesysteem waarmee huisartsen worden opgezadeld is niet alleen gekmakend, maar werkt ook nog eens kostenverhogend. “Mijn vrouw zei wel eens dat ze alle patiënten een heel jaar kan helpen wanneer eenieder tachtig euro per jaar betaalt. Meer is echt niet nodig, ten minste wanneer er onderling vertrouwen over en weer zou zijn.”

Ik koop drie boekjes bij Jan, het maakt mijn rugzak wat zwaarder en lichter tegelijk. We nemen afscheid; het is tijd om de winkel te sluiten en ik moet nog naar Almelo. Daar kom ik aan, vermoeid maar tevreden aan het begin van de avond. Ik schrijf nog wat en maak aantekeningen; het sociaal-democratisch ziekenfonds moet er maar komen. Ik wil dat zo graag, in die zogenaamde vrije, geprivatiseerde markt een systeem van zorg waar ik de mensen die daarin werken kan vertrouwen, waarin geen misbruik wordt gemaakt, en de zorg voor de mens centraal staat, in plaats van de zorg voor het geld.

Ik lees die avond in de Archieven uit het Noorden van Margueritte Youcenar, de Franse gelijke van Hella S. Haasse.

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

Twente 22 ste etappe, tweede deel

II.

De volgende ochtend drink ik een kopje koffie bij Frans van ´t Spoor bij het station Almelo de Riet. De Riet is een arbeidersbuurt. De huizen zijn er klein maar gezellig, en gebouwd in de stijl van de Engelse tuinsteden. De verbondenheid in de wijk was traditioneel hecht.

Frans, “zeg maar van ’t Spoor, dan weet iedereen wel wie je bedoelt”, leest aan de grote koffietafel zijn krant. Hij zucht, kijkt even op en wijst op het regionale dagblad. “Ze goochelen met miljoenen, met miljarden euro’s. Geld betekent niks voor die hoge heren. Het is lucht. Daarom smijten ze er ook mee, bovendien is het niet hun eigen geld. Ik moet geld gewoon verdienen hoor. Ik moet het in de portemonnaie hebben, of naar de bank brengen. Iedere euro opnieuw. Maar die mensen…miljarden gaan op in lucht en straks komen ze vertellen dat al het geld op is. Gek word ik er van.” Om zijn gedachten te verzetten gaat Frans aan het werk. Hij zet de oven aan en bakt zijn eerste broodjes van die dag af. Voor 32 bedrijven in de buurt moet hij de lunch verzorgen.

In Hengelo tref ik Bert Otten, bij de achteruitgang van het station. Achter het station ligt een groot gebied, Hart van Zuid, waar vanuit het centrum van de stad tot aan het Twentekanaal een groot gebied van oude industriële gebouwen wordt gesaneerd en herbouwd. Een deel van de oude fabrieksgebouwen heeft een nieuwe bestemming gekregen; anderen werden gesloopt, of wachten nog op een ‘tweede jeugd’.

Bert was twee termijnen wethouder maar gaf na de gemeenteraadsverkiezingen het stokje over. “Ik wilde het wethouderschap niet te lang doen,” vertelt Bert, terwijl we in de richting lopen van de oude Gieterij, een monumentale fabriekshal van het vroegere Stork. “Het is niet alleen intensief werk, maar je merkt ook dat er een kans is dat je je gaat ergeren omdat zaken te lang aanslepen. Dan is het beter om weer een andere weg in te slaan.”

Wij wandelen intussen het terrein op van de Hengelose vestiging van het ROC van Twente. Een groepje jongens en meisjes, zwarte broeken en witte overhemden, passeert. Zij krijgen les in marcheren: links, links, links… Het blijkt moeilijker dan het lijkt, menigeen stapt uit de pas en juist dat maakt het zo aardig…. Dit is geen volk van marcheerders.
De oude Gieterij is een reusachtige hal, met zware machines er nog in, maar om die hal is een nieuwe hal geplaatst waarin lokalen, kantoren en bedrijven zijn gevestigd. Het is imposant en je kunt alleen maar hopen, verzuchten Bert en ik, dat het onderwijs net zo mooi, net zo goed en net zo indrukwekkend is als het gebouw. “Hier moeten toch de vakmensen van de toekomst worden opgeleid,” zegt Bert, “en laten we hopen dat er voor hun werk is, straks.”

In een volgende oude fabriekshal is een ‘creatieve fabriek’ gevestigd, en in een hoek daarvan, eigenlijk in een kelder, zegt Bert, wil ik je iets laten zien, Willem Huberts, fietsenmaker. Weet je zegt hij, Willem had een fietsenstalling en reparatiewerkplaats bij het station. Maar daar werd hij weg bezuinigd door Prorail. Onbegrijpelijk want het zijn toch functies en banen die waardevol zijn. Maar goed, Willem werd ontslagen en hij zocht me op, toen ik wethouder was. Hij zag helemaal geen uitweg meer. Wat kunnen we daar nu aan doen? Hoe ga je hier mee om? In Vlaanderen heb je wat ze daar noemen de sociale economie, werk van belang voor de samenleving, en voor de mensen. Het is in Vlaanderen, maar vast ook in Wallonië een sector waar tienduizenden mensen werk in vinden. Daar kunnen we echt wat van leren. En Willem heeft hier nu ook zo’n plek gevonden. Kom maar, kijk maar.”

We dalen een brede trap af naar eenvoudige fietsenstalling en werkplaats. Willem Huberts is er aan het werk, en twee andere mannen. Ze knappen fietsen op, repareren en maken elektrische motors op gewone fietsen. Die oude nieuwe elektrische fietsen worden verkocht. Willem vertelt dat het hem weer goed gaat na de moeilijke periode na het ontslag. Hij heeft vreugde in het werk, en daarmee in het bestaan.

We gaan echter snel verder en wandelen langs appartementsgebouwen waar we, een paar jaar geleden samen op de avond voor de verkiezingen, nog folders in de bus deden en zo, verder de stad uit. Bert is op zoek naar de boerderij waar Fre Cohen zat ondergedoken. Fre Cohen was een joods meisje, geboren op 11 augustus 1903 in een eenvoudig gezin van diamantbewerkers uit Amsterdam. Ze werd al gauw lid van de Arbeiders Jeugd Centrale, de AJC, de jeugdbeweging van de sociaal-democratie en trad op twintig jarige leeftijd in dienst van NV de Ontwikkeling, de voorloper van de Arbeiderspers. Daar ontwikkelde zij zich tot een vooraanstaand en erkend graficus en tekenaar. Zij ontwierp talloze boekomslagen, het stadswapen van Amsterdam en eindeloos veel meer. In de oorlog moest Fre onderduiken en kwam uiteindelijk terecht in een boerderij in Borne. Daar werd ze gearresteerd. “Elk jaar,” vertelt Bert, “op de eerste mei, leggen we rozen op haar graf in de kleine Joodse begraafplaats in Hengelo,” zegt hij. “Maar waar ze precies is opgepakt, weet ik niet. De straatnamen zijn in de loop der jaren allemaal veranderd.”

De familie Zomer die Fre onderdak gaf woont al lang niet meer in de buurt, zo is bekend door artikelen uit de kranten en een bijzondere uitgave van de lokale PvdA afdeling. Zij zouden ook weinig meer herkennen van Hengelo, en de omgeving. De voorbije dertig jaar zijn er fabrieken gesloten, wijken en snelwegen aangelegd en doorgetrokken. Het landschap is op de schop gegaan; op vele plaatsen zijn bedrijven ontstaan waar veel bedrijven goederen verkopen, die elders op de wereld gemaakt worden. Het lijkt nauwelijks mogelijk om nieuwe productiebedrijven aan te trekken.
Wanneer we de grens van Hengelo en Borne bereiken, is het lawaai van snelwegen niet meer te negeren. Er leidt van Hengelo een snelweg (A 35) in de richting van Enschede en verder Duitsland in; een andere snelweg (A1) leidt via Oldenzaal en de Lutte naar Noord Duitsland, Scandinavië en de Oostzeestaten. Het gebied tussen Hengelo en Borne, precies in de hoek waar die twee wegen bij elkaar komen, is aangekocht door beide gemeenten gezamenlijk en moet worden ontwikkeld als industrieterrein. Vooralsnog is het een landbouwgebied, maar opvallend zijn de lege van ergens naar nergens toe leidende wegen: het stratenplan van een industrieterrein van de gemeenten Hengelo en Borne samen.
Bert kijkt onrustig om zich heen. Hier zou ergens de Oude Deldenerweg moeten lopen, denkt hij, maar waar? En waar is de boerderij waar Fre zat ondergedoken, aan de Deldenerdwarsweg? Zou het huis nog bestaan? We lopen een eind verder en zien aan de rand van Borne de eerste huizen. Daar bellen we aan en vragen een mevrouw of zij ons kan helpen. Dat is niet het geval maar ze weet wel dat een van haar buren de oorlog als kind heeft meegemaakt en de verhalen kent. De buurvrouw is snel gevonden; aanvankelijk is er een moment van aarzeling maar dan vertelt ze… “Ja, het verhaal van Fre Cohen, dat ken ik helemaal. Ze zat daar ondergedoken… daar, in dat huis, samen met een andere heer.” De mevrouw wijst in de verte en neemt ons mee. Op het erf van de voormalige boerderij roept ze de eigenaar… “Robert…. goed volk.” Robert Leyn komt uit de schuur en loopt op ons af. “ Nou ja,” zegt Bert, “wij kennen elkaar.” Het blijkt dat de kinderen van Bert en de familie Leyn in het zelfde team op dezelfde sportclub zitten.

We vertellen over onze missie. De familie Leyn is zich bewust dat zij in een huis wonen waar onderduikers hebben gezeten. We krijgen koffie, vanzelfsprekend, en een plakje koek. Aan een tafel op de deel rusten we uit. Het is een mooie, warme herfstmiddag. Bert en Robert wisselen wetenswaardigheden uit over de streek, over wederzijdse kennissen, over maatschappelijke ontwikkelingen. “Dat is Twente,” leggen Robert en Bert me uit, “iedereen kent elkaar al gauw, de lijnen zijn kort.”

De buurvrouw is intussen naar haar eigen huis teruggegaan maar komt even later met documentatie aan zetten. “Weten jullie iets van de arrestatie”, vraagt Bert, “Weten we hoe ze is verraden en hoe ze is opgepakt door de Duitsers? Eén man die hier ook zat ondergedoken, kon ontsnappen door het raam, heb ik gelezen.”

De buurvrouw geeft geen antwoord maar laat een vergeelde pagina uit een krant zien. Ik lees snel en zie dat het geen Duitsers waren die Fre arresteerden, maar Nederlanders in Duitse dienst. En ja, iemand heeft de onderduikers verraden. De Joodse meneer uit Schiedam is de velden in gevlucht en kon ontkomen; Fre Cohen, die op dat moment 39 jaar oud was, niet. Zij was nog maar enkele maanden in Borne bij de familie Zomer. Ze had op een dag aangeklopt en gezegd: “Ik kom U de groeten brengen van de heer Maree uit Gouda.” Dat was voor vader Zomer de sleutel om haar op te nemen en onderdak te bieden.

Meneer Zomer vertelt. De buurvrouw was werkzaam bij een textielfabriek die eigendom was van de familie Spanjaard.Wie Fre Cohen hebben gearresteerd weet de buurvrouw wel; ze kent de namen van die families maar houdt die liever voor zich.

Fre Cohen had zich voorbereid op een arrestatie; ze had geen valse identiteitspapieren. Ze vertelde aan de Nederlanders van de SD wie ze was en vroeg voor ze zouden vertrekken of ze nog even naar de wc mocht. Daar nam ze zelfmoordpillen in die ze altijd bij zich had voor een situatie als deze. De volgende dag stierf Fre Cohen in het ziekenhuis van Hengelo, op 14 juni 1943, nog geen veertig jaar oud.

Bert en ik kijken elkaar aan; de geschiedenis, zo gruwelijk, is opeens heel dichtbij. Wie zich voorstelt wat hier is gebeurd, vindt nauwelijks nog woorden.

Op 1 mei volgend jaar liggen er weer rozen op het graf van Fre Cohen op de kleine Joodse begraafplaats van Hengelo.
PS: De familie Leyn hoopt binnen afzienbare tijd te verhuizen naar Hengelo. Daarna zal het huis waar Fre Cohen onderdak vond bij de familie Zomer door de gemeente Borne worden afgebroken. Dat zou ik erg jammer vinden. Twente kende voor de oorlog een grote Joodse gemeenschap; het leven en werk van Fre Cohen en haar verbondenheid met de sociaal-democratie vragen eigenlijk om een permanente herinnering. Misschien kunnen we hier aan iets doen, samen.

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

Neede Enschede, 21 ste etappe, tweede deel

Van Neede naar Enschede, 21 ste etappe, tweede deel.

Voor half acht de volgende ochtend stapt Willem Nuvelstijn in zijn auto en gaat naar de basisschool in Borculo. We nemen hartelijk afscheid. Ik ga te voet op weg naar Eibergen, terwijl schoolkinderen op hun fietsen de ochtendzon tegemoet rijden. Er passeert ook een grote vrachtwagen met varkens er in, op weg naar worst.
Halverwege Neede en Eibergen komt Joyce Vermue (26) me tegemoet. Joyce komt uit Schoondijke, in West Zeeuws Vlaanderen. Ze stond op de PvdA lijst voor de Tweede Kamer verkiezingen en werkt bij het maatschappelijk werk in het zuidelijkste deel van Zeeland. Ze heeft vakantie; het is zo leuk dat ze mee wandelt, vandaag.
Het is nog voor acht uur wanneer we elkaar treffen en verder lopen in de richting van Eibergen. Het ochtendlicht valt op de diepe groene kleuren op het land en in de bomen. Boerderijen liggen stil en vertrouwd op lichte verhogingen in het landschap. Vlak het dorp Eibergen ligt een bruggetje over de Berkel. Naast het bruggetje is een botenhuis; een aantal mannen zijn er aan het werk. Het botenhuis blijkt toegankelijk; je kunt er zelfs vaartochtjes boeken met een traditionele eiken ‘zomp’, een platbodem die van oudsher vrachten over de Berkel van uit het Duitse Vredel naar Zutphen vervoerde. De grond langs de Berkel werd door een gulle eigenaar geschonken aan de stichting Berkelzomp, en met hulp van sponsors werd het botenhuis opgetrokken en een zomp gebouwd op een werf in Noord Holland. Het botenhuis, de zomp en de vaartochten worden onderhouden en geëxploiteerd door vrijwilligers. De mannen, vertelt Kees Laaminga die ons koffie inschenkt, hebben allemaal hun plezier in het gezamenlijk werk; de meesten zijn gepensioneerd. Samen houden zij belangrijk varend cultureel erfgoed in stand en laten met overtuiging zien hoe mooi de Berkel is, en het omringend landschap. Ook in Lochem, Borculo en Almen zijn ‘zompen’ in de vaart gebracht. De stichting krijgt geen cent subsidie; ik realiseer me dat dit precies de lijn is die het college in Berkelland voor staat; burgers moeten het zelf doen, en als ze dat doen vaart de gemeenschap er wel bij. De gemeente blijft aldus op afstand.
We wandelen na de koffie verder, in de richting van Haaksbergen. Joyce vertelt over haar werk. De verhalen over huiselijk geweld en schulden zijn aangrijpend. Bovendien leer ik er uit dat de verschillende overheidsdiensten elkaar liever beconcureren dan samenwerken, zelfs als dat tot dood en verdref leidt. De overheidsdiensten, al dan niet geprivatiseerd of autonoom zoals de politie, gaan over letterlijk over lijken. Niet voor niets werd onlangs een stille tocht georganiseerd in Breskens; een man vermoordde zijn vrouw.
In Haaksbergen hebben we een afspraak met de voorzitter van de plaatselijke afdeling van de PvdA, Peter Has. Hij heeft ons uitgenodigd voor de lunch bij hem thuis: eieren met spek, en een stevige boterham.
Zodra we de grens van Haaksbergen hebben bereikt, bellen we hem op. Het lijkt nog maar een klein eindje naar Peter thuis, maar zo loopt het niet. We komen Andre tegen, die een man van begin zestig jaar, sterk en stoer. Hij is in zijn voortuin aan het werk is. Wanneer we de weg vragen, stelt hij een tegenvraag. “Waarom doe je dit? Wat is de emotionele aanleiding voor de voettocht,”vraagt hij direct. Ik geef hem antwoord en mijn briefkaart waarop in het kort mijn uitleg staat. Dan steekt André van wal.
“Ik heb ook een reis gemaakt van ruim twee jaar door Australië en Nieuw Zeeland en ben nog niet zo lang terug. Ik ben 40 jaar internationaal vrachtwagen chauffeur geweest; mijn zonen zijn goed terecht gekomen, de een als gezagvoerder, de ander werkt op een booreiland. Ik ben vrij en heb wat van de wereld gezien. Meneer, het systeem hier in het Westen is verrot en niemand zegt het hardop. Onze welvaart is een salami worst; al twintig jaar wordt er elke dag een plakje afgesneden en vervolgens wordt de worst weer langer, maar dunner gemaakt. Er wordt hier niets meer gemaakt, niets meer verdiend en iedereen houdt vol dat er geld genoeg is, en genoeg zal zijn. Dat is een leugen, en iedereen ziet het. Maar politieke leiders durven het niet hardop te zeggen. Ik voorspel U de crisis wordt erger dat in de jaren twintig van de vorige eeuw om de dood eenvoudige reden dat er toen niets van de mensen kon worden afgenomen. Mensen hadden geen verworvenheden, vrijwel geen welvaar. Nu wel, en niemand is er op voorbereid dat men alles zal kwijtraken. Wat is dat hier voor land? Waarom zegt niemand hardop wat iedereen weet en wat iedereen ziet? Weet U, in de vorige eeuw kregen de Joden de schuld van alles; straks zullen er nieuwe zondebokken worden gevonden. Op dit moment zijn het de Grieken die de schuld van alles krijgen, maar wat doen we zelf, wie zijn we geworden? Waarom zegt niemand dat ons systeem kapot, op uit en over is? Hou toch op met de leugens over economische groei. Het is over. Straks komt er iemand, goed of slecht, die het wel durft te zeggen. Wat dan? Weet U, voor mij zelf maak ik me geen zorgen, maar wel voor mijn kleinkinderen. Zij worden straks geconfronteerd met het gegeven dat het geld op is en de welvaart voorbij. Weet U wat er dan zal gebeuren? Wanneer mensen alles gaan verliezen?”
André wil niet gefotografeerd worden. “Daar heb ik mijn redenen voor en ik hoop dat U dat respecteert,”zegt hij. Zijn analyse, rust en overtuigingskracht maken evenwel een onuitwisbare indruk. Nog steeds overrompeld arriveren we bij Peter en Henny Has, en Ada Landman, die recentelijk tot het afdelingsbestuur is toegetreden. De ontvangst is meer hartelijk, de tafel wel gedekt, en al snel spreken over de lokale en de landelijke politiek. De afdeling in Haaksbergen doet haar best om zichtbaar en actief te zijn in de gemeente en heeft vier belangrijke politieke thema’s gekozen: meedoen; sociaal; groen; vitaal. Peter Has zegt dat laatste, vitaal hoort er bij. “Er moet ook geld verdiend worden.” Peter is wat dat betreft een nuchter mens. Hij ziet de economie in Azië groeien, en hier in het westen vertragen en schat in dat over een periode van vijftig jaar een nieuwe balans zal zijn gevonden in de wereld. Peter is een deskundige; hij adviseert grote bedrijven in binnen en buitenland over strategie en organisatievraagstukken.
Wat hem zorgen baart is de afzijdigheid van burgers; mensen staan met de rug naar de politiek en samenleving, vreest hij. Gelukkig wil hij ons helpen; wanneer we straks in Enschede aankomen, en moeten terugkeren naar Haaksbergen, waar de auto van Joyce staat, wil hij ons komen halen.
We gaan gauw verder. Van Haaksbergen naar Usselo is het nog een eind, kilometers maken over een fietspad langs een snelweg, zonder dat we iemand tegenkomen. Het lawaai van de auto’s die voorbij razen doet a verloop van tijd pijn aan het hoofd. Fietsers en brommers rijden steeds rakelings langs ons en heel opvallend is dat niemand ons aan kijkt, of zelfs de blik af wendt, alsof we niet bestaan.
In Usselo wacht Dennis Bouwman (32) ons op; hij is vice voorzitter van de PvdA fractie in de gemeenteraad van Enschede. Hij neemt ons mee in de richting van de grote Twentse stad. “De aardigheid,” zegt hij, “van een wandeling van Usselo naar het centrum is dat je de volledige overgang van het platteland naar de stad kunt zien. Usselo is een klein dorp, ten zuidwesten van Enschede. Het ligt op de Usseler Es, een gebied van ongeveer 200 hectare van ongekende landschappelijke schoonheid en een belangrijke cultuur-historische betekenis; het is zelfs een van de grootste essen van Europa. Maar ondanks die kwaliteiten heeft de gemeenteraad van Enschede onlangs besloten dat het gebied in toekomst kan worden ontwikkeld als industriezone. De sociaal democraten in Enschede hebben ook met de plannen ingestemd, vertelt Dennis. De crisis echter zorgt er voor dat voorlopig nog geen industriële bedrijvigheid op de Ussler Es ontwikkeld wordt.
We wandelen Enschede binnen. De buitenste rand van de stad wordt gevormd door de meest luxe vrijstaande woningen die een mens verzinnen kan, daterend uit het begin van de eeuwwisseling en vervolgens kom je door de wijken uit de jaren tachtig, zeventig zestig, tot aan de volkshuisvesting van voor de oorlog. Dennis wijst ook op de plaatsen waar ooit de textielfabrieken stonden. “We hebben het verlies van werkgelegenheid in de textielindustrie nog steeds niet kunnen goed maken,” merkt Dennis op. Er is natuurlijk in de stad een universiteit gekomen, die nieuwe hooggespecialiseerde bedrijvigheid oplevert, maar daarmee zijn de arbeiders, hun kinderen en kinsdkinderen nog niet aan de slag. Joyce en ik lopen ondertussen op ons tandvlees met hem mee…. de wandeldag beslaat intussen tien uren en het wordt een beetje zwaar. Uitgeput halen we een café nabij het station en komen al snel een beetje bij. We bedanken Dennis voor zijn hartelijke woorden en ontvangst maar zijn ook weer blij wanneer Peter Has ons komt op halen en we even later de terugreis naar Zeeland kunnen aanvangen. In Diepenheim eten Joyce en ik snel een frietje, wat zelden lekkerder smaakte dan hier, in ‘Uit de Kunst’.

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

Van Lochem naar neede, verslag 21 ste etappe, eerste deel.

Lochem – Neede- Enschede, 21 ste etappe. (eerste deel)
Lochem.- Een van de mooiste spoorlijnen die ik ken is die tussen Zutphen over Lochem naar Hengelo (O). Je rijdt er door het landschap van de Achterhoek, door weilanden en bossen, langs boerderijen en statige huizen en op de een of andere manier lijkt het net alsof het een reis is door een verleden tijd. Misschien komt dat omdat je vanuit de trein op dit stuk zelden auto’s ziet rijden; misschien komt het ook doordat ik als kind al in Lochem kwam en ik dat verleden zie in plaats van de werkelijkheid….
Mijn ouders leerden elkaar hier kennen; de gevoelens van verbondenheid met Lochem en het buitencentrum Ruighenrode zijn nooit voorbij gegaan. In de pubertijd bracht ik hier mijn vakanties door en werkte vol overgave in de patatzaak van het hoofdgebouw. Met het geld wat ik bij ‘tante Miep’ van ’t Lam verdiende kocht ik mijn eerste stereo installatie.
In de loop der jaren is Ruighenrode over gegaan in vreemde handen, viel het buitencentrum uit elkaar en werd het een bos met tweede huizen. De droom van een camping voor de gewone mensen verdween daarmee; ik vrees dat Jan met de Lamp niet langer bij de ingang staat, bedenk ik me terwijl het treintje Lochem station binnenrijdt…
In Lochem staan Brenda van Bruggen, voorzitter van de plaatselijke afdeling van de PvdA, haar man Jan en raadslid Maaike Beuke me op te wachten. De ontmoeting is meer dan hartelijk; we wandelen naar het centrum van het oude Gelderse stadje. Ik herinner plotseling het biljart in het café Scholten; het cafe blijkt nog te bestaan, maar daarmee is alles gezegd. De markt is kaal; de oude lindebomen zijn gekapt en het plaveisel wordt opnieuw gelegd. Maaike Beuke vertelt dat burgers van Lochem het niet leuk vonden dat de oude bomen werden gekapt. Maaike: “We moesten het riool aanpakken. De oude bomen waren op en gaven overlast. Straks komen er nieuwe bomen terug.”
We wandelen langs de schouwburg die ingrijpend wordt verbouwd. Aanpassingen waren nodig omdat regels en wetten werden gewijzigd en daardoor sluiting van de schouwburg dreigde.
Voorbij de schouwburg wandelen we een wijk in met de statige villa’s en deftige huizen, daterend uit de late 19e eeuw en de eerste helft van de 20 ste eeuw. De namen van de huizen verwijzen naar het koloniale verleden.
Via de Lochemse Berg en de plaats waar de Witte Wieven wonen wandelen we naar Zelhem. Onderweg bespreken we de toestand van de sociaal democratie, die ook in Lochem maar nauwelijks een jongere generatie kan aanspreken. Het ontbreekt aan een omvattend en aansprekend verhaal constateren mijn wandelgenoten. Tegelijk beseffen we dat een eenduidig en eenvoudig verhaal niet gemakkelijk is. Uitwegen en perspectieven zijn er wel degelijk, maar die vragen onorthodoxe methodieken en een maximale inzet van velen, denk ik. Later, in aparte brieven, kom ik daar op terug.
In de Groene Jager, in Barchem, treffen we Jan Zappeij, raadslid in de gemeente Berkelland, dat wil zeggen het gefuseerde gebied van Ruurlo, Borculo, Neede en Eibergen. Tot de gemeenteraadsverkiezingen was hij wethouder; nu is een coalitie van D66, VVD en CDA aan het bewind en onderweg vertelt Jan over de kaalslag die in de Achterhoekse dorpen wordt door gevoerd. De muziekschool wordt gesloten en met angst en beven wachten andere instellingen en organisaties af wat komen gaat. In het collegeprogramma worden bezuinigingen voorgesteld op elk denkbaar gebied: het welzijns en maatschappelijk werk, GGD, peuterzalen, sportvoorzieningen en sportclubs, bibliotheken en andere culturele voorzieningen. Openbare gebouwen, zoals kastelen en huizen worden verkocht.
Jan en ik wandelen over verder zandpaden en onderweg vertelt hij over de geschiedenis van het landschap. Lang geleden stond in de wintermaanden een groot gedeelte van de Achterhoek onder water; het was eigenlijk meer moeras dan bos, akkers en weilanden. Later werden de waterlopen gekanaliseerd en verdwenen de moerassen en woeste gronden. De streek werd daardoor leefbaarder, maar verloor ook in zeker op zicht aan natuurwaarden. De jongste jaren werden die natuurwaarden hersteld door grondaankopen en de aanleg van nieuwe natte gebieden. We passeren die nieuwe en oude gebieden, we zien de rabatten, verhogingen in het boslandschap die in het verleden gebruikt werden om droge voeten te houden en wat houtopslag te planten, en aan de andere kant van het zandpad de nieuw aangelegde moerasgebieden, nu beschermd onder de strenge Natura 2000 regelemementen. Verderop blijft de schoonheid van het coulissenlandschap in de nazomerzon betoveren.
Bij de oude herberg en museum boerderij de Lebbenbrugge drinken we een kopje thee. Het achterste gedeelte van de hoeve werd rond 1400 gebouwd en het voorhuis dateert uit de periode rond 1550. Prins Maurits overnachtte hier, en eeuwenlang werd er tol geheven. De museumboerderij en het erf worden in stand gehouden door vrijwilligers en de Heuvelstichting, die het pand in 1931 aankochten. Die Heuvelstichting is een bijzondere club, weet Jan Zappeij. Hij is vernoemd naar een begenadigd schoolmeester uit de 19e eeuw die zijn streekgenoten liet kennismaken met de geschiedenis en de schoonheid van de streek. Na zijn dood richten zijn vrienden een stichting op waarmee zij het sociaal cultureel erfgoed in de Achterhoek zouden kunnen stimuleren. Enkele jaren na de oprichting van de stichting werd de Lebbenbrugge verworven.
Tijdens het kopje thee spreken Jan Zappeij en ik over het middelbaar voortgezet en het middelbaar beroepsonderwijs, over de ellende van het competentiegericht onderwijs en het gebrek aan structuur en houvast wat de grote onderwijsfabrieken. Vooral jongens raken hier de draad kwijt, en verliezen alle grond onder de voeten. “We hebben, ook als sociaal democraten, de eenvoud uit het oog verloren,” merkt Jan op, “we hebben toe gegeven aan schaalvergroting op schaalvergroting en daarmee ruimte geschapen voor een managers en adviseurscultuur die nergens toe leidt en geld, energie en aandacht kost.”
Samen met een verslaggever van het dagblad Tubantia wandelen we naar Borculo, de centrum gemeente van Berkelland. Jan Zappeij vertelt over de cycloon die in 1925 het dorp trof en een ware verwoesting aanrichtte. Uit het hele land kwamen steunbetuigingen; je kunt de resultaten daarvan nog steeds zien. Huizen werden gebouwd met geld uit verschillende steden; de namen daarvan zie je nu nog op de gevels.
Borculo is een prachtig plaatsje, waar de Berkel door het centrum loopt en er een prachtige watermolen is, met een schitterd terras. Daar drinken we nog wat ten afscheid en word ik opgehaald door Willem Nuvelstijn die in Neede woont en bij wie ik zal overnachten.
Willem neemt me mee in zijn supersnelle blauwe Polo en rijdt me in een zoef naar Neede; dat scheelt dan weer.
In Neede rijdt hij me door het centrum van het oude handels en industriestadje. Mijn mond valt open; ik dacht dat teloorgang alleen zichtbaar zou zijn in Kerkrade, maar in Neede is er ook wat aan de hand. Bedrijven, steenfabrieken en textielfabrieken, zijn verdwenen en winkels zijn gesloten. Meer nog, de verloedering is onwaarschijnlijk. Er valt geen woord meer aan toe te voegen… het enige is dat je je hart vast houdt wanneer je je bedenkt dat het harde liberale gemeentebestuur dat nu regeert (D66, VVD en CDA) ook nog eens alle voorzieingen in het dorp zal gaan afstoten.
’s Avonds neemt Willem me mee naar het Vleermuizenmuseum, dat gevestigd is op een zolderverdieping van een oude Saksische boederij in het centrum van Neede. In de boerderij is op de benedenverdieping de bibliotheek gevestigd. De mensen van de bibliotheek en het vleermuizenmuseum vrezen voor hun toekomst. En wat zou het jammer zijn wanneer het geheel wordt afgestoten door de gemeente. Een bibliotheek midden in het dorp is niet alleen gezellig en verrijkend, maar ook een toegang tot een wereld van aandacht en zorgvuldigheid, zo onmisbaar naast de vluchtigheid van digitale informatica. Het vleermuizenmuseum vertelt een eenvoudig en opzienbarend verhaal van de bijzondere zoogdieren; voor iedereen die met kinderen in de buurt vakantie houdt, beveel ik het aan, zolang het nog kan.
Willem en ik gaan na ons bezoek snel naar huis; Europees voetbal wordt uitgezonden en hoewel Willem zijn gal spuwt over de salarissen van de voetballers en gemeenten die betaald voetbal organisaties met subsidies ondersteunen, kijken we toch. Willem is van oorsprong meubelmaker; hij werkte in verschillende fabrieken aan zaagmachines. Door het stof zijn zijn longen verziekt en kan hij eigenlijk geen kant meer op. Toen hij een van zijn bazen ooit eens merkzaam maakte op het stof waarin hij moest werken, werden onmiddellijk maatregelen getroffen: de baas liet de ramen van de fabriek vervangen door gekleurd glas. Daardoor kon je het stof niet meer zien… Willem: “Ik stond 18 jaar lang voor die baas klaar, dag en nacht maar toen ik ziek werd zag hij me niet meer staan. Ik kon vertrekken.”
Tijdens zijn goede jaren in de fabriek verdiende Willem een mooi salaris maar nadat hij 11 jaar geleden gedeeltelijk werd afgekeurd, hield het niet over. Vakantie is er niet meer bij, al 11 jaar niet. Willem werkt nu als concierge via een sociale werkvoorziening op een basisschool, zo goed en zo kwaad als het gaat. Inclusief zijn reiskostenvergoeding beurt hij nog geen 1100 euro per maand; met alle (ziekte) kosten is dat nauwelijks leefbaar.
Over de politiek en de gemeentelijke overheid is Willem uitgesproken duidelijk. Hij wil er niets mee te maken hebben. De heren en dames in het gemeentehuis zitten op nieuwe stoelen van twee duizend euro per stuk, vertelt hij, en ook dat de nieuwe gemeentewerf in Neede al weer is gesloten en dat gemeentearbeiders uit Neede nu hun schoffel moeten ophalen in Borculo om dan terug te keren naar de plantsoenen in hun woonplaats. Willem: “Miljoenen worden er besteed voor de hoofdstad, Borculo, maar voor Neede kan er niets.” Hij hoopt maar dat de bibliotheek en het vleermuizen museum mogen blijven bestaan; hij heeft er indertijd als vrijwilliger zijn best voor gedaan…. Maar ja… wie zal het zeggen, in Berkelland?

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

Zevenaar Wehl Vorden, 20 ste etappe, derde deel

Van Wehl naar Vorden. Deel drie.

Het wordt een warme dag, opnieuw. Samen met Anne Lena en Sheriff wandel ik in de vroege ochtend in de richting van Zelhem, een dorpje ten noorden van Doetinchem. Anne Lena, Sheriff en ik hebben elkaar nooit eerder ontmoet; we vertellen elkaar onze levensverhalen, vol vertrouwen.
Sheriff is door een wonderlijke speling van het lot en de liefde in Nederland terecht gekomen. Hij kende hier mooie dagen, maar leerde ook over schone schijn en valse beloften. In enkele jaren verloor hij alles, behalve het vertrouwen en goede moed. De jongste jaren gaat het beter en sjouwt hij voor zijn club, de Partij van de Arbeid. Hij bestudeert niet alleen de Nederlandse taal, maar ook de Nederlandse geschiedenis, de maatschappelijke ontwikkeling en politieke cultuur. Wie weet lukt het hem om ooit lid te worden van de gemeenteraad, wie weet.
Anne Lena was al gemeenteraadslid, en is nu lid van provinciale staten. Zij is komt van een boerderij, en is moeder van twee kinderen. Ze is zeer begaan met de intensieve veeteelt en de gevolgen voor de gezondheid.
In het overvolle Nederland heeft de landbouw een enorme betekenis; ondanks het kleine oppervlak is het land de derde grootste exporteur van landbouwproducten in de wereld. In en om de landbouw en aanverwante industrie werken 600.000 mensen… maar er is ook een keerzijde en die stelt zich steeds nadrukkelijker. Intensieve akkerbbouw en veeteelt hebben enorme gevolgen voor milieu, voor mens en dier. Anne Lena legt er haar eer in om een evenwichtige benadering te zoeken, een balans tussen ecologie en economie, tussen gezondheid en dierenwelzijn. Daarbij werkt ze samen met onder andere Tweede Kamerlid Lutz Jacobi, en de oud-gedeputeerde in Zeeland, Wouter van Zandbrink. “We zoeken,”zegt Anne Lena, “niet alleen naar een ecologisch verantwoord perspectief, maar vooral naar een sociaal verantwoorde visie voor boeren, voor burgers, en voor dieren en het milieu. Dat is kenmerkend voor de sociaal democratie.”
In Zelhem op een terras ontmoeten we een hele club PvdA ers. Lena, Rene Isselman en raadslid Marianne Kock uit Doetinchem, en Dolf Eshuis, bestuurslid van de afdeling Bronckhorst. We drinken gezamenlijk koffie op een terras en bespreken de vrolijke hondenpoepbelevenissen van Marianne in de gemeenteraad van Doetinchem. Het is een vrolijke ontmoeting; Marianne, Rene en Anne Lena gaan naar Boekelo, ruim een uur rijden van Zelhem voor een ontmoeting met de Tweede Kamerfractie, die hun jaarlijkse fractiedagen in het oosten van het land houden. Ze verheugen zich op die ontmoeting.
Dolf, Sheriff en ik gaan weer op weg, te voet, door het landschap van de Achterhoek. We wandelen over smalle, bochtige wegeltjes, over zandpaden langs velden met mais, en weilanden zonder koeien. We passeren voormalige boerderijen, opgekocht werden door ‘Westerlingen’ die er luxe woningen van maakten. Heel af en toe zien we boerderijen met een oorspronkelijke bestemming.
Dolf Eshuis is een gepensioneerd docent van de Hogere Agrarische school in den Bosch. Hij doceeerde levensmiddelen technologie, en adviseerde daarnaast in ontwikkelingslanden over hoe het best landbouwproducten te verwerken tot volwaardige producten.
Tijdens de lange wandeling bespreken we de aard van de industriële voedselproductie, de snel groeiende wereldbevolking, de schaarste van grondstoffen en de gevolgen van dit complex voor het milieu. De prijzen voor het voedsel zijn onverminderd laag, en dat is al decennia het geval. De concurentie met het verre oosten legt een voortdurende druk op boeren hier. Kippen uit Thailand bijvoorbeeld kosten voor supermarkten en voedselfabrikantten zo weinig dat boeren hier de concurentie nauwelijks aankunnen. Ik herinner me een kippenboer uit Brabant, die ik eerder sprak tijdens deze voettocht. Hij had 90.000 kippen, een klein familiebedrijf. De kostprijs kon hij op geen enkele manier onder de drie euro per kilo krijgen; maar een grote snackfabricant, Mora, koopt haar kippenvlees voor een euro per kilo in het Verre Oosten. Dolf erkent het probleem maar meent dat het enige antwoord kan zijjn het betalen van een eerlijke prijs voor eerlijk voedsel. “Maar wat nu als je arm bent, en niet rond kunt komen,” werpt Sheriff op. Er zijn nu eenmaal mensen voor wie vlees nu al ontebaalbaar is, laat staan dat een nog hogere prijs moet worden betaald.
Zo al wandelend en pratend wandelen we kilometer na kilometer min of meer op het gevoel door het betoverend en stille land. Af en toe passeert in de verte een auto, of, een enkele keer, komt er iemand langs op een brommertje. De zon klimt hoog; het wordt seeds warmer. Vanzelfsprekend komt het ritueel slachten ter sprake, waarover de Tweede Kamer onlangs debatteerde en waarin de PvdA voor veel moslim kiezers onverwacht de zijde koos van de Partij voor de Dieren. Sheriff kan die keuze van de sociaal democraten niet volgen. De politiek, meent Sheriff, moet zich niet met godsdienst bemoeien; laat de mensen hun gewetensvrijheid, is zijn pleidooi.
Voor Dolf is de basis van zijn politiek leven het uitgangspunt van de Franse Revolutie: gelijkheid, vrijheid en broederschap. “Dat idee vind ik steeds minder terug,” zegt hij zacht. “Gelijkheid is steeds verder af geraakt in onze samenleving, en daarmee ook vrijheid en broederschap.”
In de loop van de middag naderen we Hengelo Gelderland. Zoals vaak ligt buiten een plaats een industrieterrein. We lopen langs een betonfabriek, en daarachter staat een groot kantoor. Aanvankelijk vermoed ik het kantoor van de betonfabriek maar als we zachtjes naderbij komen zie ik met grote letters op het pand geschreven: de Feestfabriek, van de Alles Komt Goed bv. Wat dit is, weet ik niet, maar mijn hart slaat op. Stel je voor dat je kunt werken voor of in de Alles komt goed BV. Mooier kan niet, toch? Voor het pand ontdek ik het geheim van de Feestfabriek; er staat het geweldige symbool van de Zwarte Cross voor de deur. Dit moet de club zijn die dit geweldige festival jaarlijks organiseert… Nu lijkt hier alles in ruste; niks festival, niks feest… maar toch alles komt goed… ooit, later, morgen misschien. Morgen komt alles goed, denk ik.
We wandelen verder, bestellen en eten een kopje soep op een terras in Hengelo. Daarna verder, richting Vorden. Het is nog een eind. Ik voel zachtjes mijn krachten afnemen. Een paar kilometer voor Vorden moet ik opgeven; sterretjes voor mijn ogen, pijn in de kop…. Gelukkig is Rene in de buurt met de auto. Hij pikt ons op en rijdt het laatste eindje naar Vorden. We krijgen een ijsje, als beloning en het smaakt. Op het station neem ik dankbaar afscheid van mijn medegezellen.
De volgende dag weet ik waar de sterretjes vandaan kwamen… Ik moet naar de tandarts, en ben een weekje uitgeschakeld. Maar alles komt goed, weet ik nu.

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

Zevenaar Wehl Vorden, 20 ste etappe, tweede deel

Wehl.- Voor Douwe Bos en mij is het een voorrecht wanneer we kunnen gaan zitten in de woonkamer in het Domus van het Leger des Heils. De ontvangst door bewoners en begeleiders is hartelijk. Iemand bengt koffie en thee. Douwe en ik puffen even uit; de warmte van de nazomerzon en de lange wandeling van Zevenaar naar Wehl voelen we maar al te goed. Ogenschijnlijk kost een wandeling geen inspanning; het tegendeel is het geval. Wie uren loopt, beweegt intensief en na verloop van tijd, telt elke stap.
De bewoners en begeleiders willen alles van mijn voettocht weten. Begonnen in Zeeland, vertel ik, leidde mijn pad via Brabant naar Limburg en vandaar naar Gelderland.Ik leg hun de formule van de voettocht nog eens uit. Ik wandel elke week twee dagen, donderdag en vrijdag en vertrek in princiepe altijd vanaf het punt (een station) waar ik de week voordien eindigde. Zo reis ik door het land, luisterend, sprekend en schrijvend, twee jaar aan een stuk, tot februari 2013. Ik vertel de bewoners van het Domus dat ik blij ben en vereerd dat ik van hun gastvrijheid gebruik mag maken.
Op hun beurt vinden zij het leuk dat ik op bezoek kom. Het Domus is twee weken eerder officieel geopend en in het dorp is er een felle campagne geweest tegen de komst van deze opvang voor dak en thuisloze mensen. Die storm is overigens nog niet gaan liggen. Veel Whelenaars vrezen drugs en straathandel in hun dorp, overlast van alcoholisten, waardeverlies van hun woningen en voelen zich overvallen, gepasseerd en niet begrepen door het gemeentebestuur.
Een van de bewoners van het Domus is een jongen uit het dorp; hij kent de tegenstanders en begrijpt hen ook. Zijn ouders hebben hem hier aangemeld en hij is blij en dankbaar voor het dak boven zijn hoofd. Zachtjes aan ga ik mijn leven van hieruit weer op de rails krijgen, zegt hij. De mensen zullen heus wel inzien dat wij geen rare snuiters zijn, of misdadigers.
Arie Moolenaar brengt me naar mijn kamer; Douwe neemt afscheid en gaat naar huis. Later die avond, zo spreken we af, zullen we elkaar weer treffen in het gemeentehuis in Doetinchem, waar dan een gemeenteraadsvergadering zal worden gehouden.
De kamer in het Domus is allereenvoudigst maar tegelijk ook heel aangenaam. Er is een bed, een kast, een wastafel met een spiegel daar boven. Het bed is opgemaakt; het is rustig en schoon. Ik leg mijn zware rugzak neer en ga op het bed zitten. Arie vertelt dat alle bewoners zo,n kamer krijgen en ook, wanneer ze daarover beschikken, eigen spullen kunnen mee brengen; een televisie, of wie weet wat. De meeste bewoners zullen langere tijd in het tehuis verblijven, om hun verslaving (drugs of alcohol) onder controle te krijgen en het vertrouwen in zichzelf te hervinden. Binnenkort gaan ze als dagbestedeing fietsen opknappen en uiteindelijk zullen ze weer, met begeleiding, aan het werk gaan en wellicht zelfstandig kunnen gaan wonen.
Ik ben niet vertrouwd met deze wereld. Ik weet natuurlijk dat mensen in de marge van de samenleving leven, en zich niet of nauwelijks kunnen staande houden. Maar hoe komt zoiets, en waarom redt de ene mens het wel, en de ander niet? Uit mijn periode als stads en rechtbankverslaggever in Brussel herinner ik me dat ieder mens in staat is om een misdaad te begaan; enkele minuten van verwarring zijn genoeg om de grootste ellende te veroorzaken. Ik heb met zwervers gesproken en drugsverslaafden, maar wat maakt het dat mensen het verliezn van het leven en afhankelijk worden van drugs of alcohol, van regen en wind? “Wij zijn er,” zegt Arie Moolenaar van het Leger des Heils, “voor iedereen die geen helper meer heeft.”
Een fotograaf van een lokale krant maakt ondertussen een foto van ons. Wanneer hij zijn werk gedaan heeft en Arie me even alleen laat, overdenk ik een ogenblik de dag, en het programma wat me verder te doen staat. In de avonduren is er een raadsvergadering in Doetinchem en ik vind het leuk om die bij te wonen. Zo vaak lukt het net om de lokale democratie te zien functioneren maar ik zou ook graag met de verontruste inwoners van Wehl praten. Daarvoor zal, vrees ik, nauwelijks tijd zijn. Gelukkig heb ik veel stukken gelezen op de website van ‘Whel pikt het niet’ en de klachten, aantijgingen en opvattingen zijn zo wel duidelijk. Maar ik zou eigenlijk graag de huisarts spreken, die recht tegenover het Domus woont en willen weten waarom uitgerekend hij zich zo verzet tegen zorg voor de allerkwetsbaarsten?
Een van de begeleiders en een van de bewoners maken inussen het avondeten klaar; samen met anderen help ik even mee om de tafel te dekken voor de gezamenlijke maaltijd. Dat is een gezellig werkje; het is leuk met elkaar het eten voor te bereiden en de tafel mooi te maken. De bewoners die ik mee maak, komen in het geheel niet overeen met de beelden die worden opgeroepen door de tegenstanders van het tehuis. Ik zie geen dronkenschap, geen hallucinerende types, wel integendeel. De mannen, want de bewoners zijn allen mannen, zijn vriendelijk, beschaafd, rustig en openhartig.
Wanneer we aan tafel gaan wordt er eerst gebeden; daarna krijgen we soep, aardappels, wortels met dorperwten en een stukje kip. Het smaakt top. De mannen aan tafel die tot voor kort op staart leefden, doen zich tegoed. Een van hen, stil, groot en vriendelijk, had zeven jaar lang geen thuis; zomer en winter, dag en nacht op straat. De man is blij met het dak boven zijn hoofd; hij zegt dat hij zich voor het eerst in jaren kan ontspannen en dat het regelmatig en gezond eten hem goed doet. Hij drinkt teveel wijn, erkent hij eerder gezegd, maar die drankzucht zal hij onder controle krijgen…hoopt hij. Het wonderlijke is dat aan niets te merken is dat de man teveel drinkt of heeft gedronken. Hij is helder, rustig en stabiel.
Na het eten word ik al weer opgehaald door Rene Isselman, en rijden we naar het vernieuwde gemeentehuis van Doetinchem. Er is een ´beeldvormende´ raadsvergadering, waarin de later te houden besluitvormende raadsvergadering wordt voorbereid. PvdA Wethouder Otman van Dijk is nog met vakantie, alle anderen zullen wel aanwezig zijn. Op de agenda staat ondere andere een voorstel van Groen Links om de gemeente collectief groene stroom te laten inkopen voor mensen in de bijstand en het nieuwe hondenbeleid van de gemeente.
Rene waarschuwt me al. Het hondenbeleid belooft wat; het is een thema waarover burgers elkaar in de haren kunnen vliegen en bijgevolg in de gemeenteraad tot verhitte discussies kan leiden. Ik kan me er van alles en ook niets bij voorstellen.
Een beeldvormende raadsvergadering is bedoeld opdat raadsleden zich over bepaalde kwesties, voorstellen en beleidsonderdelen kunnen informeren. Het betekent dat er vragen kunnen worden gesteld, en informatie kan worden ingewonnen, Burgers hebben in deze bijeenkomsten de mogelijkheid hun opvattingen en inzichten voor het voetlicht te brengen en met raadsleden te spreken.
Voor een buitnstaander als ik zijn dit bijzondere bijeenkomsten. De democratie is een mooi woord en een groot goed; maar er is maar een democratie wanneer er ook mensen zijn die zich daar vrijwillig mee willen inlaten. Dat vraagt iets van mensen: doe het maar; ga er maar voor zitten en vind er maar iets van, van het hondenbeleid, of het handhavingsplan of de statutenwijziging van plaatselijke theater, of de jaarrekening van het openbaar lager onderwijs. Je moet het maar doen: kwesties bestuderen, met instanties, organisaties, bedrijven en burgers overleggen en in partijverband tot overeenstemming komen. Democratie is delicaat en verantwoordelijk werk en eigenlijk, denk ik wel eens, zou iedereen het eens een poosje moeten doen, zoals je vroeger dienstplichtig was.
In Doetinchem zijn enkele tientallen mensen bijeen voor de beeldvormende raadsvergadering. Ambtenaren die de collegeleden bijstaan, burgers, raadsleden en enkele belangstellenden. Er wordt op verschillende locaties in het gementehuis tegelijkertijd vergaderd. Ik zit naast Rene Isselman en luister naar een discussie over het invorderingsbeleid. Wie niet vertrouwd is met gemeentelijke politiek kan zich er wellicht niets bij voorstellen, maar het is kwestie die wel degelijk van belang is. Wat doe je met wanbetalers in een gemeente, met mensen dus die niet willen betalen voor diensten, maar ook, wat te doen met mensen die niet kunnen betalen? Wie krijgt welke sancties aan de broek? Zeg het maar! Wat is redelijk, wat is onredelijk?
Gekker wordt het natuurlijk wanneer je scherp luistert: “Is er een imperatieve aanpak mogelijk waardoor je een target stelt?” Zo maar een zinnetje van een van raadsleden, uit een reeks van onbegrijpelijkheden. Invorderingsbeleid, of het jaarverslag van de rekenkamer… het is taaie, saaie kost.
Het initiatiefvoorstel van Groen Links om de gemeente voor minima collectief groen stroom te laten inkopen is voor een leek wel eenvoudig te volgen. Is dit een taak voor de gemeente, vraagt een raadslid en een ander wil weten waarom het voorstel alleen voor minima geldt, en niet voor andere burgers? Een volgend raadslid wil weten wat de kosten voor de gemeente zijn, en iemand merkt op dat de consumentenbond al een dergelijk initiatief voor minima heeft opgezet. Het raadslid van Groen Links wat het ’groene stroom initiatief’ overnam van zijn landelijke partijorganisatie, heeft op geen enkele van de voorgelegde vragen een helder antwoord. Integendeel; wat op het eerste gezicht een aardig initiatief lijkt, wordt, naarmate je er langer over nadenkt en dieper op in gaat, steeds vager. Het is het maar de vraag of het voorstel, zo pover doordacht en slecht voorbereid, zal worden aangenomen in de besluitvormende raadsvergadering, die binnen twee weken zal plaats vinden.
Tussen de bedrijven door wordt over de jaarrekening van de koepel van het openbaar lager onderwijs in Doetinchem gesproken en wordt de raad gevraagd akkoord te gaan met een wijziging van de statuten van het plaatstelijk theater; de bemoeienis van de gemeente met het theater zal door die wijziging vrijwel volledig verdwijnen, ten gunste van ‘professionals’.
Na de pauze gaan Rene en ik luisteren in de grote raadszaal naar een debat over het hondenbeleid. Je moet het meemaken om het te kunnen geloven. Het debat zal bijna twee uur in beslag nemen en uitmonden in een tot tweemaal toe gestelde vraag van een raadslid: “Kan de wethouder uitleggen waarom burgers alleen papieren hondenpoepzakjes moeten meenemen?En waarom mogen deze zakjes niet van plastic zijn.”
Het is een zo genante vertoning dat ik bij momenten in de lach schiet. Terwijl allerlei belangrijke zaken, zoals onderwijs, de zorg, energie en theater, buiten het gezichtsveld van de gemeenteraad zijn geplaatst, reduceert de lokale democratie zich tot een vergadering over het uitlaten van honden. Er vallen grote woorden: discriminatie en falend gezag. Discriminatie? Ja,wel zeker. Op sommige hondenpoepuitlaatterreinen wandelen ook wel schapen, en zelfs poezen. Waarom mogen zij hun ontlasting wel laten vallen en hoeft dat niet te worden opgeraapt? Nou, leg het maar uit… Is dit geen discriminatie, wordt gesteld? Falend gezag? Zeker, de enige opsporingsambtenaar hondenbeleid rijdt door Doetinchem in een klein wit busje en iedere hondenbezitter kent hem en loopt een blokje om zodra het busje in zicht komt.
De wethouder blijft verstandig en rustig. Natuurlijk zegt hij het raadslid toe dat burgers de hondenpoep ook in een plastic zakje mogen dragen, zelfs in een blikje als dat zo uitkomt. Als het maar wordt meegenomen. De kern is, zegt de wethouder, dat dit college meer verantwoordelijkheid wil geven aan de burgers. Zij zijn degenen die de hondenpoep moeten opruimen; niet de gemeente zal dat nog langer doen. En ja, het gemeentebestuur zal er voor zorgen dat alle mogelijke opsporingsambtenaren letten op de uitvoering van het hondenbeleid.
Rene en ik kijken op ons horloge; het is tijd om naar Wehl terug te keren. We drinken nog even wat fris bij Rene thuis. Rene is de grote organisator van de afdeling Doetinchem, bij gestaan door een team van vrijwilligers. De voorbije drie verkiezingen wonnen de sociaal democraten hier. Rene denkt dat het komt door de voortdurende en aanhoudende campagne die zij in Doetinchem en omstreken voeren. Altijd aanwezig, permanent onderweg. De vraag is alleen… hoe houd je dat vol?
Laat keer ik terug in het Domus. Het is gezellig in de woonkamer; bewoners en begeleiders zitten bij elkaar en kijken televisie. Een van de jongens die ik niet eerder zag geeft me een had, zacht en verloren. Ik kan het niet anders uitdrukken. Nooit eerder ervaardde ik het zo sterk, een verloren hand, een verloren, zachtmoedig bestaan uitgedrukt in een verloren handdruk.
Sommige jongens roken shagje; er wordt geen alcohol gedronken, geen drugs gebruikt, integendeel. Iedereen luistert naar mijn indrukken van de gemeenteraad. Er wordt gelachen. Ja, hondenpoep… daarover hoef ik de jongens die tot voor kort op straat leefden, niets te vertellen. Ik ben moe en zeg een ieder een goede nact toe.
De volgende ochtend, aan het ontbijt, vertelt een van de bewoners zijn verhaal. Hij was zes weken dakloos, voor hij in het Domus terecht kon. In die periode van zes weken brak hij zijn arm op twee plaatsen. Maar dat was het probleem niet, vertelt hij. “Anderhalf jaar daarvoor reisde ik nog over de wereld. Als arbeider werkte ik in China, Argentinië, Zuid Afrika, noem maar op. Ik woonde netjes in een keurig vrijstaand huis net over de grens in Bocholt…. maar sloeg toe. De Deense firma waarvoor ik werkte ging failliet. Werkloos van de ene dag op de andere. Op een dag werd ik opgepakt door de politie. Ik bleek een werkstraf aan de broek te hebben, maar een convocatie heb ik in Duitsland nooit ontvangen. Dt werd ook erkend; er werden geen brieven naar Duitsland gestuurd. Justitie had me domweg geen brief willen sturen dat ik had. Ja, dat zei ik tegen de rechter en ook dat ik hem later nog wel eens zou tegenkomen. Is dat een bedreiging, vroeg de rechter. Dat zei ik niet, antwoordde ik. Ik zeg alleen maar dat ik je nog wel eens zou tegen komen. Kreeg ik in plaats van drie maanden vier maanden cel aan de broek. Terwijl ik vast zat, verliet mijn vrouw me en keerde met ons zoontje terug naar haar ouders in Venezuela en mijn ouders overleden in die periode kort na elkaar. Enkele dagen voor vrij kwam werd mijn huis bij gebrek aan regelmatige betalingen openbaar verkocht. In vier maanden alles kwijt,” zegt de stille man van middelbare leeftijd. “Alleen maar omdat Justitie het te duur vond om een postzegel voor Duitsland op een brief te plakken… Is dat pech?” Hij haalt zijn smalle schouders op. Hij wil graag weer aan het werk, een huis voor zichzelf, maar nu, op dit moment, is hij dankbaar voor het onderdak en de zorg van het Leger des Heils.
Na het ontbijt komen Anne Lena Hedin, provincieraadslid in Gelderland en Sherif, een vrijwilliger van de afdeling Doetinchem naar het Domus, en gezamenlijk zullen we de wandeling richting Vorden aanvangen. We rijden met de auto naar Doetinchem en aan de rand van de stad gaan we op stap…
(wordt vervolgd)

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

Over nabuurschap en een Domus… van Zevenaar naar Vorden (20 ste etappe, deel een)

Hoe zou het zijn om te overnachten in een tehuis voor dak en thuislozen? En wat wordt er zoal besproken tijdens een willekeurige gemeenteraadsvergadering in Doetinchem? Hoe ziet het landschap er uit in de Achterhoek? De 20 stetappe van de voettocht van Zevenaar, via Wehl en Doetinchem naar Vorden ging over TBS, over “Wehl wat het niet Pikt”, over nabuurschap, over voedselproductie en over hondenpoep….

Douwe Bos, GZ psycholoog en raadslid in Doetinchem, stond me op te wachten bij het station Zevenaar. Hij vergezelde me via Didam naar Whel. Het was mooi weer, zonnig, winderig en redelijk warm, eigenlijk voor het eerst deze zomer. De komende twee dagen, door de Achterhoek en de Liemers, zou ik worden opgevangen door sociaal democraten uit de afdeling Doetinchem, Montferland en Bronkhorst. Ik zou overnachten in een nieuw Domus voor dak en thuislozen van het Leger des Heils in Wehl, een dorp onde de rook van Doetinchem en verder hoefde ik slechts te volgen. Rene Isselman, net als Douwe raadslid van de gemeente Doetinchem, had tal van ontmoetingen geregeld. Alles zou goed komen, was me verzekerd.
Douwe, is een rossige man met onderzoekende ogen en in de nazomerwind wat wilde, dunne haren. We zijn ongetwijfeld van dezelfde leeftijd, vaders al heel lang, maar nog geen kleinkinderen in het verschiet. “Ik ben het buitenbeentje in de fractie,” zegt hij, terwijl we vanuit Zevenaar in de richting wandelen van Didam. “We hebben ieder onze eigen rol, met allemaal verschillende kwaliteiten in een grote fractie. ”
Zo was het niet altijd in Doetinchem. Een paar jaar geleden viel de fractie van de Partij van de Arbeid in Doetinchem uit elkaar en werd er een bittere onderlinge strijd gevoerd. Douwe maakte die perikelen van nabij mee. “Ik heb zelfs een brief van het hoofdbestuur ontvangen waarin men betreurde dat men mijn lidmaatschap moest opzeggen. Gelukkig is die periode achter de rug, en ben ik weer volwaardig lid. De PvdA in Doetinchem heeft sindsdien ook goede resultaten geboekt. Dat heeft te maken met een goede organisatie en de grote kwaliteiten van wethouder Otwin van Dijk.”
We zijn op weg naar Wehl, een dorp van bijna zevenduizend inwoners, tot de fusie met Doetinchem in 2005, een zelfstandige gemeente. Er is veel onrust in Wehl en dat is al geruime tijd zo. De directe aanleiding is het plan van de gemeente Doetinchem om toestemming te geven aan het Leger des Heils om een dank en thuislozenopvang, een Domus, te vestigen in Wehl. De helft van de inwoners in Whel heeft een handtekening geplaatst tegen de komst van het Domus. De actiegroep heet Wehl Pikt het Niet. Via alle mogelijke procedures en actiemiddelen hebben de ´verontruste´burgers´ geprobeerd de komst van het Domus tegen te houden: er is zelfs een uitspraak van de Raad van State aan te pas gekomen. De acties hebben geen effect gehad, wel integendeel. De voorgenomen plannen van het gemeentebestuur pasten binnen reeds eerder vastgestelde afspraken en bleken juridisch onaantastbaar. De vernontruste burgers zijn erg boos, en spreken van overvaltechnieken van het gemeentebestuur, en volksvertegenwoordigers die niet willen luisteren. Inwoners van Wehl die gevraagd werden om deel uit te maken van een beheerscommissie worden geintimideerd, en zelfs bedreigd, meldde dagblad de Gelderlander.
Douwe Bos probeert onderweg een verklaring te vinden voor het massale en scherpe protest in Wehl. “Ik denk dat de geschiedenis van het verzet terug gaat naar de fusie met Doetinchem. Wehl was een zelfstandige gemeente met een sterk en goed georganiseerd verenigingsleven. Door de fusie zijn voorzieningen in het dorp verdwenen. En dan opeens komt het bericht dat een opvang voor dak en thuislozen in het dorp wordt gevestigd. Het beeld is snel getekend: drank en drugsverslaafden uit de grote stad worden in Wehl geplaatst, het afvoerputje van Doetinchem. Er zijn ongetwijfeld nog meer aspecten die mee spelen, maar ik denk dat dit mede een verklaring is voor de enorme verdeeldheid en tegenstellingen in het dorp.”
Ondanks het verzet is het Domus sinds anderhalve week geopend; de eerste bewoners hebben onderdak gevonden. Tijdens een open dag, kort voor de opening, kwamen meer dan 600 inwoners van Wehl een kijkje nemen in het Domus van het Leger des Heils. De aanvankelijke scepsis leek, blijkens berichtgeing in de Gelderlander, te wijken.

Aan de rand van Didam vinden we een bankje en rusten even uit. PvdA wethouder Ingrid Wolsing komt er aan gewandeld en gaat tussen ons in zitten. Ze vertelt over haar portefeuille, welzijn, onderwijs, cultuur en volksgezondheid en over de manier waarop jongeren die tussen wal en schip vallen worden opgevangen. Allerlei diensten en organisaties werken samen, en ook het bedrijfsleven helpt mee om de veelal jonge jongens kansen te geven. Ingrid Wolsing: “Het is in de kleinschalige omgeving hier, in de dorpen van de gemeente Montferland, die het mogelijk maakt een om alle partijen en organisaties bij elkaar te brengen en te laten samenwerken. En het werkt; het komt goed.”
We wandelen gedrieën langs de rand van Didam. Ingrid en Douwe vertellen dat het nabuurschap als cement van gemeenschapszin en van oudsher kenmerkend voor deze regio, in betekenis afneemt. De samenstelling van de bevolking, zowel op het platteland als in de grotere dorpen en steden, verandert sneller dan in het verleden. “Naoburschap heeft goede kanten, maar ook een beklemmend aspect,” meent Ingrid. “De sociale controle die er bij hoort is niet altijd prettig.”
Ik herinner me de grote roman van Aar van der Werfhorst, de Grote Stille Knecht, waarin de ziel van het platteland in oostelijk Nederland, achter en over de Ijssel, zo aangrijpend beschreven werd. Aar van der Werfhorst is een nu vrijwel vergeten schrijver en dat is eigenlijk erg jammer. In de Grote Stille Knecht is het naoburschap een centraal thema. Mensen hielpen elkaar niet alleen bij ziekte en dood, maar ook bij het bouwen van schuren, en huizen. Naoburschap paste bij hechte gemeenschappen en versterkte ook die band. Alleen door samen te werken kon men in het verleden overleven. Vreemdelingen en buitenstaanders hadden het moeilijk.
We constateren, al wandelend, dat de verzorgingsstaat , de mobiliteit en de communicatietechnologie het perspectief van velen in de samenleving heeft veranderd. De overheid heeft inde loop der jaren veel zorg en aandacht in de samenleving overgenomen; nu slaat de slinger weer de andere kant op. In toenemende mate trekt de overheid zich terug en laat de zorg en samenhang over aan burgers en (geprivatiseerde) instellingen.
Burgers reageren hard en scherp op veranderingen en gebeurtenissen, net zoals bedrijven en de overheid. Media versterken die geluiden, sneller en dieper dan ooit te voren. Tegelijkertijd is er de aanpak van Ingrid Wolsing, die laat zien dat ondanks alle scherpe kantjes en korte lontjes samenhang en zorg heus nog geraliseerd kunnen worden.
Aan de andere kant van Didam nemen we afscheid va Ingrid en gaan Douwe en ik verder. Onderweg vertelt hij over zijn ervaringen in de TBS kliniek. Door gruwelijke incidenten ligt het TBS beleid sinds een groot aantal jaren onder een politiek vergrootglas. Die aandacht verlamt in zekere zin de dagelijkse pratijk in het justitieel en het gevangenissysteem. Volgens Douwe is dat onterecht; het aantal incidenten met TBS gevangenen is feitelijk en relatief beperkt. “Hoe verschrikkelijk sommige gebeurtenissen ook zijn,”zegt Douwe, “we kunnen in de samenleving nooit voorkomen dat er incidenten plaats vinden. Mensen kunnen nu eenmaal verschrikkelijke dingen doen, soms in een enkel ogenblik, en daarna zich weer volstrekt normaal en acceptabel gedragen. Ik heb een patiënt gehad die zich in de gevangenis voorbeeldig gedroeg. De man ging studeren en bekeerde zich tot het geloof. Maar hij had zich al wel drie keer toe extreem gewelddadig gedragen tegen zijn toenmalige vriendinnen. Hoelang moet je zo iemand vasthouden, vooral wanneer iemand echt voorbeeldig gedrag vertoont?”
Douwe vertelt over nog meer gevangenen-patiënten, over een meneer die op een kruispunt in een grote stad stond, met de huid van zijn moeder om zich heen, of over een man die een pathetische leugenaar bleek. “Je moet je dan realiseren,”zegt Douwe, “dat alles wat die man zegt, gelogen kan zijn.”
Hier dwalen mijn gedachten af en komen terecht in het toneelhuis, waar een acteur zo,n rol speelt en het publiek vertelt dat hij liegt. Dat onthoudt het publiek niet. Zodra iemand op het toneel of elders, overtuigend zegt dat hij liegt, wordt hij door het publiek gelooft.
Zo begon ik ooit mijn eerste toneelstuk, het Stille Uur. Een journalist komt op en zegt: Gelooft U mij als ik U zeg dat ik lieg? Nee… Waarom zou U ook twijfelen aan de woorden van een journalist?”
We naderen Wehl, en voor ik het weet wandelen we een grintpad op naar een statige villa, het Domus van het Leger des Heils. Arie Moolenaar doet de deur open en reikt me de hand. “Welkom in het Domus,”zegt hij.
(Wordt vervolgd)

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

TC Tubantia loopt met Jan mee

 

 

 

 

 

Afgelopen vrijdag werd Jan op de etappe van zijn voettocht van Lochem naar Borculo vergezeld door een journalist van TC Tubantia. Het artikel kunt u hier vinden. Later deze week zal Jan’s verslag van die etappe op de site verschijnen.

 

 

 

 

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

Dave Saes, orgeldraaier in Weert overgoten met terpentine

Weert.- De 31 jarige Dave Saes, de orgeldraaier van Weert, die ik op mijn voettocht vlak voor Koninginnedag tegen kwam, is afgelopen week met terpentine overgoten door een boze man. Dave stond met zijn orgeltje in de binnenstad van Weert toen hij van bovenaf werd overgoten.

Dave Saes, die visueel gehandicapt is, werd toegeschreeuwd dat hij een volgende keer in brand zou worden gestoken. Het orgeltje van Dave werd door de terpentine beschadigd. De politie heeft intussen de vermoedelijke dader een 54 jarige man, gearresteerd.

Onlangs nog werd Dave Saes Nederlands kampioen orgeldraaien. In Weert is Dave een bekende figuur in het straatbeeld. Ook zijn grootvader was al een bekende orgelman in de Noord Limburgse stad.

Dave Saes, Nederlands kampioen, overgoten met terpentine

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

‘Wandel door het Leven en praat met Iedereen’ Arnhem – Zevenaar 19 etappe

Onweer jaagt de laatste zonnestralen van augustus weg, en de herfst rammelt met reusachtige buien tegen het raam van de trein waarin ik door het Brabantse land sukkel. Er is door het slechte weer en een blikseminslag maar een enkel spoor beschikbaar; het levert vertraging op en reizigers beklagen zich om dat voorgenomen plannen worden doorkruist. Onzekerheid en onwetendheid verergeren de atmosfeer in de trein.

Ik sluit me af voor de klaagzang, en richt mijn blik door het raam op het donkergrijze wolkendek. Loodzwaar en doodstil liggen die zwartgrijze wolken boven het lage Brabantse land. Eerst na verloop van tijd, voorbij den Bosch, vormen zich lichtere, en zelfs witte wolken tegen het grijs. Even lijkt het alsof een vredige stilte over de wereld daalt. Dan vormt zich, als een snelle witgouden potloodstreep, de bliksem, van hoog naar laag, en vertakt zich als een signaal van een onbeheersbare en onvoorpelbare macht. Het maakt me nietig.

De zomerweken van 2011 werden gekleurd door een gruwelijke misdaad in Noorwegen, waar een jongeman 77 mensen dood schoot, het merendeel kinderen. In diezelfde maanden was er een crisis van de gemeenschappelijke Europese munt en verergerden verdeelde Europese regeringsleiders de monetaire problemen. De financiële tekorten van de Verenigde Staten leidden tot een bittere politieke strijd tussen Democraten en Republikeinen; de glans van het presidentschap van Barack Obama loste op in het opportunisme van de strijdende partijen. De zomer van 2011 was eigenlijk geen zomer; het regende te veel; er was te veel wind en de bliksem sloeg toe, even onvoorspelbaar als verontrustend. Mijn voettocht gaat verder, zoals de kinderen weer naar school gaan en boeren zijn begonnen met het binnenhalen van de oogst.

Met vertraging arriveert de trein in Nijmegen en rijdt niet verder. Aan de overzijde van het perron wacht een stoptrein. Ik hol er naar toe, spring op een balkon en voel hoe achter me, in een zucht de deuren zich sluiten. Een kwartiertje of wat later ben ik op de plaats waar ik voor de zomervakantie gebleven was, in Arnhem.

Bij het station, aan de kant van het park Sonsbeek word ik opgewacht door Herman Hofman, de vroegere gemeentesecretaris van de Gelderse hoofdstad. Door een toeval hebben we elkaar leren kennen; de Zeeuwse gemeenschappelijke geschiedenis schept een vanzelfsprekende band en meer nog, de betrokkenheid bij de sociaal democratie.

In het restaurant van het Nationaal Water Museum vertelt Herman met passie over zijn levenslange inzet voor de publieke zaak. Naast zijn ambtelijke taken was hij als belangeloos bestuurder altijd actief in besturen, organisaties en stichtingen, veelal met een sociaal en cultureel karakter. Van het beroemde Sonsbeek buiten de Perken tot Theater Oostpool, van het openleggen van de St. Jansbeek tot de verplaatsing van een postkantoor. “Ik heb het altijd leuk en vanzelfsprekend gevonden om me naast het werk in te zetten voor de gemeenschap,” zegt hij.

Zijn vader werd als manneke van tien jaar van school gehaald om te gaan werken, als knechtje van de groenteman. Later ontwikkelde Herman’s vader zich tot scheepstimmerman bij de Schelde, de Vlissingse scheepswerf. Hij was een goed vakman, en betimmerde onder andere de kapiteinshut van een van de mooiste schepen ooit in Nederland gebouwd, de Willem Ruys. Maar Herman’s vader was ook een socialist en een vakbondsman die stakingen organiseerde. “Op een dag kwam mijn vader na het werk thuis,” vertelt Herman, “en hij was stil, zo stil dat mijn moeder wilde weten wat er aan de hand was. Arbeiders hadden allemaal vier cent per uur opslag gekregen. Vier cent. Mijn vader slechts twee cent. De directie was zijn rol in de stakingen niet vergeten.”

Herman maakt zich zorgen over de sociaal democratie. Inhoudelijk en organisatorisch ontbreekt het aan herkenbaarheid en inspiratie, meent hij. Tot voor kort was hij voorzitter van de landelijk adviesraad ouderenbeleid, LAO en deed, samen met zijn bestuur, zijn best om binnen de Partij van de Arbeid mee te praten over de veranderingen van het pensioenbeleid en aanpassingen van de AOW-leeftijd. Dat viel niet mee. “Het pensioenstelsel is ingewikkeld, en je moet er veel kennis van hebben om alle gevolgen te kunnen overzien. Het kostte ons als LAO zoveel moeite om onze ervaringen en inzichten te delen met de fractie en het bestuur; veelal werden we niet eens gehoord. Nochthans hadden en hebben wij echte specialisten in onze adviesraad. Er werd van die kennis vrijwel geen gebruik gemaakt.”

Herman Hofman: “Iedereen weet dat veel arbeiders zwaar werk verrichten en het werk nooit kunnen volhouden tot het 65 ste levensjaar. En het maakt nogal wat uit wanneer je bent begonnen met werken, en welk werk je doet. Mensen zoals ik kunnen inderdaad wel langer doorgaan, maar voor zoveel anderen geldt dat niet.”

Herman brengt me, terwijl de grootste buien voorbij trekken, naar de andere kant van de Rijn. Het autoverkeer loopt vast voor een grote brug bij Westervoort; we vinden een alternatieve route en komen uit bij Duiven. Daar, in het centrum, nemen we afscheid. Op het plein voor het gemeentehuis en achter de oude Heilige Remigius kerk staan kermiswagens opgesteld. Op zondag zal de traditionele processie door het dorp trekken, met de schutterij en de harmonie voorop. Na afloop barst het kermisfeest los.

Op het cultureel centrum van Duiven staat een wonderlijke boodschap: “Wandel door het Leven, en praat met iedereen.” Ik ben benieuwd wie dat geschreven heeft en waarom het boven de ingang werd gschilderd. Echter, in het cafe van het cultureel centrum, zijn de beheerders druk met een handelsreiziger in koffiemachines. Ik luister enige tijd naar de manier waarop de grote man in een te ruim gesneden kostuum zijn machines aanprijst. Hij heeft een machine in de aanbieding die 3700 euro kost, maar voor 3400 euro verkocht mag worden. Andere machines zijn in sommige gevallen goedkoper, maar lang niet zo goed, verzekert hij de beheerders van het centrum. Ook heeft het geen zin om elders koffie voor de machine te kopen, vertelt hij, want wanneer zijn firma de koffie kan leveren, is het onderhoud van de machine “gratis en voor niets. Dat scheelt toch weer….”

Ik heb niet de tijd om veel langer te wachten. Daarom heb ik voorlopig nog geen antwoord gekregen op het devies van het cultureel centrum…”Wandel door het leven en praat met iedereen.” In het leven gaat een koffiemachine voor, en zo hoort het ook.
De wandeling naar Zevenaar duurt niet zo lang en voert onder statige eiken over een fietsad. Af en toe passeren brommers, met scherp geraas. Maar het meest opvallend is het lawaai van het autoverkeer, onzichtbaar maar zo nadrukkelijk aanwezig.
Op het zwarte asfalt van het fietspad zie ik een kleine tak van een eik liggen, met lichtgroen korstmos, en een diep gele zwam. Ik neem de tak even op, als een groots geschenk. De kleuren en vormen zijn zo mooi.

In Zevenaar is er in het centrum een weekmarkt. Alles is te koop, vis, kaas, eieren, snoepjes, fruit en groente in overvloed. Mensen doen zich onbezorgd te goed. Op een terras van restaurant en drinklokaal ‘de Revolutie’ zitten twee mensen aan een tafeltje, in hun scootmobiel en met een glas bier in de hand.
Door de ramen van de Revolutie kijk ik naar binnen.
Ik zie mooi opgemaakte tafels, kroonluchters en deftig Hollands design.

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief