Het hoogste punt bereikt…. Kerkrade, Heerlen(16 etappe, deel een)

Op het moment dat de trein in Kerkrade stopt, breekt een vreselijk onweer los, en gutst het van de regen. Met de rugzak op, hol ik naar een fietsenstalling en schuil er onder een afdak. Hoe nu verder? Vooraf was me gewaarschuwd voor de oostelijke mijnstreek…. door mensen in het westen van Limburg. “Pas op daar,”werd me gezegd, “je weet niet wat je ziet.” Zij zouden dit noodweer toch niet hebben voorzien? Vast niet, maar wat dan wel? Op weg naar het hoogste punt van de voettocht….

Met de trein van Zeeland naar Limburg is een reis met hindernissen. Het betekent vier, soms vijf keer overstappen en tot nu toe is dat steeds goed gegaan. Maar ditmaal, op weg naar Kerkrade stond ik in Tilburg mooi op het verkeerde perron te wachten op een trein die maar niet kwam… Het betekende dat ik later dan gepland in Kerkrade arriveerde… zo tegen een uur in de middag. Ik realiseerde me dat een bezoek aan Kent, Engeland, jaren geleden, inclusief de boottocht van Dover naar Calais, minder tijd kostte dan een reis per bus en trein van Kats naar het station van Kerkrade…
Eenmaal in Kerkrade zocht ik de weg naar het centrum… Ik passeerde een groot beeld van een mijnwerker op de Markt. ´d,r Joep’ wordt het beeld genoemd. Maar mijn aandacht werd getrokken door lege winkelpanden, door een lang geleden verlaten lunch room, door vervallen of ongeverfde gevels, door stille, winderige straten. Ik kreeg de indruk te wandelen in een verlaten filmdecor uit de jaren ‘70 van de vorige eeuw. Het is nauwelijks voorstelbaar dat Kerkrade in hetzelfde land ligt als Etten Leur, twee plaatsen van bijna dezelfde omvang.

In de HEMA kocht een pakje brood en enige plakjes voorgesneden kaas. Daarna zocht ik me de weg uit het centrum, maar de verschillende mensen die ik naar de richting Heerlen vroeg, hadden geen idee. Na veel gehannes, en ene flinke omweg, ben ik terug op het uitgangspunt, een bankautomaat die niet werkt. Uiteindelijk kom ik op een rotonde en een vriendelijke mevrouw wijst me op een tunnel waardoor ik zou moeten gaan; daarna in rechte lijn naar Heerlen. Vooruit, zo gezegd, zo gedaan.
Onderweg zie ik de gevolgen van de snelle verminderingen van inwonersaantallen; dicht getimmerde flats, leegstaande bedrijfspanden… verkommering alom. Kerkrade verloor in enkele jaren bijna drie duizend inwoners op een aantal van 50.000. Dat laat zich voelen in een stad. De trend zal zich de komende jaren doorzetten, tenzij er zich een wonder voltrekt.

De teruggang in inwoneraantal laat onverlet dat Zuid Limburg, Parkstad Limburg, zoals dat nu heet, een dichtbevolkt gebied is. De regio, inclusief Luik- Aken, telt 2.300.000 inwoners. In Zuid Limburg zijn de gevolgen van de mijnsluitingen na anderhalve generatie nog steeds niet verwerkt. De bevolking is relatief laag opgeleid, maar werk voor laag opgeleide mensen is nauwelijks te vinden. Maar wie hoog is opgeleid, heeft kans op werk en kan aan neergang ontkomen. Echter, veel hoger opgeleiden verlaten de streek, of keren na hun studie niet terug.

Wanneer je hier wandelt, langs een dicht getimmerde flat of onverkochte huizen, ontkom je niet aan sombere gedachten. Wat is hier het perspectief? Hoe verhouden zich de prijzen van de woningen met die aan de andere kant van de grens, in Duitsland, en welke kansen zijn er op werk, en welke mogelijkheden zijn er voor kinderen? Wat is er waar van de berichten over drugshandel en overvloedige criminaliteit? Wat is de toekomst van en in deze uithoek?

“Ik heb lang in Utrecht gewoond, en gewerkt, maar ik ben welbewust naar deze streek terug gekeerd,” vertelt Henk Verreck, voorzitter PvdA Heerlen. We drinken een kopje koffie op een terras in drukke winkelstraat in het centrum van Heerlen. Henk Verreck groeide op in Ringberg, een klein dorp tegen de Nederlands Duitse grens. De grens bestond voor Henk eigenlijk niet. “Vanzelfsprekend gingen wij zwemmen in het zwembad, over de grens. Het kostte maar vijftig pfennig. Mijn vader heeft tot het laatst in de mijn gewerkt. Op twee maanden na vijfentwintig jaar ondergronds. De laatste maanden zat hij op kantoor. Toen hij na 25 jaar trouwe dienst een gouden horloge kreeg, was dat zonder inscriptie, omdat hij die volledige 25 jaar ondergronds niet had vol gemaakt. Dat was ook de mijn.”

Hij vertelt over de samenwerking die de PvdA afdelingen in Zuid Limburg zijn begonnen in de aanloop naar de provinciale verkiezingen. Dat lijkt vanzelfsprekend, maar is niet zo. De geschiedenis van de sociaal-democratie in zuidelijk Limburg wordt gekenmerkt door een mentaliteitsverschil. Maastricht en omgeving is van oudsher gericht op Luik. In het verleden hadden veel Maastrichtenaren familie in het Franstalige Luik. Het Maastrichter dialect is ook doorspekt met Franse woorden. En, natuurlijk, Maastricht is van oudsher ook een industriestad, en marktplaats tegelijk. Bestuurders, kooplieden en arbeiders vond je in Maastricht.
Heerlen, nu 95.000 inwoners, had begin 1900 nog maar 5000 burgers binnen de gemeentelijke grenzen. De ongebreidelde groei is een direct gevolg van de ontwikkeling van de mijnen. In de loop van de 20 ste eeuw kwamen arbeiders uit alle delen van Europa naar hier, Italianen, Polen, Joegoslaven.
Die traditionele verschillen worden nu opzij gezet, en gezamenlijk streeft men naar een concreet plan voor Zuid Limburg, en men hoopt op contacten met partijgenoten in Luik en Aken. Intussen is de Partij van de Arbeid voor het eerst in decennia uit het College van Gedeputeerde Staten van Limburg gewipt door de PVV, en maakt men zich op voor een rol in de oppositie. De afdeling Heerlen van de PvdA heeft nog ongeveer 160 leden, velen daarvan zijn ouderen.

Het werk in de mijnen heeft grote invloed gehad op de mentaliteit van de mensen in de streek, vertelt Henk Verreck. Men was hard voor elkaar, ook binnen gezinnen, maar tegelijkertijd was er grote kameraadschap. “Ondergronds moest je volkomen op elkaar kunnen vertrouwen.” Die sterke onderlinge verbondenheid en afhankelijkheid is met het werk ook grotendeels verdwenen. Wie kan verlaat de streek. Ik heb een andere keuze gemaakt, en ben juist terug gekomen. Je kunt hier, zeker in vergelijking met de overvolle Randstad, een mooie en goede betaalbare woning vinden. En er is werk genoeg. Laatst nog werden er voor de operatiekamers in het ziekenhuis uit Zuid Europa gespecialiseerde verpleegsters aangetrokken.”

Na het avondeten neemt Henk me mee naar een heuvel, een van de laatst overgebleven afvalbergen van de mijnen op de grens van Heerlen en Landgraaf. Vanaf de top heb je een geweldig uitzicht over de streek. Niet alleen het persoonlijke eigendom van festivalorganisator Jan Smeets, het terrein van Pinkpop ligt aan je voeten, ook het Duitse Ruhrgebied, de Eifel en Ardennen kun je zien, en in de verte, in het westen, ligt het Vlaamse deel van Limburg. Je kijkt hier uit over een van de bronnen van de Europese beschaving. Ik vertel Henk over mijn ervaringen met de partijgenoten in Luik, en Aken, beloof alle gegevens door te geven en spreek de hoop uit dat de contacten in de toekomst vruchtbaar zullen blijken. Zou het niet verstandig zijn, om de kandidatuur voor de Wereldtentoonstelling van Luik voor 2017 te ondersteunen? En om te bezien hoe de ontwikkeling van de universiteit van Aken kan worden ondersteund, en zo effect kan sorteren aan de Nederlandse kant van de grens? Zou het geen idee zijn om, desnoods via proefprocessen, een doorbraak te forceren in bureaucratische rompslomp die grensarbeid nu met zich mee brengt, juist tegenover de achtergrond van de “Europese idealen” die wel op papier staan, maar in de werkelijkheid zo onvolkomen blijken?

Halverwege de avond brengt , Henk me naar het ‘Natuurvriendenhuis’ de Eikhold van het Nivon. De Eikhold blijkt een grote villa, aan de rand van het centrum van Heerlen. Ik vind er een eenvoudige, stille kamer.

Na de heerlijke maaltijd, in de tuin met Henk Verreck
Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

De grens als hindernis (15 e etappe, tweede deel, Aken – Vaals)

Om enkele minuten na zeven uur, op werkdagen, vertrekt vanuit het mooiste staion van de Benelux, Luik Guillemins,

Luik, het mooiste station van de Benelux....

een boemeltreintje naar Aken. Het is de enige verbinding per spoor, ’s morgens. De afstand tussen beide steden is nog geen 60 kilometer; de treinreis duurt evenwel ruim vijf kwartier. Sukkel, sukkel, sukkel schuift het oude Belgische treintje van Luik naar Vervies en verder, door een geweldig Ardeends landschap: groene, beboste heuvels, snel stromende beken, tunnels, kleine, donkere huizen en af en toe wat weiden. Het laatste stukje van de reis, op Duits grondgebied al, zit er vrijwel niemand in de trein. Pendelaars over de grens? Nee, ze zijn er niet, of nauwelijks… arm verenigd Europa. Op papier is het allemaal mooie praat; de praktijk is dat zoveel gecompliceerder. Burgers spreken elkanders talen niet meer en het gemeenschappelijk dialect wordt door jongeren vergeten, verontachtzaamd.
Voor half negen wandel ik het ontwakend Aken binnen. Ik wil graag naar de Dom, die ik nog nooit zag, maar waar ik wel over las, en hoorde. Keizer Karel de Grote kwam al naar Aken en liet een kapel bouwen, hier, bij de Dom. Karel de Grote is toch een van de meest bijzondere historische figuren uit de Middeleeuwen. In mijn hoofd dwalen om Keizer karel historische en literair-romantische beelden. Mijn zonen las ik vroeg al Karel ende Elegast voor, dat pracht verhaal uit de Middeleeuwse letterkunde. Geboren in Herstal, koning van de Franken, gekroond in Rome, verkoos hij Aken met de prachtige bossen rondom, en de warmwaterbronnen, als zijn lievelingsstad. Hij werd begraven in een crypte in de Dom. Zo vroeg echter zijn de kerken nog gesloten, of in gebruik voor de Heilige Mis. Vanzelfsprekend wil ik niet storen; ik ben al blij dat ik om de Dom kon lopen, zoals Karel, de vader van Europa, dertien honderd jaar geleden.
Om tien uur heb ik een afspraak met Georg Götz, lid van de SPD, maar ook lid van de gemeenteraad in het Nederlandse Vaals, waar hij tijdens zijn studie in Aken, meer dan dertig jaar geleden terecht kwam. Georg Gotz is mijn gedroomde gids naar de Akense afdeling van de Duitse sociaal democratische SPD. Het fractiekantoor is tijdelijk ondergebracht in een van die snel gebouwde panden van na de oorlog.
Wanneer we het kantoor binnenkomen staan verse broodjes met worst en kaas al klaar, is de koffiekan gevuld en nodigt het schaaltje met koekjes verleidelijk uit. Theo Niewerth is wat wij partij secretaris zouden noemen van de SPD in Aken en omgeving; Claus Haase is fractievoorzitter in de gemeenteraad van de stad Aken. Beiden hebben een lange geschiedenis in de partij en herinneren zich de vroegere SPD voorzitter en Bondskanselier Willy Brandt heel levendig.

In die periode had de SPD een vanzelfsprekende en grote aanhang, en een imposante politieke macht. Zij herinneren zich ook nog de contacten met de Partij van de Arbeid uit het verleden. `Maar`, zegt Theo Niewerth, `we moeten erkennen dat onze partijen verschillende structuren hebben, en dat het van mensen afhangt of we dat kunnen doorbreken. We hebben ooit geprobeerd, hier vanuit Aken en Zuid Limburg, gezamenlijk een 1 mei viering te doen. Maar dat werd verboden door het partijkantoor in Amsterdam. Daarna zijn de contacten met onze partijgenoten in Limburg verwaterd, en nu kennen we er niemand meer.`
Dat wordt door de drie gesprekspartners ten zeerste betreurd. Er zijn genoeg dossiers waarop sociaal-democraten in de regio zouden kunnen samenwerken, en een gemeenschappelijke visie zouden kunnen ontwikkelen. Economie en werk; huisvesting en mobiliteit; onderwijs en onderzoek en natuur en milieukwesties.
Theo Niewerth: ‘Voor ons in Aken is het de vraag of wij ons voor onze toekomstige ontwikkeling richten op de regio van Keulen en Bonn, of onze kansen in deze regio ontwikkelen. Wij kiezen dan voor samenwerking, hier met Zuid Limburg, met de streek van Hasselt in Vlaanderen en Luik, in Wallonië. We hebben hier in Aken 250.000 inwoners, en een universiteit die tot de allerbeste van Duitsland mag worden gerekend, en op onderdelen hoort bij de beste vijf universiteiten ter wereld. We hebben een groot universitair medisch onderzoekscentrum en ziekenhuis en een florerende economie.”
Op bestuurlijk vlak valt de regio onder speciale Europese wetgeving en kunnen tal van zaken grensoverschrijdend worden aangepakt. Waar Nederlands Limburg wordt geplaagd door krimp, kampt de regio Aken met tegenovergestelde huisvestingsproblematiek. Samenwerken blijft evenwel moeilijk; barrieres lijken nauwelijks te slechten. Verschillen in onderwijs, in maatschappelijke structuren en wetgeving zijn hindernissen van jewelste. En wie elkaar niet kan, kan elkaar ook niet vinden.
De SPD, vertellen de drie heren, verkeert in een politiek ingewikkelde positie. De laaggeschoolde arbeiders voelen zich thuis bij die Linke, en hoogopgeleide, milieubewuste burgers verkiezen de Grünen. Theo en Claus: “Angela Merkel heeft het zelfde probleem als wij. Wie verantwoordelijkheid neemt en draagt in het openbaar bestuur gaat op in politieke kleurloosheid. De Grünen profiteren van hun verzet tegen kernenergie, zeker na de ramp in Japan. Om de Grünen de wind uit de zeilen te nemen, heeft Bondskanselier Merkel nu ook de kernenergie af gezworen. Uiteindelijk helpt dat niet. Grote instellingen of instituten als vakbonden en kerken staan door individualisering onder druk; dat versmalt onze basis. Bovendien versterkt de financiële crisis bij de bevolking gevoelens van onzekerheid. Wie een huis heeft gekocht kan niet, zoals Europa zegt, het boeltje pakken en over grenzen heen op zoek naar werk.Mensen hebben angst over werk en inkomen, over veiligheid en natuur en milieu. Geen enkele partij heeft op dit moment antwoord op die problemen.”
We nemen afscheid; ik beloof Theo en Claus hun verzoek aan de de partijgenoten om contacten in partijverband te leggen, door te geven en maak met Georg Götz nog een ritje door de omgeving van Aken. We rijden langs de universiteit en het enorme ziekenhuis. Bij de universiteit werken zeker 12.000 mensen. Georg Götz: “Weet je hoeveel Nederlanders daar bij zijn? Ik vermoed nog geen twintig, op 12.000 banen. En Vaals is gewoon een voorstad van Aken.”We eindigen ons ritje in Vaals, het grensplaatsje bij het drielandenpunt. Die avond houden brandweerkorpsen uit Vaals, Aken en Gemmenich hun jaarlijkse gemeenschappelijke oefening. Georg Götz: “Taal is echt een probleem. Nederlands, Duits en Frans… op scholen wordt Engels geleerd, maar niet elkaars taal. De brandweermannen hebben overigens wel een oplossing. De ouderen spreken nog het dialect van de streek. Zolang dat nog gesproken wordt, kunnen we samenwerken.”

Georg Götz, SPD lid en gemeenteraadslid in Vaals
Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

Wereldtentoonstelling en Solidariteit… Luikse Parti Socialiste (15 etappe, eerste deel)

Solidariteit en dynamiek: de Luikse PS.

Luikse Parti Socialiste

Luik, Aken en Maastricht horen meer bij elkaar dan het Koninkrijk Nederland, de Bondsrepubliek Duitsland en het Koninkrijk België. De drie steden, waarvan Maastricht de kleinste is, hebben een gemeenschappelijke geschiedenis van eeuwen. Voor sociaal-democraten in de regio is samenwerking nu minder vanzelfsprekend dan in de eerste jaren van de beweging. De sociaal democraten in Luik en Aken zijn onbekenden; ik wilde weten hoe het hen vergaat en reisde daarom verder, per trein, eerst naar de Vurige Stede, Luik, en de volgende dag in alle vroegte naar de stad waar Karel de Grote zich zo thuis voelde, Aken.

Terwijl de crisis voort woekert, verkeert de sociaal democratie in de meeste Westerse landen in een diepe crisis. Kiezers lopen weg;  het ledenbestand veroudert. In Engeland, Nederland, Vlaanderen, Duitsland, Frankrijk, Spanje, Portugal, Scandinavië en zelfs Italië lukt het sociaal-democraten niet om draagvlak te vinden voor een krachtig en helder alternatief.. Er zijn uitzonderingen: Friesland, Groningen, Drenthe èn Wallonië. Alleen al in de stad Luik heeft de Parti Socialiste twintig duizend leden. Bij verkiezingen wordt de PS  jaar in jaar uit de grootst partij van het land. Wat is het geheim? Cliëntalisme, zoals een van van mijn partijbesuurders vroeg? Nee.

Daar waar anderen oog hebben voor de sociaal democraten in ngeland, Duitsland of Vlaanderen, volg ik sinds jaar en dag Parti Socialiste in Brussel en Wallonië. De Waalse Parti Socialiste heeft een bijzondere en roerige geschiedenis. In 1978 toen ik net in Brussel was gearriveerd bleek de Belgische Socialistische Partij juist gesplitst in een Vlaamse en Franstalige partij. Medewerkers in het landelijk bureau op de Keizerslaan in Brussel, die jarenlang hadden samengewerkt, vonden elkaar nu hoogstens terug in de lift… Zoals in iedere scheiding… wat de ene dag nog vertrouwd was, is de volgende dag vreemd en na verloop van tijd zelfs onbemind.

De Waalse Socialistische Partij heeft een roerige geschiedenis, nauw verbonden met de vakbond, en de socialistische mutualiteiten (ziekenfonds), maar ook met de Waalse regionale beweging. Andre Cools was de laatste voorzitter van de BSP en de eerste président van de PS. Hij was de zoon en kleinzoon van socialistische voormannen. Zijn grootvader zat in de gevangenis wegens zijn syndicale activiteiten; zijn vader werd door de Nazi’s vermoord in het concentratiekamp.

Eind jaren zeventig stortte de Waalse kolen en staalindustrie in elkaar en raakten vele tienduizenden arbeiders hun werk kwijt. Wallonnië werd een sombere streek; Luik een zwarte, donkere stad, met maar weinig vreugde, en een gebrek aan perspectief. Ook in Charleroi en de Borinage veranderde een levendige streek in triestigheid en gebrek aan hoop en vooruitzicht.

Als weinig anderen lieten de Luikse filmmakers, de gebroeders Luc en Jean-Piere Dardenne, dat zien. Hun eerste van een reeks van ‘Luikse’ meesterwerken, Rosetta, maakte een onvergetelijke indruk op het publiek in de Europese bioscopen. Tegen de achtergrond van werkloosheid, armoede, en gebrek aan structuur toonden zij het leven van Rosetta, een jong meisje, zoekend naar werk en houvast.

De werkloosheid en armoede zijn nog niet overwonnen in Wallonnë, en ook niet in Luik. Maar er is wel wat veranderd. De Waalse economie, onder impuls van de Parti Socialiste, wordt hervormd, groeit harder dan de economie in Vlaanderen, en buitenlandse investeerders hebben de regio herontdekt. Extreem rechtse of populistische partijen? In Wallonnië krijgen ze geen voet aan de grond. Integendeel, het gaat snel de goede kant op in het zuiden van België. Dat zie je best in Luik. De herinnering aan de grauwe, zwarte stad is verdwenen. Het centrum is opgeknapt, levendig, hartelijk open en vrij. Luik is een onbekende, verrassende en mooie stad en niet vor niets heeft de Vurige Stede zich gekandideerd om in 2017 de Wereldtentoonstelling te mogen organiseren. Als het lukt om dat project binnen te halen, zal de wereld verrast worden. Dan mag de socialistische burgermeester Willy De Meyer trots zijn; dan heeft zijn ploeg in Luik een mirakel verricht. (Navraag leert me dat de kandiatuur van Luik voor de Wereldtentoonstelling niet bekend is bij partijgenoten in Limburg, in Aken, maar ook niet bij mijn Vlaamse vrienden in Antwerpen….)

Zover is het nog niet. Bovendien is de armoede nog niet verdwenen, en de werkloosheid nog niet opgelost… maar er is wel weer hoop, zelfbewustzijn en vertrouwen. Ik heb een afspraak met Marc Sombreffe, secretaris-generaal in het partijkantoor van de PS. Ik wil horen wat het geheim is van de PS.

Cecile Colon, secretaresse van het partijkantoor laat me binnen en brengt me naar een grote vergaderkamer, met een reusachtige tafel, waar aan weerszijden stoelen staan opgesteld. Op de tafel flesjes bronwater, glazen, busjes zout en een aantal schalen met hard gekookte eieren. Ik moet even wachten; secretaris-generaal van de afdeling van de PS Luik is een drukke baan. Zou ik een eitje durven pellen?

Als sterkste politieke en maatschappelijke beweging draagt zij sinds jaar en dag grote maatschappelijke en bestuurlijke verantwoordelijkheid in Wallonnië, in Brussel en in de federale overheid. De PS heeft buiten Wallonië een reputatie van ´clientalisme, geldverkwisting, en stagnatie’. Bovendien bleek de PS verwikeld in verschillende omkoopschandalen. Andre Cools, de beminnelijke machtspoliticus, werd voor het apprtement van zijn geliefde op straat doodgeschoten door een huurmoordenaar. De moordenaars, Tunesiërs, bleken ingehuurd door Italiaanse maffioso, die directe banden hadden met het kabinet van de Luikse PS minister, romancier en dichter, Alain van der Biest. Van der Biest werd nooit veroordeeld: enkele dagen nadat zijn oude moeder overleed, en kort voor de aanvang zijn proces, pleegde van der Biest zelfmoord.

Dat was het verleden. De Luikse PS heeft zich herpakt, nieuwe mensen stonden op, en zuiverden de partij. De Italiaanse immigrantenzoon Elio di Rupo heeft de trap van bovenaf schoongeveegd, maaar de PS is wel de PS gebleven.

Marc Sombreffe is verrast door mijn bezoek, mijn voettocht en mijn vraag: Wat is het geheim van de PS?

Marc Sombreffe: “Onze kracht is heel eenvoudig te verklaren. De ‘Action Commune’, de verbondenheid van vakbond, partij en ziekenfondsen geven ons een grote stabiele machtsbasis, en ongelooflijk grote verantwoordelijkheden. Onaantastbaar is voor de ‘Action Commune’ solidariteit. Dat betekent in de praktijk de verdediging van sociale zekerheid. Wij garanderen de menselijke waardigheid, en dus houden wij vast aan geindiceerde en fatstoenlijke werkloosheidsuitkeringen en pensioenen. Daarnaast dragen we verantwoordelijkheid in het bestuur van het land, van provincies en steden en dorpen. Dat betekent dat we de economie hervormen en aanpassen aan de moderne wereld, met een vrije, wereldomvattende markt. Die combinatie werkt. Solidariteit en economische dynamiek. Het kost natuurlijk tijd, een generatie, om een economie van staal en kolen om te schakelen, maar we weten welke kant we op gaan, en waarom. Mensen vertrouwen ons. Wij staan voor ons sociaal democratisch erfgoed.”

Onvermijdelijk komt de politieke impasse ter sprake, waarin België nu al zo lang verkeert. Marc Sombreffe, die ook gemeenteraadslid is in Seraing, een van de voorsteden van Luik, en tot voor kort voorzitter was van derdeklasser FC Seraing, wijst er op dat de vakbonden en mutualiteiten nog steeds nationale machtsfactoren zijn. De rechterzijde, de Vlaams nationalisten van Bart de Wever en de liberale partijen in Noord en Zuid, willen niets liever dan de sociale zekerheid afbreken, ontmantelen en vermarkten, zoals ook elders in en door Europa wordt gepropagandeerd. Daartegen vechten wij; daar gaat de strijd over.”

Marc Sombreffe: “Nogmaals voor de Action Commune geldt de solidariteit. De arbeidersklasse heeft er niets aan zich te laten verdelen, niet in het Noorden, niet in het Zuiden. De Waalse economie groeit harder dan in Vlaanderen. Straks heeft het Noorden ons weer nodig. Maar het komt goed.”

De PS heeft een enorme aanhang, nog steeds. Hoe doen jullie dat?

Marc Sombreffe: “Dat is heel eenvoudig, hoor. Toen de arbeiders met duizenden werden ontslagen zijn we iedereen persoonlijk gaan opzoeken. We hebben iedereen er bij de partij en in de beweging gehouden. Veel arbeiders zijn als zelfstandige gaan werken, of hebben bedrijfjes opgezet. Zij weten dat de solidariteit er niet voor niets is, en dat het ook voor hen belangrijk is wanneer het weer eens tegen zit. Daarom blijven zij bij ons. Er komt nog bij dat we de afdelingen heel lokaal hebben georganiseerd, eigenlijk op wijk en straat niveau. Voor de PS is de essentie het menselijk contact, de onderlinge verbondenheid, en zo hebben we ons georganiseerd.”

Vanzelfsprekend is de band met de vakbond en het ziekenfonds hecht. Iedereen heeft in België de keuze om zich bij een christen democraisch, liberaal, neutraal of socialistisch ziekenfonds aan te sluiten. Het ziekenfonds garandeert niet alleen goede, directe en betaalbare zorg, maar ook veel meer dan dat, tot zelfs vakantiereizen aan toe. In het arrondissement Luik zijn 350.000 mensen lid van het socialistisch ziekenfonds. De helft van alle Luikenaars is lid van de socialistische vakbondt, het FGTB-ABVV.  Marc Sombreffe: “Elke partner in de Action Commune heeft haar eigen verantwoordelijkheid, en natuurlijk zijn er soms spanningen, maar wanneer het er op aan komt, staan we schouder aan schouder. Nu rechts, en zelf Europa, echt de aanval heeft ingezet op het ontmantelen van de solidariteit, laten we elkaars hand niet los. Dat vraagt veel overleg en coördinatie, maar we houden vol. We geven de strijd tegen rechts, tegen het kapitalisme nooit op. ”

Marc Sombreffe staat op, verontschuldigt zich en haast zich naar een volgende afspraak. Even later sta ik op straat, kijk verbaasd achterom…. Alleen al in Luik, twintigduizend leden; persoonlijk contact; menselijke wardigheid, solidariteit. Geen populisme, geen extreem rechts. De Partij van de Arbeid heeft in Nederland 55.000 leden. In het hele land….

Het nieuwe station van Luik... toegangspoort voor Wereldtentoonstelling in 2017?

 

(wordt vervolgd.)

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

Op weg… Kerkrade, Heerlen en Sittard

Zo dadelijk per trein naar kerkrade, en vandaar te voet, via Landgraaf (?) naar Heerlen. Ik ben benieuwd naar de streek; de verhalen die wij in Zeeland over Zuid Limburg krijgen, zijn donker, somber en zwart…. na de MIjnstreek, nu de Krimpstreek, zegt men. Is het werkelijk zo somber, is het perspectief zo gericht op afbraak en angst? De regio, tussen Hasselt in Vlaams Limburg en Aken net over de grens is de bakermat van de Duitse en de Nederlandse literatuur, en de Latijnse cultuur van Luik ligt omde hoek. Alleen al daardoor zou je zeggen, is een ongekende bron van mogelijkheden… Intussen regent het na drie maanden en groeien de gewassen op de velden. Het is donker en de weersvoorspellingen zijn ongunstig voor de wandelaar. Ik neem het voor lief; het gaat om de oogst, altijd.

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

Op zoek

Op zoek.
De internationale economische dynamiek, onder impuls van technologische vernieuwingen, zijn een gegeven. We kunnen sneller en directer communiceren, met eender welke plaats op aarde dan ooit te voren, en we kunnen snelller, beter, en met grotere zekerheid goederen transporteren dan ooit het geval was. Die ontwikkeling heeft grote gevolgen voor de economische orde van bedrijven en burgers, voor het milieu en he klimaat, en voor de verhoudingen tussen arbeid en kapitaal, armoede en rijkdom in de wereld. Het is een ontwikkeling die niet meer valt terug te draaien, ook al roept nationalistisch rechts dat nog zo hard.
De internationale economische orde heeft verstrekkende gevolgen. De prijs voor de wereldwijde ontwikkeling van rijkdom wordt betaald door een ieder die niet mee wil, of niet mee kan in de stroom van de moderne tijd. Wie verkiest te zorgen, hier in ons land, voor oudere lichamelijk en verstandelijk eghandicapte mensen, zal weinig verdienen en niet, zoals de lezers van de Lux pagina’s in de NRC of Volskrant, kunnen gaan shoppen in New York, of Parijs. Wie de pech heeft geen hogere economische studies te kunnen volgen, of enige andere hogere beroepsopleiding, doet ook niet mee. Schrijnender is het lot wellicht van de arbeidersklasse in het verre Oosten, die vaak en lang in de slechtst denkbaarste omstandigheden een schamel loon moeten veroveren, en veroordeeld zijn tot een uitzichtloos leven.
De internationale economische orde dwingt de overheden van de verschillende landen om zich te beperken op elk denkbare manier. De toestand van de financiële middelen van de overheid wordt streng gecontroleerd door internationale en centrale banken, en de financële markten. Wie langdurig de tekorten op de rijksbegroting laat oplopen en potverteert wordt onvermijdelijk tot de orde geroepen.
Al bij al moet de sociaal-democratie verder denken, afwegingen maken zoals grote, wereldomvattende bedrijven als Shell dat doen. Hoe garanderen we in de toekomst niet alleen de democratie en rechtsstaat, mar ook een evenwichtige balans in de samenleving, waarbij we er voor zorgen dat een ieder wordt gerespecteerd, dat ieder mens met alle kwaliteiten en gebreken, een volwaardige rol krijgt in het leven, en ind e samenleving? Die zorg, het perspectief op een volwaardig bestaan, in een levende, verantwoordelijke democratische orde, dat is de opdracht voor de sociaal democraten. Hoe, waar, waarom, en wie? Daar gaat het nu om. Daarom ga ik dezer dagen op zoek naar cooperatieve initiatieven, en bezien wat werkt, en wat niet.
Wanneer de overheid zich terug trekt en voorzieningen concentreet, of overlaat aan de markt, ontstaat ruimte die burgers, bedrijven en organisaties zullen opvullen, noodzakelijkerwijze. Partijen die verantwoordelijkheid dragen voor de organisatie van het openbaar bestuur en de democratie kunnen nuances aanbrengen in de ontwikkeling, maar niet veel meer dan dat. Voor de burgers, vanaf een afstand, of door de filters van de media, lijken partijen op elkaar, in toenemende mate. Geen van allen biedt een werkelijk perspectief, anders dan dat van een maatschappij van vrijheid, onzekerheid en lankmoedigheid, in plaats van vertrouwen, betrokkenheid en onderlinge samenhang en betrokkenheid.
Twee kwesties dringen zich dan op. Op welke manier kan de sociaal democratie zich in de toekomst nadrukkelijk onderscheiden en hoe organiseer je dat dan? Hoe geef je vorm aan idealen, aan menselijke waardigheid en onderlinge verbondenheid. Meer en meer dringt zich het oude idee van de coöperatieve op. Gemeenschappelijke belangen verbinden in nieuwe vormen.

La coopérative du Peuple.....
Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

Eijsden, Joseph Bruls…. 80 jaar en niet geluierd…

Eijsden, Jospeh Buls, 80 jaar.

Joseph Bruls werd in 1931 geboren in een katholiek gezin van zestien kinderen. Zijn vader had een kleine boerderij in het heuvelland. Jospeh, de oudste van de kinderen, wilde niets liever dan boer worden maar er zou, wanneer de boerderij zou worden opgedeeld, niet voldoende overblijven om alle kinderen een boerenbestaan te garanderen. Om die reden besloten de ouders van Jospeh naar Frankrijk te verhuizen; zij kochten daar een boederij van 350 hectare, waarvan 100 hectare bos. Het was een pracht bedrijf, herinnert Joseph zich. De jongste kinderen werden in Frankrijk geboren en in het Frans opgevoed.
Het noodlot sloeg evenwel na vier jaar toe. Moeder kreeg kanker en had als wens om in Limburg te sterven. Daarom verkochten zij de boederij in Frankrijk en keerden terug naar de oorspronkelijke boerderij in de omgeving van Eijsden. In de ogen van de nu tachtig jarige Jospeh wellen tranen op wanneer hij over zijn moeder vertelt. “Toen moeder dood ging, was de kerk te klein, “zegt Jospeh zacht.. “We hebben het daarna wel met elkaar gered, maar het was een heel, heel moeilijk.” De jongste kinderen, die alleen Frans spraken, kregen bijles van een juffrouw uit het dorp.
“ Na de oorlog werd ik opgeroepen voor militaire dienst, samen met twee broers,”vertelt Jospeh. “ Het was de tijd van de ‘Politionele Acties’ in voormalig Nederlands Indië, de koloniale oorlog die Nederland voerde. Joseph, en twee oudste broers wilden niet in dienst en naar de oorlog. Maar het alternatief was evengoed ook verschrikkelijk: de Mijn.” Opnieuw wellen tranen in zijn ogen op.
Jospeh: “Ik wilde boer worden, werken op het land, niet onder de grond. We hadden geen keuze. Maar we waren wel met zestien kinderen; we hadden iedereen nodig. Mijn derde broer, die durfde niet naar beneden, hij durfde niet onder de grond. We hebben het kunnen regelen dat hij in het magazijn kon gaan werken. Maar wij zijn de mijn in gegaan. En we hebben goed gewerkt, hard en goed gewerkt. Het heeft zes jaar geduurd. Daarna heb ik een boerendochter getrouwd, en zijn we op de boerderij van haar familie, op het plateau van Margraten gaan boeren. Dat was geweldig. Ik deed het zo graag.”
“We kregen drie kinders, twee jongens en een meisje. Mijn dochter wilde graag door leren, voor arts, maar dat heb ik haar afgeraden. Ze heeft geleerd voor apothersassistente e n is nu getrouwd met de schooldirecteur van Voeren. Ze hebben het goed. Mijn jongens konden ook goed leren. De eerste is professor geworden in de sterrenkunde aan de universiteit van Freiburg, in Duitsland, en de tweede is naar de Filipijnen gegaan, waar hij een baas is in een bedrijf met 2000 man personeel. Stel je eens voor, twee duizend mensen… Maar hij wilde dat graag. Groots en ver.”
“Jaren geleden hebben we de boerderij moeten opgegeven. We werden onteigend voor de mergel. Ik heb het nog twee jaar kunnen tegen houden, en een betere prijs voor de grond afgedwongen. Maar het was toch gedaan. Ik was graag een tuinderij begonnen, maar dat zat er hier niet meer in. Ik ben maar gaan werken voor een tuinder, in loondienst. We hebben een mooi huis gevonden, hier boven Eijsden, met een mooie tuin en een moestuin. Ondanks de droogte bloeien mijn aardappels; het is prachtig. Ik was graag tuinder geworden. Toen ik 65 werd heb ik tegen mijn vrouw gezegd, het is nu mooi geweest. Het hoeft niet meer, maar ik ga niet luieren. Daarom doe ik nu de tuin, bij meneer pastoor, bij Mevrouw van het Witte Huis, en zo heb ik nog genoeg mensen.”
“En weet ge wat mooi is? Mijn broers en zussen…, we zien elkaar allemaal nog even graag, en we komen allemaal nog graag bijeen. Mijn broers en zussen. Is dat niet prachtig? De mensen vragen vaak hoe we dat doen? Een ieder in zijn en haar waarde laten, en wat ik eerder ze: eerlijkheid.”

Joseph
Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

Veertiende etappe…Op zoek naar de grens… Eijsden en verder

De 14e etappe leidde van Maastricht naar Eijsden, en weer terug. Een verhaal van de streek, van de grens en een droom… Het is een lang verhaal, met twee extra verhalen als bijlage en toelichting. Natuurlijk allemaal te lang… maar de wandelaar neemt de tijd.

Van Maastricht station naar Eijsden, het uiterste zuidwesten van Limburg, is maar een klein eindje via, een lange rechte weg. Maar een klein eindje te voet is altijd nog anders dan dat zelfde eindje met een auto, met de bus, of trein. De tijd neemt de tijd, luchten blijven hangen en de vogels, die kun je horen. Van mensen zie je het gezicht, en een nog levend wurmpje op het fietspad, raap ik op en gooi haar in de berm. Tegelijkertijd, op weg naar de plaats waar de Maas het land binnenstroomt, hoor ik voortdurend het lawaai van auto´s, als het ritme van de wereld. Voorjaar 2011.
Op weg naar Eijsden, vanuit het station van Maastricht wandel je door een nieuw aangelegde wijk, de Ceramique, die naar een ontwerp van architect Jo Coenen is aangelegd, met brede lanen, appartementsgebouwen, binnenpleinen en doorkijkjes. Je treft er winkels waar paspoppen in de etalges staan in jurken, zo kostbaar, dat ik aan niets anders kan denken dan aan de moeder die ik op vrijdagmiddag haar tasje zag vullen bij de voedselbank in Tilburg, in het zaaltje onder de kerk. En in een volgende winkel zie je dan stoelen van glimmend wit leer en gebogen roestvrij staal, breed, groot, en alleen maar bedoeld om te imponeren. Mensen zie je hier niet. Niet achter de etalages, niet in de chique appartementen, niet in de vliedende stroom van het autoverkeer.
Aan de rand van Maastricht, in een bocht van de Maas, staat het Gouvernement, het hoofdkwartier van de provinciale overheid. Het lijkt alsof het gebouw grootser, machtiger en schoner moet zijn dan de Abdij van Middelburg, belangrijker dan het Binnenhof van den Haag, rijker dan het Berlyamont in Brussel. De vlaggen van de provincie wapperen er fier naast die van Europa en andere regio´s. Limburg heeft een geschiedenis die buiten de provincie nauwelijks bekend is en wie er enigszins mee vertrouwd is, begrijpt ‘de gouvermentele’uitstraling van het provinciehuis maar al te goed.
Limburg heeft een bijzondere, haast niet na te vertellen geschiedenis. Vrijwel iedere stad, vrijwel ieder Limburgs dorp heeft, in de loop der eeuwen, een eigen staatkundige geschiedenis geschreven. In die zin is het historisch verhaal van Limburg zo compleet anders dan dat van de rest van de Nederlandse provincies. De Limburgse geschiedenis is direct verbonden met die van het Bourgondische rijk, met Duitse rijk, het Franse rijk, met de Oostenrijkse en de Spaanse geschiedenis, en de Hollandse bemoeienis is in essentie beperkt in de tijd en, door velen indertijd in Limburg ervaren als ongewenst. Immers de sociaal culturele geschiedenis van Limburg is nauw verbonden met het katholicisme, en het Noorden met het protestantisme.

Veel helpt de allure van het provinciehuis Limburg evenwel niet: in den Haag, in de Randstad is er weinig contact met en inzicht in wat zich in het verre zuidoosten van het land afspreelt. Tegelijkertijd merk ik, zo wandelend door de provincie, dat de Limburgers ontwikkelingen over zich heen laten komen en af en toe mopperen, maar ook zelf (te?) weinig initiatief nemen.
Vandaag is het een zonnige, droge donderdag in mei. Het waait hard uit het zuiden. Onder weg zie ik al diep rode kersen aan de bomen hangen. In de verte tekent zich groen, het Limburgse heuvelland. Nog even en ik ben op het zuidelijkste punt van de voettocht aangekomen. Dat betekent dat ik, na een bezoek aan Luik en Aken, al weer door Limburg terug ga, naar het Noorden, dan, natuurlijk aan de westelijke kant van de provincie, maar toch.
In Eijsden, waar de Maas Nederland binnenstroomt, is het weekmarkt. Eijsden is een mooi stil stadje, met een prachtig kasteel, een enkele makrante dorpsstraten, en een plein, schuin omhoog kruipend, achter een oude kerk. Het meest bekend wellicht is Eijsden door de koninklijke harmonie St. Cecile, een van de beste mooiste en meest kleurrijke harmonieorkesten van het land.
Op de markt van Eijsden wordt brood verkocht, koeken, olijven, vis en vlees, kaas, en snoepjes, groenten en stoffen en kleding. Het is er gemoedelijk, en de mensen wisselen in alle rust de laatste nieuwtjes uit. Ik hoor twee mannen spreken over het zangkoor waar een van de twee, de oudste, uit vertrokken is. “Ik kan niet tegen onrecht, “ zegt de oude man die een pet draagt en zijn fiets aan de hand heeft. “Ik ben heel mijn leven eerlijk geweest, recht door zee. Waar of niet?” De ander knikt en zegt dat hij moet gaan. In zijn opwinding herhaalt de oude baas tegen me dat hij niet tegen onrecht kan en we raken aan de praat. Joseph Bruls is naam; hij is tachtig jaar oud, en heeft, nadat hij vanmorgen eerst zijn eigen tuin heeft gedaan, vanaf elf uur in de tuin van Mevrouw van de Witte Bungalow gewerkt. Hij heeft zo vijftien euro verdient. (zie kader)

Joseph Bruls, 80 jaar.... en niet geluierd

Deze voettocht is steeds een avontuur. Ik zorg er meestal voor dat ik elke etappe wel ergens een afspraak heb, maar laat me grotendeels leiden door het toeval. De ontmoeting met Jospeh Bruls is zo,n toevallig geschenk. Terwijl ik afscheid neem, en Josef de hand schud, rijdt een bus naar Maastricht het marktplein op… Dat helpt. De afspraken die ik heb gemaakt, houden ditmaal verband met coöperatieven. Ik haast me om die reden naar het Landbouwbelang in Maastricht.

Terwijl ik in de bus terugkeer naar Maastricht, herinner ik me de vader in Berg aan de Maas, wiens zoon professor werd aan de Stanford universiteit in San Francisco; nu een profssor in Freiburg, in de astronomie. Ik zou die jongens, die professoren, wel eens willen benaderen, bedenk ik. Via het internet zijn beiden vast te traceren. Hoe kijken zij terug op hun jeugd in Limburg, en de ontwikkeling sindsdien?
In het ‘Landbouwbelang’ in Maastricht zo vernam ik vorige week was een cooperatieve inkooporganisatie opgericht. In Wallonië, op de andere oever van de Maas, tegenover Eijsden, is een cooperatieve supermarkt gestart door de ‘Action Commun’. Beiden initiatieven wilde ik bezoeken; de een, in Wallonië, van bovenaf georganiseerd; de ander, vanaf de basis, door een groep van ongeorganiseerde, maar idealistische jongeren.
De bus van Eijsden brengt me naar Maastricht waar ik aan het begin van de avond een afspraak heb met Jeroen Bouwer, de jongen met een koffiekarretje die ik een week eerder ontmoette op de Maastrichter weekmarkt. Hij vertelde me bij die gelegenheid over het Landbouwbelang, een gekraakte silo aan de Maas waar een aantal jongeren wonen en onder andere een cooperatieve inkoop organisatie hebben. (zie kader )
Het gebouwencomplex van het Landbouwbelang stond al zeker twee decennia leeg voor een groep jongeren besloot, jaren geleden, het pand te kraken. Er wonen nu 14 mensen, waarvan de oudste, Reinier, 78 jaar is. Jeroen vangt ons op; je kunt niet zomaar het complex binnenlopen. Jeroen woont niet in de silo, maar in een wonderlijke boomhut, bij de ingang van het complex.. “Het is geen huis, maar een kunstwerk, wel beschouwd,” vertelt hij met een vanzelfsprekendheid waardoor je aan de uitspraak ook niet aan twijfelt. De boomhut is inderdaad geen huis, maar een insect, of nader beschouwd, een paddestoel die ernstig op een boomhut lijkt. Niets wat het is wat het is. Dat heeft als voordeel dat al het gezeur van gemeentelijke vergunningen oplost als rook in mist. Het Landbouwbelang is een vrijplaats in Maastricht, gebouwd op creativiteit, op durf, slimmigheid en autonomie..
Jeroen neemt ons mee naar binnen; we komen terecht in een reusachtig grote hal waarin een expositie wordt voorbereid. Het is niet alleen groots, maar ook ruim en strak; iederen kunstenaar beschikt over een eigen hokje en geheel maakt een evenwichitge, uitgebalanceerde indruk. Jeroen: “We hebben geen inkomsten; in principe hebben we geen geld nodig om dit gebouw te onderhouden en onze activiteiten te financieren. Materiaal vinden we in de stad, of mensen komen het ons brengen.”

In een volgende ruimte zien we werkplaatsen waar aan een oude auto wordt gesleuteld, en weer door iemand anders aan fietsen. In de Graansilo is een feestzaal, annex concertpodium. Er kunnen voorstellingen worden gegeven door studenten van de beste toneelschool van Nederland, die in Maastricht gevestigd is. En, in het Landbouwbelang worden feesten en evenementen georganiseerd; maandelijks bezoeken ongeveer 4000 mensen dit eldorado van creativiteit. Jeroen vertelt over Reinier, de oude baas, die een van de 14 bewoners is, en een gepensioeneerd ingenieur is. “Hij heeft zijn leven lang voor Gazelle fietsen ontworpen en technisch verbetererd. Eigenlijk is hij uitvinder, veeleer dan iets anders. De jongste jaren ontwikkelt hij waterpompen die hij overal in de wereld aanlegt in samenwerking met de plaatselijke bevolking.” Overal in het complex wijst Jeroen plaatsen aan waar Reinier waterputten heeft geslagen, of pompen aangebracht. Zelfs op het hoogste niveau in het complex zijn er waterkanalen die door pompen gevoed worden. “Reinier zoekt altijd naar technieken om water bergen op te krijgen. Dat kan hij hier allemaal uitproberen.”
Muzikanten kunnen, ergens in het reusachtige complex, terecht in een perfecte geluidsstudio van Bart Brouns, ‘Studio Magnetophon’ waar professionele opnames gerealiseerd worden. Vanzelfsprekend is er ook een podium voor concerten en theatervoorstellingen. Studenten uit het kunstonderwijs in Maastricht kunnen er ervaringen op doen.
Weer dieper in het gebouw is een volkskeuken, waar elke maandad tachtig mensen voor vijf gulden een vier gangenmaaltijd verorberen. Dat zijn gewoon mensen uit de buurt, jong en oud, met een kleine portemonnaie. De voedsel inkoopcooperatie is zo ook opgericht. Wie lid van deze cooperatie is, kan een bestelling plaatsen en zo goedkoop, want tegen groothandelsprijzen, boodschappen doen. De cooperatie is onder gebracht in een stichting. Wel moet je er eens in de maand mee helpen om de producten te sorteren, en gereed te maken om op vrijdag te worden uit gegeven.
Het wonderlijkst is de Weggeef Winkel. Hier kan een ieder die spullen nodig heeft maximaal vijf dingen mee nemen, een bed, een tafel, stoelen of televisie. Je kunt het er allemaal vinden, en krijgen. Hoe de Weggeefwinkel aan spullen komt? Ook dat is weer vanzelfsprekend; men komt overbodige zaken en spullen brengen…
Jeroen: “Dit is een project van de basis van de samenleving. Mensen houden het gezamenlijk in stand, en er gaat geen geld om. We verdienen allemaal onze eigen centjes, buiten dit terrein. Ik heb een opleiding van docent beeldende vorming, maar ben begonnen met het koffiekarretje, aanvankelijk bij evenementen, maar nu ook p de markt van Maastricht.”

Jeroen vertelt dat het Landbouwbelang onlangs, op de eerste mei, een prijs kreeg van de Maastrichtse Partij van de Arbeid, de Willem Vliegen Penning. “Dat is echt heel leuk, en aardig. Eerder kregen we ook al een prijs van Groen Links. Maar het grappige was dat we de Willem Vliegen Penning helemaal niet gekregen hebben, omdat men bang was dat we die zouden kwijt raken. We kregen wel een geld bedrag dat bij de prijs hoort, maar ja… aan geld doen we hier niet. Die Penning, dat vonden we nu juist wel heel mooi.”Jroen lacht hartelijk. “Elk blijk van waardering is altijd fijn. Ook dit goed bedoelde initiatief.”
Jeroen heeft ondanks alles vertrouwen in de toekomst van het Landbouwbelang. De gemeente heeft gezegd dat de nieuwe anti-kraakwet er niet toe zal leiden dat het complex zal worden ontruimd. Aan de andere kant is Jeroen realistisch genoeg. Het Landbouwbelang ligt tegen het centrum aan, aan de oever van de Maas. Joop van den Ende, of een andere projectontwikkelaar kan er zo maar het oog op laten vallen….
De volgende ochtend ga ik op weg naar Lixhe, een klein dorpje, aan de overzijde van de Maas bij Eijsden. Lixhe behoort tot de provincie Luik in het Waalse gewest, en is Franstalig. Het dorp ligt ingeklemd tussen Maas en het Albert-kanaal, en is vooral bekend van de cementfabriek die de Maasoever en daarmee de hele omgeving domineert.
De Vlaams- Waalse taalgrens reikt tot hier of, weer anders gezegd, de Latijnse en Germaanse cultuur raken ook hier elkaar. In Nederland, in Holland, wordt over die onbekende grens en de daaruit voortvloeiende conflicten in België met veelal met onbegrip of hoongelach gereageerd. Ik vind dat eerlijk gezegd nogal jammer. Wie hier over de grens kijkt, verrijkt zichzelf, en de ander. Het aardige is overigens dat de oude mensen in de streek elkaar goed verstaan in het lokale dialect, het Norbiks.
In Waalse landsgedeelte is de sterkste politieke beweging de sociaal-democratische familie. De vakbonden, de ziekenfondsen en de partij onderhouden nauwe, directe banden. Vorig jaar, zo ontdekte ik via het internet, is de ‘Gemeenschappelijke Actie’ (partij, bonden en mutualiteiten) begonnen met een nieuw initiatief: C Populaire. De bedoeling van het project was eenvoudig: in kleine, coöperatieve supermarkten worden, naast reguliere supermakrtproducten, ook streekproducten verkocht. Boeren uit de streek kunnen zo hun producten direct leveren aan de klanten in de omgeving; dat scheelt een hoop transportosten, levert verse, herkenbare producten en reduceert de belasting van het milieu ten opzichte van de industriële voedselproductie waarmee ingewikkelde en grootschalige transporten zijn verbonden.

Vanzelfsprekend betekenen die kleine cooperatieve winkels in een regionaal verband een impuls voor werkgelegenheid. Consumenten zouden ook voordeel hebben; leden van de gemeenschappelijka actie zouden tien procent korting krijgen ten opzichte van de reguliere supermarktprijzen. Echt, een prachtige droom… echter uit het telefonisch contact vooraf, blijkt dat de werkelijkheid zo mooi niet is.

Wanneer ik bij de winkel in Lixhe aan kom, zie ik een kleine buurtsupermarkt, met vrijwel lege winkelschappen, en een gebrek aan klandizie. Niks lokale producten, niks regionale dynamiek. Sophie Hermans is 35 jaar en beheert de winkel. “Het was een mooi project, maar we sluiten aan het einde van de maand mei. De mensen hebben het laten afweten. Partijleden reden onze deur voorbij, heus. We kennen toch iedereen. Ik ben hier, van het dorp.”
Vorig jaar nog opende de voorzitter van de Parti Socialiste, Elio di Rupo, de eerste van drie winkels. Het was nadat in de jaren tachtig van de vorige eeuw de laatste coöperatieve winkels in Wallonnië sloten, voor het eerst dat een dergelijke nieuwe impuls gegeven werd. In het verhaal van Sophie over de mooie woorden die werden gesproken, en de goede bedoelingen van een ider, hoor ik een herkenbaar verhaal. Net als ik mee maakte in de alereerste periode van het dagblad de Morgen in Vlaanderen (ook een project van de ‘Gemeenschappelijke Actie van de sociaal democratische familie) was er nu te weinig realiteitszin, te weinig kapitaal, een niet voldoende doordacht marketing plan, en, wellicht het meest belangrijk, te weinig personeel, te weinig ondernemingsvrijheid.
Sophie Hermans: “Een eindje verderop is al een kleine burtsupermarkt waar de mensen graag naar toe gingen. Wat zouden ze hier komen? En dan nog iets. Deze winkel was natuurlijk verbonden aan de ‘Action Commun’ dus wie daar niets mee te maken wilde hebben, mensen van andere partijen, zagen we hier nooit als klant. Er is ook te weinig reclame gemaakt en we hadden ook op de zondagmorgen moeten open zijn, en gazetten moeten verkopen, en bier. Je moet verkopen wat gevraagd wordt. Dat heb ik vaak genoeg door gegeven. Maar ja, ik kan ook geen ijzer met handen breken.”
Intussen is de winkel gesloten, en moet Sophie opnieuw op zoek naar werk. “Ik ben 35 jaar, en dat moet nog wel lukken, maar mijn collega in Cheratte, is al ouder dan 50 jaar. Waar zal hij dan werk gaan vinden? Niemand boven de vijftig vindt ooit werk.”

We nemen afscheid, en ik wandel terug naar Eijsden. Vandaar neem ik de bus naar Maastricht, en vervolgens de trein naar Goes terug. Thuis zoek ik de website nog eens op van C Populaire en zie de aankondiging.. La coöperative du Peuple… les magasins sont fermees….
Tussen de Hemelvaartdagen en Pinksteren ga ik naar Luik en Aken, steden zo nauw verbonden met Zuid Limburg. Zou de sociaal democratie in deze streek leven, en zijn er onderlinge contacten? We zullen zien. Een volgende keer meer.
Hartelijke groeten van
Jan

Sophie Hermans... intussen op zoek naar ander werk
Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

sociaal democratisch erfgoed en de toekomst

Vandaag ga ik weer op stap, met de trein naar Luik, de ‘Vurige Stede’, even ten zuiden van Maastricht. Daar ligt het hart van de Waalse sociaal-democratie. Ondanks alles slaagt de Waalse PS er in jaar in jaar uit bijna veertig procent van de kiezers vast te houden, is er in Wallonië geen sprake van extreem rechts en groeit de economie in Wallonië harder dan in Vlaanderen. Luik maakt zich op voor de wereldtentoonstelling in 2017 en dat niet voor niets. Ik ben benieuwd…
Vrijdag ga ik op zoek naar partijgenoten in Aachen. Daarbij krijg ik hulp van Georg Götz, raadslid in Vaals, maar al meer dan dertig jaar lid van de SPD. Ik ben benieuwd naar de manier waarop de Duitse partijgenoten zich handhaven, naar de manier waarop hun stadsbestuur is georganiseerd en, natuurlijk, in hoeverre sociaal democraten, nu er geen grenzen meer bestaan, met elkaar om gaan….
Het verslag van mijn tocht naar Eijsden, en het bezoek aan de coöperatieven, volgt in de loop van het weekeinde. Het is bijna klaar.

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

Over vroeger en nu, en dan … weer vooruit. 13e etappe Elsloo – Maastricht

13e Etappe, Elsloo – Maastricht.

Over vroeger en nu, en dan… weer vooruit

Kats, 30 mei 2011

Het stoptreintje van Roermond naar Maastricht brengt me naar het station Beek-Elsloo, waar ik vorige week mijn voettocht eindigde. Het is een station van niks: twee perronnetjes, een schuilhokje en een automaat waar je een kaartje kan kopen. Zon, wind en regen hebben vrij spel, en wanneer ik donderdag om half een aankom, is het er stil, leeg en grijs. Het is vooral ook warm en benauwd. Gelukkig heb ik geen andere keuze dan mijn rugzak op te nemen en verder te gaan, stappen, voetje voor voetje, op naar het kasteelpark van Elsloo. Zin om te wandelen? Nee, vandaag niet.

Op het terras van kasteel Elsloo heb ik een afspraak met Jose Ie. Zij is wethouder van de gemeente Stein, waar Elsloo onderdeel van is, net als Urmond, en Berg aan de Maas, waar ik vorige week doorheen trok. Stein telt bijna 26.000 inwoners; voor Zeeuwse begrippen is het een redelijk grote gemeente. Op Noord-Beveland, waar Kats ligt, wonen 7.000 inwoners; Schouwen-Duiveland met Zierikzee telt ongeveer 20.000 inwoners. Zo klein is de gemeente Stein niet.

Josee Ie, wethouder gemeente Stein... een zonnig, zuiderlijk terras in Elsloo

Het kasteel van Elsloo heeft een terras, waar het zo aangenaam is, en waar bloeiende klimro-zen, roze en rood, hoog tegen de oude stenen groeien. Jose Ie is voor een tweede termijn wet-houder in Stein. Ze heeft de portefeuille economie en financiën. De bezuinigingen treffen ook Stein. Alleen al op de sociale werkplaatsen moet er vier miljoen bezuinigd worden. Maar er is nog een andere zorg, ziet Jose Ie. “Stein heeft bijna 26.000 inwoners, maar voorzieningen voor een gemeente die tweemaal zoveel inwoners heeft. Dat is niet vol te houden, en ook niet te verantwoorden. In Elsloo heb je vier basisscholen die vlak bij elkaar liggen.”
Maar in Berg aan de Maas zien de mensen het verdwijnen van de dorpsschool niet als een vooruitgang, wel integendeel. Het dorp ligt geïsoleerd op een smalle strook tussen de oor-spronkelijke Maas en het drukbevaren Julianakanaal. Je kunt er alleen maar weg via een oude, smalle en levensgevaarlijke brug, naar het aan de overzijde van het kanaal gelegen Urmond-Oost en Stein. Ik ben te voet over die brug gewandeld en was mijn leven niet zeker, zonder voetpad, naast razende automobilisten.

Jose Ie is niet onder de indruk van die bezwaren. Onderwijsadviesbureaus hebben uitgerekend dat voor een kwalitatief goede brede school ongeveer tweehonderd leerlingen nodig zijn. In Berg zullen in de toekomst niet zoveel kinderen wonen, legt Jose Ie uit. Het risico bestaat dat de school in Berg aan de Maas straks minder dan 150 leerlingen heeft; dan valt de kwaliteit van het onderwijs niet meer te garanderen.

Ik val bijna van mijn stoel. “Waarom zou de kwaliteit op een school met minder dan 150 kin-deren niet gegarandeerd kunnen worden?” vraag ik, tegen de achtergrond dat op de Bevelan-den (Noord-Beveland, Zuid-Beveland en Goes) niet één school bestaat met 150 kinderen. Bovendien werd ons schooltje in Kats, met nooit meer dan vijftig leerlingen, enkele jaren ge-leden via een film in heel Europa nog als voorbeeld gesteld voor kwaliteit van onderwijs in een kleine gemeenschap… maar ja. In Kats, het dorp waar ik woon, kunnen bestuurders hun borst nat maken als ze het schooltje willen gaan sluiten. En die plannen zijn er, met overigens precies dezelfde argumenten van de onderwijsadviseurs als die van hun collega’s in Berg. Het sluiten van de school in Kats zal leiden tot opstand, woede en actie; niet meer en niet minder. De vraag is of Limburgers ook zo zullen reageren. Jose Ie verwacht het niet.
Besturen in Stein is overigens een hachelijke zaak, legt ze uit. In de gemeenteraad zijn veel lokale partijen vertegenwoordigd, en wel acht oud-wethouders zijn nu gemeenteraadslid. De vertegenwoordigers van lokale partijen hebben hun wortels in het verenigingsleven, in fanfa-res en voetbalclubs. Dat geldt niet voor Jose; zij was voor haar wethouderschap betrokken bij het antidiscriminatiebureau; ook van belang, erkent ze, maar geen club die tijdens een Oranje-feest luid toeterend door de straten trekt en veel aanhangers telt. Het besturen in een gemeen-teraad waarin zoveel persoonlijke belangen en oude geschiedenissen zijn samengebald, vraagt niet minder dan de hoogste evenwichtskunst. “Ik doe dit werk graag,” zegt Jose, “maar ik ben me bewust van alles risico’s. Mijn leven wordt evenwel niet bepaald door deze functie.”
Met overtuiging en passie spreekt Jose Ie over het grote Chemelot Campus. De verschillende overheden in de streek hopen met onderwijsinstellingen en het bedrijfsleven de economie een impuls te geven. “We zetten hier in op de kenniseconomie. Onder de vleugels van DSM is hoogwaardige chemische bedrijvigheid in de streek, waar vele duizenden mensen direct en indirect werk vinden. We moeten als overheden proberen hoogopgeleide mensen naar deze streek te trekken. Dat betekent dat we moeten nagaan wat zij leuk vinden, wat hun hobby’s zijn en hoe zij willen wonen. Iedere hoogopgeleide kenniswerker levert ook weer banen op voor lager geschoolden,” aldus Jose Ie.
De mogelijkheden van de verschillende overheden zijn overigens beperkt. Ook hier in Stein moet bezuinigd worden. De sociale werkplaatsen hebben steeds meer moeite om mensen bij bedrijven te detacheren. Bedrijven in de streek vallen om… Bij de sociale werkplaats werken ruim tweehonderd inwoners van de gemeente; er moet op de begroting 4 miljoen worden ge-kort. “Mensen krijgen het echt steeds moeilijker. In mijn eerste periode heb ik ervoor gezorgd dat er een voedselbank kwam. Daar is behoefte aan. Niet dat ik zo blij ben met een voedsel-bank, maar het gebeurt nu eenmaal, dat mensen plots in financiële moeilijkheden komen, bij-voorbeeld door het verlies van werk en hoge lasten die elke maand weer terugkomen. Je moet erkennen dat er dan geen geld is om eten te kopen, dat mensen wel degelijk zijn aangewezen op een voedselbank.`”

We nemen afscheid; ik moet mijn laatste stuk langs het Julianakanaal volbrengen, richting Maastricht. Weer kilometers over het smalle jaagpad, met heel af en toe een binnenvaartschip ter afleiding. Ik wandel door het stille dorp Geule, door Brommelen en Bunde, en er is geen mens te zien. Tegen het einde van de middag nader ik Maastricht. Althans de eindeloze, troos-teloze bedrijfsterreinen aan de noordkant van de stad, terwijl duizenden mensen in auto’s naar huis schuiven… Het is bovendien naar weer, benauwd, grijs, warm en vochtig, terwijl de wind op steekt en me kwetsbaar maakt.

Ik ben doodop wanneer ik tegen zeven uur aanbel bij Weike Medendorp en Eric Ummels, die me onderdak hebben aangeboden in Maastricht. Rugzak neer, schoenen uit, een glas water, even op adem komen… En dan een heerlijke maaltijd: de voettocht is uiteindelijk niets meer en niets minder dan een voorrecht. Ik ben de gelukzak…
In de loop van de avond bespreken we met elkaar de toestand van de sociaal-democratie in Limburg. De geschiedenis van de beweging is oud en gaat terug tot in de negentiende eeuw, toen Willem Vliegen uit Gulpen actief werd. Hij had nauwelijks een opleiding maar ontwik-kelde zich als typograaf, sloot zich aan bij de Sociaal Democratische Bond, en werd een actief propagandist in Maastricht. Over het ontstaan van de sociaal-democratische beweging in Limburg geven Weike en Eric me een boekje: ‘100 jaar over de rooien’. Het verhaal leest als een trein. Vooral de eerste decennia van de sociaal-democratie betekenen een eindeloze strijd; vallen en opstaan, kleine stapjes vooruit en grote teleurstellingen. Willem Vliegen uiteindelijk wordt een van de twaalf oprichters van de SDAP, de voorzitter van het stichtingscongres, en lange tijd ook voorzitter van de partij, wethouder en lid van de Tweede Kamer. Ergens, op het kerkhof aan de Tongerseweg in Maastricht, ligt Vliegen begraven, vertellen Weike en Eric.

Het gaat niet goed met de Partij van de Arbeid in Limburg. Jose Ie vertelde hetzelfde verhaal wat ik nu ook van Weike en Eric hoor. De club veroudert, heeft buiten de steden nauwelijks nog aanwas van nieuwe leden. Weike en Eric hebben in de campagne voor de provinciale verkiezingen meer dan vijfhonderd kilometer door de stad gelopen om deur na deur de mensen aan te spreken met een eenvoudige vraag: “Leveren we Maastricht over aan de PVV; laten we het gebeuren dat Maastricht als een intolerante stad wordt aangemerkt?” Deur na deur, in de volkswijken. Het resultaat was er naar: bij de provinciale verkiezingen werd de PvdA in Maastricht weer de grootste partij van de stad.
Maar van de landelijke partijorganisatie kregen Weike en Eric nadien geen enkel signaal, geen enkele vraag: hoe hebben jullie dat voor elkaar gekregen? Welke technieken hebben jullie gebruikt, welke strategie waarom gevolgd? Als die vraag wel was gekomen, dan hadden Weike en Eric kunnen uitleggen dat ze een op maat van Maastricht gemaakte campagne hebben gevoerd. Zelfs de kleinste details van de campagne werden doordacht en verbonden aan de wereld van Maastrichter volkswijken. De foto van Weike op het verkiezingsmateriaal werd aangepast. “Ik wilde geen foto als een staatsieportret, zoals het format van de landelijke organisatie in Amsterdam. Die vorm zou hier echt verkeerd zijn uitgelegd. Ik ben gewoon Weike, net als de andere mensen gewoon zijn. Ik ben geen staatsvrouw.”

“De PvdA heeft een slechte naam”, merkt Eric op, die jarenlang de PvdA-fracties in de gemeenteraad en in Provinciale Staten heeft ondersteund. “En je moet je afvragen of je dat als ‘merk’ nog wel op deze manier overeind moet houden. Wie een keer een ledenvergadering bezoekt, zakt de moed al gauw in de schoenen. Jongeren spreken we niet aan met vaste, gesloten structuren.”

Ondanks het succes van de PvdA in de stad Maastricht verloren de sociaal-democraten in Limburg bij de provinciale verkiezingen een zetel. De Partij voor Vrijheid (PVV) van Geert Wilders werd de grootste partij in Provinciale Staten en levert twee gedeputeerden in het da-gelijks provinciebestuur. Tijdens het eerste debat in ‘het Gouvernement’ sprak Laurence Stassen, fractievoorzitter van de PVV, over de bouw van een nieuwe moskee in Roermond. Zij noemde het godshuis een haatfabriek. Daarmee werd de toon voor het provinciaal bestuur in Limburg gezet. Mevrouw Stassen, afkomstig uit een vooraanstaand Limburgs geslacht van bestuurders, juristen en notabelen, is ook lid van het Europees Parlement. Na afloop van het harde debat, vertelden ooggetuigen, zat mevrouw Stassen huilend in haar auto in de parkeer-kelder van het Gouvernement. Haatfabriek… je al dat woord uitspreken, of, erger nog, moeten uitspreken.

De Partij van de Arbeid in Limburg staat voor het eerst in 38 jaar buiten het provinciebestuur. De eerste mei was in het verleden een feestelijke dag in het zuiden. Sociaal-democraten en socialisten van de partij, vakbonden en coöperatieven trokken met een fanfare voorop door de straten van Maastricht. Ze bezochten het graf van Willem Vliegen en het monument van de oud-voorzitter van de SDAP in de stad. Van die beweging is vrijwel niets meer over. De banden met de vakbonden zijn vervlogen en het FNV is als maatschappelijke beweging vrijwel onzichtbaar in Limburg. Hoe nu verder? Inhoud en organisatie van de Partij van de Arbeid roepen eerder afkeer op, dan enthousiasme.

Weike raadt me aan om de volgende dag naar de weekmarkt te gaan, in het centrum van de stad. Daar komen mensen uit alle windstreken, niet alleen uit Limburg, maar ook uit Vlaande-ren, Luik en Aken, voor vis en kaas, voor kleren en stoffen.

Vrijdagochtend is het al vroeg warm. De zon is fel, de wind droog. Ik wandel eerst naar de Algemene Begraafplaats aan de Tongersestraat, waar bij elkaar sociaal-democraten begraven liggen en ook het graf van Willem Vliegen te vinden moet zijn. Begraafplaatsen zijn, vind ik, altijd verwarrend. Overzicht ontbreekt en gelijkvormigheid overheerst. Lange paden met graf-stenen vind je in Terneuzen, in Enschede, Gennip en dus ook in Maastricht. De algemene be-graafplaats is hier groter in oppervlakte dan het dorp waar ik woon. Toevallige bezoekers hebben geen idee van het graf van Willem Vliegen, zelfs de arbeiders die de paden onderhou-den hebben geen idee. “Willem wie?”, vragen ze. “Vliegen, nee, nooit van gehoord.”
Ook in het kantoor van de begraafplaats weet men niet waar Vliegen ligt; in het register is zijn naam niet terug te vinden. “Waarschijnlijk geruimd,” vertelt de vriendelijke mevrouw me. Wel weet ze waar het socialistenhoekje is. Ze geeft me een plattegrond, omcirkelt het cijfer acht, en zegt: “Het socialistenhoekje is vlak bij de graven van de moslims.”

Opnieuw wandel ik tussen de graven. Vlak bij het secretariaat, bij de erekapel, liggen de fami-liegraven van de vooraanstaande Maastrichtenaren, Recourt, Stassen. En een eindje verder, tegen de achterste muur van het kerkhof, is inderdaad een hoekje met graven van sociaal-democraten. Ik wandel drie, vier keer alle graven langs. Vliegen lijkt geruimd, zoals de dame in het secretariaat voorzag. Ik vind het graf niet. Wel dat van Hubert Paris, de gematigde me-de oprichter van de SDAP in Maastricht.
Ik ga de volkswijk Mariaburg in, waar kleine witte huizen vertellen over de oude droom over volkshuisvesting, volksverheffing en een gezond leven. Dieper in de wijk is het beeld minder hoopvol. Straten zijn smaller, de huizen kleiner, vaak met de gordijnen gesloten. In de straten zie je dure auto’s, en armoedige vehikels. Fietsen met lekke banden tegen de voorgevel. In de verte gaat een voordeur open van een van de kleine woningen met gesloten ramen. Een man stapt haastig naar buiten en verdwijnt in een auto. Hij rijdt haastig weg. Een jonge vrouw, in een zwart trainingspak met witte banen, kijkt hem even na en glipt weer naar binnen. Ik loop wat sneller, benieuwd of ik nog iets kan vernemen over het leven hier in de wijk. Maar het is onduidelijk in welk huis de jonge vrouw de deur sloot; alle huizen hebben gesloten gordij-nen…. nergens leven te bekennen.

Even verder zie ik een oude heer die zijn hond uitlaat, een gevaarlijk uitziende Pitbull terriër. Ik ben bang voor honden, maar spreek de oude heer aan, de bezwering ‘hij doet niks’ over-winnend. Ik loop een eindje met hem op. De oude man gaat een bakje koffie drinken bij zijn dochter die aan de rand van de wijk woont, vertelt hij. De buren in zijn straat kent hij wel, maar het leven in de wijk is moeilijk. “Ze stoppen hier het laagste van het laagste, veel crimi-nelen en mensen uit verre landen. Ja, wat wil je? De huren zijn hier laag, driehonderd euro. Leuk is het niet, maar wat moet je? Ik woon hier al 68 jaar.” De man was ijzervlechter; door de Duitsers werd hij gearresteerd en gedwongen te werk gesteld, tot aan de Russische grens toe. IJzer vlechten, bunkers bouwen. “Ik heb geluk gehad, ik heb het overleefd. Maar ik heb veel mensen dood zien gaan. Veel doden.” Na de oorlog vond hij werk in de bouw. Er was werk genoeg. “Ik heb het ijzer gevlochten van de ENCI schoorsteen, 104 meter hoog. Ik vond dat niet erg. Je moest alleen niet naar beneden kijken.” Met de wereld bemoeit hij zich niet meer. “Ik zorg voor mezelf en daar heb ik mijn handen vol aan. Ik ben 89 jaar.”

De markt van Maastricht is druk en vol. Duizenden mensen vinden er hun weg tussen de kra-men waar werkelijk alles te koop is, inclusief de potjes met een nieuwe, witte zalf waarmee je goud en zilver, kunststof en tanden mee kunt laten blinken als nieuw. Luikenaars laten zich de vis goed smaken; er worden asperges verkocht, noten en honing, en ook de mooiste bloeiende planten en bloemen.

Wafels en kokos Macrons... van Willems... Maastricht, de markt

Aan de achterkant van het oude stadhuis zie ik een karretje, waar biologische koffie vers wordt gemalen, en koffie wordt gezet in een grote glimmende machine. Het ruikt heerlijk. Ik bestel een kopje en maak een praatje met Jeroen en Dienne, die de koffiekraam exploiteren. Het is de eerste dag dat ze met dit kraampje op de markt staan; ze hebben vanmorgen in alle vroegte moeten loten om een plekje te verkrijgen. Gelukkig trokken ze het goede lot. Het koffieaanhangwagentje heeft Jeroen samen met zijn vader Henri opgebouwd. Maanden werk, en vandaag voor het eerst is hij er mee op pad. Dat is spannend. Zouden er mensen op af komen, zou alles werken zoals gehoopt? Het lukt wonderwel, de koffie is de beste die ik onderweg al vond.
Aan een blauw bistrotafeltje terzijde van het koffiekarretje zit de moeder van Jeroen. Twee andere vrouwen, die in een dialect spreken wat ik niet kan verstaan, bezetten de stoeltjes. Je-roens moeder vertelt dat haar zoon werd opgeleid tot docent beeldende vorming, en dat hij een hele tijd voor vrijwel geen geld les gaf aan kinderen van asielzoekers, maar dat werk was niet vol te houden. Hij verdiende vaak maar vijf euro per uur. Op een dag vertelde hij dat hij wilde kraken; zijn moeder vond dat, vertelt ze me, maar angstig en niet zo mooi. “Maar als ik dan zag waarom het gekraakt werd, en wat ze allemaal voor elkaar hebben gekregen, en wat ze voor de mensen doen, zie ik hoe goed het is. Ze hebben een inkoopcoöperatie, een volks-keuken, en een weggeefwinkeltje, waar je voor niks kunt krijgen wat je nodig hebt. En weet je, ik was eens bij hen in het restaurant, en er was een oude mevrouw, die arm was. Weet je, ze zei dat ze nu toch naar een restaurant kon, voor een viergangendiner voor vijf euro. En dat ze bij de krakers was, dat vond ze prachtig. Ze doen daar bij het Landbouwbelang goed werk; ze zijn er echt voor de mensen. Jeroen heeft daar zijn plaats gevonden. Het is goed wat hij doet. ”

Het koffiewagentje van jeroen en Dienne, en links, aan het tafeltje, vader en moeder Bouwer

Het is tijd om naar Zeeland terug te keren; ik ben echter benieuwd naar de creatieve en sociale vrijhaven van de Maastrichter jongeren die Landbouwbelang heet, vooral omdat ik de volgen-de week een coöperatief initiatief in Lixhe, net over de grens, in het Waalse arrondissement, zal aanschouwen. Ik maak nog even een praatje met Jeroen en maak een afspraak, volgende week zien we elkaar weer, dan praten we verder.

Nu tot hier. Volgende week gaat dit verhaal verder, als een volgende etappe van de voettocht. Heel hartelijke groet, en alle goeds,

Jan

.

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief

Over het dorp van de wereld

Kats, 23 mei 2011

Van het station van Susteren in Limburg leidt een eenvoudige provinciale landweg, buigend van bocht naar bocht, naar Nieuwstadt. En van daar is het nog maar een paar kilometer naar Nedcar, in Born. In deze smalle strook van Limburg schrikken Vlaamse en Duitse buren tegelijk op wanneer je hard schreeuwt, zo dicht liggen de oostelijke en westelijke grenzen hier bij elkaar. Grenzen die je overigens niet ziet; nergens een slagboom, nergens een vlag. Landen vloeien hier in elkaar over als het water van de beek in een rivier. Echter, onzichtbare grenzen zijn net zo goed grenzen en ze bepalen in hoge mate het lot en het leven. Een verhaal over een aardbeving in Japan, een operatiekamer in San Fransisco, en stille dorpen.

Van het station in Susteren, in het smalste deel van Limburg, is het een klein uurtje wandelen naar Nieuwstadt. Dat is een oud plaatsje, zoals de meeste steden en dorpen een grote, rijke geschiedenis hebben. De geschiedenis van Limburg is wezenlijk anders dan bijvoorbeeld de Hollandse gewesten, Zeeland of Friesland. Eerder was ik Thorn (zie mijn vorige brief). In de geschiedenislessen op school heb ik werkelijk nooit vernomen dat dit plaatsje tot de Franse Revolutie een zelfstandige staat was, voor deftige dames en ook door alleen deftige dames bestuurd. Ik wist dat Maastricht een oude stad was, maar niet dat de stad nooit stadsrechten kreeg, of dat het Prinsbisdom Luik en de hertogen van Gelre zoveel invloed hadden in gebieden die wij nu tot de provincie Limburg rekenen. Nieuwstadt heeft stadsrechten, maar het is geen stad, met de stedelijke problematiek van de 21e eeuw. Het is een klein, stil dorp, zonder bakker, maar met een supermarkt. Terwijl ik daar wat proviand in sla, zie ik een mooie kapel, een aardig plein en een stevige kerk.

Van Nieuwstadt is het nog enkele kilometers naar de hoofdingang van Nedcar. Een ouder echtpaar aan wie ik de weg vraag, aarzelt niet en brengt me er met de auto naartoe. Dat is fijn. Onverwachte hulp is altijd als een geschenk, zeker wanneer je om een groot industriecomplex als dat van Nedcar moet wandelen.

Ik ben nu iets te vroeg voor de ontmoeting met Jean Wauters, voorzitter van de ondernemingsraad van Nedcar. De enige Nederlandse automobielfabriek heeft het moeilijk, en dat is al vele jaren zo. Aanvankelijk werden hier de beroemde Dafjes gemaakt, later Volvo’s en sinds een aantal jaren de Colt en Outlander van het Japanse Mitsubishi-concern. De Japanse leiding heeft echter aangekondigd uiterlijk in 2012 met de productie van deze modellen te willen stoppen. Nedcar heeft, anders gezegd, nog een jaar om een nieuwe eigenaar te zoeken die hier een nieuwe auto wil laten maken. Er werken bij Nedcar 1500 arbeiders in de fabrieken, velen aan de lopende band. Vele duizenden hebben indirect werk door Nedcar.

Lang geleden was ik in Vilvoorde waar Renault de autofabrieken sloot en duizenden arbeiders wanhopig vochten voor hun baan. Renault had geen compassie; in Spanje opende de Franse autofabrikant een fabriek omdat daar gunstigere voorwaarden golden en de overheid meer subsidies in het vooruitzicht stelde. De vakbonden in de verschillende landen werden tegen elkaar uitgespeeld en konden geen vuist maken. Dat is intussen anders. Vakbonden overleggen nu wel over Europese grenzen heen en er zijn Europese ondernemingsraden gekomen, sindsdien. Maar wie redt Nedcar?

Een van de arbeiders die ik buiten de poort spreek, is somber. Hij heeft weinig vertrouwen in de toekomst van het bedrijf en vertelt dat hij maar nutteloze klusjes moet doen om aan het werk te blijven. “Ik ben hier al 32 jaar”, vertelt de man die zijn naam niet durft te noemen, en evenmin duidelijk wil maken op welke afdeling hij werkzaam is. “Dat kan niet. De dikkoppen [de managers van de fabriek] en de Japanners houden alles scherp in de gaten. Ze zoeken het kleinste argument om je te pakken. Maar ze moesten eens naar zichzelf kijken. Zij tanken hier bij de pomp van het bedrijf achter de hekken, niet alleen met hun eigen auto, maar ook met die van de vrouw. Wij moeten tanken bij de gewone pomp langs de weg, en betalen de volle prijs.”

De man haalt zijn schouders op. Zolang hij maar op de 27e van elke maand zijn loon ontvangt, is hij gerust. Bij de laatste verkiezingen stemde hij voor de PVV. “Ik doe geen gekke dingen; een dure vakantie doen we niet. Dat kunnen we ons niet veroorloven. Maar ik ben lid van de fanfare. We hebben thuis, de hele familie, altijd PvdA gestemd. Maar nu niet meer. Ik heb voor Wilders gestemd. Hij luistert wel naar ons. Ik ben het niet met hem eens op een paar kwesties, de islam en zo, maar op de grote principes wel: AOW, ontslagrecht. Daar staat de Witte van Venlo voor. Het is niet anders. Wilders doet het.”

Jean Wauters, voorzitter van de ondernemingsraad van Nedcar, is een gepassioneerd man; hij weet precies voor wie hij opstaat en wiens belangen hij dient. In zijn analyse is hij scherp, helder, en hij spreekt recht voor zijn raap. “Nederland,”zegt hij, wanneer we aan een tafeltje zitten in de entree van het hoofdkantoor, “heeft geen industriepolitiek. Niemand steekt een vinger uit naar de auto’s die hier worden gemaakt. In Genk, in Vlaams Limburg, staan de Ford-fabrieken. De provinciale overheid in Limburg rijdt in Ford. In Gent staat de Volvo-fabriek; Gent rijdt Volvo. Brussel heeft Audi… En in Nederlands Limburg, in Den Haag? Wie rijdt er in een Mitsibutshi? Het gaat natuurlijk niet alleen maar om het kopen van auto’s, maar om een fundamenteel beleid, gericht op de maakindustrie. Dat ontbreekt in Nederland. Zodra je boven Eindhoven bent, zie je alleen nog maar kantoren van adviesbureau’s. De ene helft van Nederland adviseert de andere helft.

Het spijt me voor de Partij van de Arbeid, maar die heeft alle krediet verspeeld, ook al doet Pauline Smeets in de Tweede Kamer haar best.  Maar ik zie meneer Samson hier nog verkondigen dat hij vindt dat Nederland kopland moet worden in de ontwikkeling van elektrische auto’s. Die elektrische auto’s zouden we hier kunnen maken, maar dan zou er ook een batterijfabriek moeten worden geplaatst. Daarvoor was alle ruimte… Toen we daar in Den Haag op terugkwamen, gaf meneer Samson geen krimp.  Hij stak geen vinger uit. Dat duurzaamheisverhaal van meneer Samson is gebakken lucht. De batterijfabriek staat intussen in Spanje; en daar zal Mitsubishi straks ongetwijfeld de elektrische auto’s gaan maken. Wat nu: kopland? En dan het volgende. De PvdA kwam hier naar de fabriek en legde uit dat de AOW leeftijd naar 67 jaar moest en dat het ontlsagrecht moest worden versoepeld. Ja… hoe makkelijk wil je het Wilders maken?”

Jean Wouters is al vijftien jaar voorzitter van de ondernemingsraad. Het gaat hem aan het hart dat de linkerzijde van de politiek er niet in slaagt een vuist te maken, zelfs nu de economische crisis zo pijnlijk duidelijk maakt hoe de verhoudingen in de samenleving liggen. Jean Wouters: “Het socialistisch gedachtengoed is naar de knoppen geholpen. Het is toch verschrikkelijk dat links het zo ver heeft gebracht dat extreem rechts, dat Geert Wilders, meer voor de arbeider kan betekenen dan de PvdA?! Denk toch eens na! Er is geen een arbeider die de 65 jaar haalt aan de lopende band. Niet een. Geen mens kan dat volhouden. Dus als we langer moeten werken, zullen we dan eerst eens de werkgevers verplichten bij wet dat zij zorgen dat er werk is tot je 67e?  Dat je werk kunt doen wat vol te houden is? Zullen we dat dan eerst eens regelen? En kom dan eens terug, kom dan eens praten.”

Samen met vertegenwoordigers van het ministerie en andere partijen zoekt Wouters intussen naar een nieuw perspectief voor het bedrijf. Dat moet op korte termijn worden gevonden, anders verliest iedereen zijn baan. Minister Verhagen van Economische Zaken reist, terwijl we spreken, door het Verre Oosten en heeft opdrachten mee, onder andere van Nedcar. Maar of de missie van Verhagen wat kan opleveren, is nog volstrekt onduidelijk. Wat wel duidelijk is, is dat de arbeiders één dag in de week moeten thuisblijven. De enorme golf die de kust van Japan onlangs overspoelde en de daarop volgende ramp in de verschillende kerncentrales heeft de levering van onderdelen voor het autoconcern vertraagd. Het bericht maakt de stemming in het bedrijf nog donkerder.

Elders werk vinden is voor de meeste mensen van Nedcar niet weggelegd. Ze werken vaak al meer dan een kwart eeuw in de fabriek en zijn gebonden aan huis, kinderen, familie en vrienden. Zijn lid van de ouderraad, van verenigingen en de fanfare. De Europese Unie zegt wel dat iedereen vrij is om te gaan en te staan waar eenieder maar wil, achter werk aan, maar in de praktijk is dat voor eenvoudige mensen niet weggelegd. Bij ontslag komen uiteindelijk de meeste arbeiders in de knel, dat weet iedereen in de streek. Jean Wouters: “Ik ken genoeg mensen die hier zijn weggegaan en elders zijn gaan werken, voor laag loon. En die bedrijven gingen vervolgens over de kop. Dan verlies je alles, de sociale zekerheid die je hier hebt opgebouwd, maar ook elk perspectief. Een arbeider van hier vindt geen baan in Brussel, en evenmin in Duitsland.”

We nemen afscheid. Jean brengt me naar de poort van het bedrijf en via Born wandel ik langs het Julianakanaal tegen een harde, straffe wind in, over het jaagpad naar Berg aan de Maas, een dorp van tweeduizend inwoners. In het café-hotel Knoors tref ik een vrolijk gezelschap van vijf oudere heren. Zij vormen de Isidorus club, een gezelschap dat enkele jaren geleden een ouderwetse bakoven heeft gemaakt, waarin tijdens het Oogstdankfeest, op de derde zondag van augustus, vlaaien worden gebakken. Ieder van de tien buurten in het dorp, maakt met haar eigen samengestelde meel haar eigen vlaaien in de bakoven van de Isidorus club. De leden van de Isidorus club, Huub en Huub, Bert, Lei en Matt, komen wekelijks bijeen om te spreken over de oven, over het Oogstdankfeest, over het goede leven en de kapel die zij zo graag voor de heilige Isidorus zouden oprichten. Die gesprekken worden gevoerd tijdens lange wandelingen, die elke donderdagmiddag worden ondernomen. Onderweg, en aan het einde van elke middag in café Knoors, drinken ze een pintje, en nog een… en voor het weggaan nog een… “Dan gaan we toch? Zeker… Lientje, schenk nog nen keer in, de laatste…” Zo wordt het laatste glas het voorlaatste en het allerlaatste pintje drinken de mannen zo tegen zes uur. De tijd vervliegt in de mooiste verhalen over de geschiedenis van de heilige Isidorus, over de Oogstkoningin, en over de laatste van de praalwagens van de stoet die tijdens het Oogstdankfeest door het dorp rijden. Vroeger stond Isidorus met zijn schop en riek op de laatste wagen; nu staat daar het mooiste meisje van het dorp. En daar is ook wat voor te zeggen, vinden de heren van de club van Isidorus.

Serieuze zaken worden evengoed door de Isidorus club besproken. Vrijwel alle voorzieingen in het dorp zijn gesaneerd. Winkels vind je er niet meer, banken, een pinautomaat, een postkantoor; alles is verdwenen in Berg aan de Maas. En nu, zo stond laatst in de krant, zal ook de dorpsschool nog verdwijnen, omdat het gemeentebestuur een brede school wil bouwen, ergens centraal in het naburige Urmond. Kinderen moeten dan over de smalle, levensgevaarlijke brug over het Julianakanaal, en zo zal het leven het dorp uitrijden.

“Alles zal hier verdwijnen”, zegt Huub, die naast me zit. “Het Oogstdankfeest bestaat dit jaar 65 jaar. Misschien verdwijnt het Oogstdankfeest op den duur ook nog. Niemand zal zich dan nog de  heilige herinneren waaraan we dat feest te danken hadden, de heilige Isidorus. Daarom willen wij zo graag een kapel voor Isidorus realiseren. Voor je het weet is alles voorbij. Maar een kapel blijft bestaan, altijd.”

Het laatste pintje wordt gedronken, en de mannen zijn even na zes uur thuis. ’s Avonds wandel ik nog even langs het kanaal en door het stille dorp. Naast het hotel Knoors is een cafetaria, uitgebaat door de zoon van Lientje en Theo Knoors. Het ruikt er lekker; de frituur behoort jaar in jaar uit, tot de beste drie van Nederland. Daar kan Berg trots op zijn. Verder is het stil in het dorp. Een verwaaid pleintje voor het hotel wacht op nieuwbouw, op dure appartementen. Wie zou daar nu willen wonen?

De volgende dag besluit ik eerst naar de Maas te lopen. Het is een uitzonderlijk voorjaar. Sinds februari heeft het niet meer geregend. Het land is droog; beken en rivieren worden niet meer gevoed. Het pontje wat van hier, Berg aan de Maas, naar de overkant vaart, naar België, wordt uit de vaart genomen wanneer ik arriveer. “Het gaat niet meer. We hebben geen water meer onder de schuit. Een eindje verderop,” vertelt de schipper, “kun je de Maas al te voet oversteken. Zolang het in Noord-Frankrijk en in de Ardennen niet regent, blijft het veer hier uit de vaart.”

Het scheepvaartverkeer naar het zuiden wordt door de lage waterstand in de Maas nauwelijks ontregeld. Het reusachtige Julianakanaal, aangelegd tijdens de crisisjaren van de vorige eeuw, garandeert dat het binnenvaartverkeer door kan gaan. Aan de sluizen wordt nu opnieuw gewerkt. Grotere en langere schepen kunnen straks over het kanaal, wat onderdeel uitmaakt van een belangrijk netwerk van Europese vaarwegen.

Vlakbij het pontje tref ik een oudere heer die zijn hond uitlaat. Hij heeft zijn leven lang gewerkt bij gemeentesecretarie van Berg. Hij kijkt naar de tientallen toerfietsers die in de felste kleding door Limburg jakkeren en stranden bij het pontje over de Maas. “De wereld is klein geworden”, verzucht hij. “Iedereen kan alle kanten op, maar de natuur heeft niemand in de hand. Een aardbeving in de buurt van Japan leidt hier tot tijdelijke werkloosheid; mijn oudste zoon is arts geworden. Hij werkt in San Fransisco, aan de Stanford Universiteit. Vorige week was hij hier nog even thuis, heel gewoon. Hij heeft in de tuin gespit, net als vroeger. Maar ’s avonds nam hij zijn kleine draagbare computer en begeleidde zijn collega’s in de operatiekamer in San Fransisco. Hij kon alles zien, direct met hen spreken en aanwijzingen geven. Volgende week geeft hij een spreekbeurt in Brazilië. Zo klein is nu de wereld. Alles is met alles verbonden.”

Zo ga ik op stap. Er waait een frisse wind, maar de zon schijnt fel. Ik wandel in de richting van Urmond, in het gebied tussen het Julianakanaal en de Maas. Tientallen fietsers passeren me. Ik hoor Limburgs, Vlaams, en Frans voorbij komen; sommigen mensen groeten en maken een praatje. Een van hen, Jan, werkte tot voor kort bij Nedcar. Lang geleden was hij de ploegbaas van Jean Wouters. Over de toekomst van de fabriek is hij somber. “Het wordt nooit meer zoals in de tijd van Volvo, toen we meer dan 200.000 auto’s per jaar maakten. En als er niet gauw een nieuw model komt, houdt het helemaal op. Dat zou jammer zijn; er is zoveel kennis en ervaring in die fabriek, die dan verloren gaat en nooit meer terug komt.”

Jan is op 58-jarige leeftijd met een goede regeling kunnen stoppen. Natuurlijk heeft hij iets ingeleverd, maar zijn toekomst is stabiel en gegarandeerd. Hij kan nu doen wat hij wil, en voelt zich een bevoorrecht mens. “Aan de overkant, in België, neem ik onderweg een Grimbergen op een terras, en dat kost daar bijna niks. Zo’n pot bier.”  Hij houdt zijn handen boven elkaar, en laat een denkbeeldig glas bier zien. Zo groot, zo hoog, dat je je af vraagt of er daarna nog wel gefietst kan worden. Jan heeft een doek om zijn hoofd geknoopt, tegen het zonlicht. Het geeft hem het uiterlijk van een piraat, een fietspiraat. Vrolijk zwaait hij, en klimt omhoog, de weg op.

Op weg naar Elsloo passeer ik stille huizen, soms met dichtgetimmerde vensters, soms met lang geleden gesloten gordijnen. Oudere mensen bewonen de overige panden. De dynamiek van steden als Breda, Tilburg, Eindhoven en plaatsen als Veldhoven, zul je hier niet vinden. Het lijkt alsof de wereld deze dorpen niet meer kent en nodig heeft. De eigenaar van het hotel Knoors, in Berg aan de Maas, sprak zich daarover uit bij het ontbijt. Hij stelde dat iedereen in de dorpen zegt dat het weghalen van de voorzieningen en winkels in de dorpen een verkeerde ontwikkeling is. “De schaalvergroting en concentratie in de dorpen en steden veroorzaakt een tweedeling in de samenleving, die zich op termijn zal wreken. Maar bestuurders zitten op een trein en durven nooit te stoppen. Pas als het te laat is, komt inkeer.” De hoteleigenaar, 63 jaar oud, schudt het hoofd. Als de school wordt weggehaald uit het dorp,  is dat de doodsteek voor de tweeduizend inwoners van Berg aan de Maas. Gisteren, vertelde hij, is hij in de wachtkamer van het ziekenhuis begonnen aan een nieuwe studie: de werking en de betekenis van sociale media. “Je moet toch mee gaan”, verzucht hij.

Ik wandel langs het Julianakanaal naar Elsoo. Het jaagpad is lang en de zon zo sterk. Het licht doet pijn aan mijn ogen en voor het eerst heb ik te weinig water bij me. Elsloo lijkt bij elk stap die ik zet verder weg.

Nu, tot hier. Volgende week vervolg ik mijn tocht, van Elsoo naar Maastricht, de schone stad aan de Maas.

Heel hartelijke groeten van Jan

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Archief