Kats.- Niets zo klein als de Randstad; afstanden zijn hier te verwaarlozen. Wanneer je in een auto rijdt, lijkt het nog wat:veelal sta je stil, soms sukkel je een eindje verder maar je bent geruime tijd onderweg. Lopend is het allemaal goed te overzien… hoewel, in de laatste twintig jaar is het gebied tussen Rotterdam, Zoetermeer en den Haag vol gebouwd. Maar je kan wel lekker doorlopen.
Van de oorspronkelijke polders met boederijen en kwekerijen is vrijwel niets meer over. Maar hoeveel woningen er ook gebouwd zijn, op straat is het uitgestorven. Het nieuwe kabinet heeft haar plannen uiteen gezet en de voormalige baas van de Nederlandse zorgverzekeraars, Hans Wiegel, is met de Telegraaf, een campagne begonnen tegen de inkomensafhankelijke zorgpremie. Wie de media moet geloven dreigt een volksopstand. Maar hier, in Berkel en Rodenrijs is nergens iets van een opstand waar te nemen. Het is stil op straat.
Ik spreek een gemeentewerkman aan, een berijder van een wagentje waarmee de straten worden geveegd.Hij haalt zijn schouders op over de commotie. “Alles wordt duurder, voor iedereen,” zegt hij, “voor mij zal het misschien meevallen maar voor anderen wordt het misschien onbetaalbaar. We zien wel; je bent toch machteloos.”
Hij wijst me op een fietspad wat ik moet volgen om in Pijnacker te komen. Ik volg zijn aanwijzingen en wandel over het pad langs nieuwe wijken met anonieme maar grote vrijstaande woningen of twee onder een kap en steeds inde buurt van een vergrote sloot of brede watergang. In die huizen is overdag nooit iemand thuis.
Verderop kom ik Patricia tegen die als controller werkt voor Carijn, een reusachtig grote zorginstelling. Ze heeft een vrije dag en is naar buiten gelopen met haar hond. Ze schudt het hoofd wanneer ik haar vraag naar de plannen van het nieuwe kabinet. “Ik wil eigenlijk weg; weg uit dit land,”zegt ze, “we worden hier gek gemaakt door al die regels, die telkens weer veranderen. Maar waar naar toe? Ik weet het niet.”Ze wijst de plannen voor de inkomensafhankelijke zorgpremie af; niet eens omwille van de inkomensveranderingen maar om de administratieve chaos die er uit zal voortvloeien.”Hoe moeten we dat nieuwe systeem invoeren en ondertussen met het oude systeem doorwerken. Van de ene dag op de andere zullen we moeten omschakelen. En natuurlijk krijgen we geen tijd om in te werken. Het wordt een ramp; we zijn nu nauwelijks op orde.”
De ontwikkelingen in de zorgsector beziet ze met afschuw. De kosten lopen te hoog op; de onmogelijkste eisen worden gesteld. “Waarom worden kinderen die dodelijk ziek zijn in leven gehouden?Ieder mens zal op enig moment sterven; dat weten we.Waarom worden er collectes gehouden voor kinderen die ten dode zijn opgeschreven, Heeft U daarop een antwoord? Ik zou willen vertrekken, echt waar.”Patricia verontschuldigt zich en haast zich verder; de hond holt vrolijk voor haar uit.
Voor mij uit wandelt een jong gezin, Debbie, Maurice en Devy. Het kleine kereltje zit in een buggy; hij is anderhalf jaar oud. Debbie (32) is activiteitenbegeleider en haar man, Maurice, is meewerkend voorman bij de Greenery, de grote veiling in het Westland. Maurice is geboren en getogen in Berkel & Rodenrijs; Debbie komt uit het nabije Delft. De inkomenafhankelijke zorgpremie vinden ze wel een goed idee maar ja, verzuchten ze… “We begrijpen ook wel dat mensen niet zomaar vijfhonderd euro in de maand extra kunnen betalen. Dat gaat niet.”
Ze hebben wel wat anders aan hun hoofd; het is een mooie dag. Ze gaan met z,n drieën naar het ziekenhuis. Devy krijgt een broertje of een zusje; in het ziekenhuis gaan ze voor de eerste keer een echo laten maken. Dus ja, zegt Debby stralend, het wordt een mooi jaar, volgend jaar.
Wanneer ik vertel dat ik uit Zeeland kom, lachen ze. “Het Bluesfestival van Kwadendamme,” zeggen ze tegelijk. “Mijn vader gaat er altijd naar toe; hij staat altijd voor het podium, op dezelfde plaats. Het Bluesfestival van Kwadendamme is het beste festival in Nederland, hoor. Klein, vrolijk. We gaan zelf ook al weer jaren mee.”
We nemen afscheid bij een bus en metrostation en zien elkaar, volgend jaar in… Kwadendamme.
In Pijnacker tref ik Jan Bruse, campagneleider en bestuurslid van de PvdA afdeling in Delft. Maanden geleden had hij me al een berichtje gestuurd dat hij graag een stukje mee wilde oplopen. Onderweg vertelt hij over het plezier van het campagnevoeren, vooral de laatste campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen heeft goede moed gegeven. Terwijl we langs de vaart lopen in de richting van Delfgauw vertelt hij over de twijfels aan het begin van de campagne. “We stonden in het begin zo laag in de peilingen, dat we vreesden dat het niks zou worden. Pierre Heijnen, Tweede kamerlid uit den Haag kwam ons helpen bij de eerste campagne dag. Hij stond op plaats 25 op de lijst; ik dacht nog.. wat sneu voor Pierre.” Maar dag na dag werd het leuker, vertelde Jan onderweg. “Er was geen wanklank in de campagne; je merkte dat iedereen in de PvdA dezelfde missie had; iedereen werkte eens met elkaar mee. Alle afdelingen in het hele land hadden dezelfde boodschap. En zachtjes aan sloeg de stemming om; je merkte het op straat. Mensen hadden genoeg van het rechtse beleid.”
Terwijl we de Delfgauwseweg naderden, wijst Jan op de nieuwe wijken die hier gebouwd werden. “Wonen in het Groen, was de leuze waarmee kopers werden verleid. Groen is er niet meer te bekennen; de snelweg den Haag Rotterdam passeert hier. Het is, wat de luchtkwaliteit betreft, een van de meest vervuilde locaties van het land. De kwekers die hier traditioneel hun bedrijven hadden zijn verdwenen. “De kweker bij wie ik voor de vorige campagne mijn rozen haalde was verdwenen,” merkt Jan ls een terzijde op. “Ik kreeg de curator aan de lijn. De kweker waar ik nu onze rode rozn kocht, zag het ook somber in. Rozen komen nu uit Afrika, aangevoerd met de vliegmachine.”
We lopen langs het huis van mijn grootouders; mijn vader vertelde me hoe zij op tien mei 1940 op het platte dak stonden en in de verte Rotterdam zagen brandden. De Delfgauwseweg was toen de rand van de stad; tegenover de vaart lagen moestuinen. Nu staan er kantoorgebouwen en dendert het lawaai van de snelweg de oren van m,n hoofd. De herinneringen aan de geschiedenis van mijn familie zijn evenwel sterker dan alle compacte drukte die hier nu is samengebald.
Jan neemt me mee naar de Beestenmarkt en vandaar naar de Grote Markt, met de beroemde Nieuwe Kerk, waar de graftombe is van de familie van Oranje en aan de overkant het even beroemde oude Stadhuis. Het is marktdag; er wordt kaas verkocht, en vis, en brood en groente zoals dat hier al honderden jaren op donderdag zo gaat. Bij de kraam van het Stoepje koop ik een brood van de Zonnehoeve uit Zeewolde, waar ik maanden geleden passeerde.
Jan Bruse wil me nog de omgeving van het station laten zien, waar de grote spoorbrug, de bovendgrondse treinverbinding tussen den Haag en Rotterdam, wordt vervangen door een tunnel. Het inmense karwei aan de rand van de historische binnenstad zal het aanzien van Delft veranderen; de opstand van Hans Wiegel daarentegen laat niet meer zien dan een rimpeling in het leven van Debbie, Maurice en Devy.
(wordt vervolgd)