III.
Het voorjaar van 2012 werd gedomineerd over aanhoudende onzekerheid op de financiële markten. De Euro, de Europese eenheidsmunt, bleek even instabiel als het weer. Niemand wist raad; politici en regeringsleiders vlogen door het luchtruim als meeuwen voor de storm. Buiten was het was aanhoudend kil, naar en somber.
Maar op weg naar het Muiderslot was alles anders. Plotseling scheen de zon en werd het warm, echt heel warm. In de trein op weg naar Weert trof ik ontwerpster Ineke Otte uit Goes; zij op weg naar het Cobra museum in Amstelveen waar men haar ontwerpen en producten wil verkopen, vertelde ze. Ineke Otte is de meest bijzondere ontwerpster en kunstenares van Zeeland; ze is succesvol over de hele wereld; je weet niet wat je ziet kettingen van oranje visjes, mossels of theekopjes; markante, verstilde sculpturen van glas, prachtige sjaals. Het is intensief en ambachtelijk werk: alles maakt en verkoopt ze zelf. Zelfs in de trein, met haar telefoon in de hand, is ze nog aan het werk.
Via Leiden reden we naar Amsterdam Zuid. Daar haastte Ineke zich op weg en vervolge ik de reis naar Weert. Vandaar volgde ik een bochtig pad in de richting van Muiden. Het is een oude weg; Floris de Vijfde reed hier ongetwijfeld op een paard voorbij. En Pieter Hooft, met zijn vrienden Joost van den Vondel, Constatijn Huygens, Jacob Cats en al die dames waarmee Hooft zich verbonden wist.
Muiden is een oude vestingstad. Wanneer ik er aan kom, rond het middaguur, verpozen zich honderden mensen op terrassen rond de jachthaven. Nergens zie je een spoor van de crisis die zich over zoveel Europese landen verspreidt. Er wordt geluncht, overvloedige maaltijden zie ik op de tafels staan; men drinkt witte wijn en rosé. Er zijn veel oudere mensen met de fiets op stap. Ik wandel door naar het Muiderslot, dat op de kop van de haven ligt, tegen het IJmeer. Het is een belevenis om zo op dat oude Middeleeuwse kasteel toe te lopen, al is de omgeving met de plezierjachten zo detonerend.
Bij de toegangspoort koop ik een kaartje en raak aan de praat met de jongen achter de kassa. Ik vertel hem het verhaal van graaf Floris en zijn band met Nicolaas van Cats en Jacob van Maerlandt. Het is de tijd van de schoolreisjes; een klas uit Almere passeert. Ik heb schik in het jongetje dat achter blijft en dwaalt om de slotgracht tot het moment dat hij merkt dat zijn groep al vertrokken is door het poortgebouw. Hij holt, met zijn kleine paarse rugzak snel langs me heen.
De kinderen van de basisschool van Kats zijn nooit naar het Muiderslot geweest; voor ons in Zeeland is een uitstapje naar Vlaanderen nu eenmaal meer voor de hand liggend. Ik hoop dat het ons lukt om het basisschooltje nieuw leven in te blazen, om de kwaliteit van het onderwijs terug te brengen naar het niveau waarop het hoort. Een eigen school oprichten kan niet; de eisen daarvoor zijn onmogelijk; je moet bijvoorbeeld kunnen aantonen dat er de eerstkomende 15 jaar 200 kinderen op de school zullen zijn. In een dorp van net vierhonderd inwoners lukt dat niet.
Dat laat onverlet dat we toch aan de slag zij gegaan; we werken met een groep vrienden, oud onderwijzers en de dorpsgemeenschap Kats aan een verbeterplan voor het onderwijs; we ons verbinden met nieuw, innovatieve lesmethodieken en hebben goede contacten aangeknoopt met bondgenoten in het Zeeuwse onderwijs en met een grote stad. We willen, zo bevoorrecht als we zijn met een strand bij het dorp, met haasje huppel achter het huis en de fiets nooit op slot, van waarde zijn voor kinderen uit de grootstad die rust nodig hebben en wat veiligheid en goed onderwijs. Kinderen die honger hebben of een vader die werd vermoord, zoals de kleine Floris de vijfde. We hebben van de directeur van de onderwijskoepel waar de school van Kats onder valt, de vrijheid en het vertrouwen gekregen om ons plan uit te werken. We hebben een sleutel gevonden. Als het lukt, kunnen we op eigen kracht verder, nauw verbonden met andere scholen in Zeeland en met onze bondgenoten in de grootstad. Dan zullen we een ander antwoord geven op ‘krimp’ dan het sluiten, het slopen van voorzieningen, dan zullen we de verhoudingen tussen stad en platteland veranderen… met een klein druppeltje, een klein stapje… maar elke mars is begonnen met een kleine, een eerste stap.
In het Muiderslot dwaal ik rond, zie de wapens van Holland en Zeeland naast elkaar… eigenlijk is dat genoeg voor vandaag.
Over het binnenplein van het kasteel hangt een groot tentzeil; een bruid en een bruidegom worden gefotografeerd en in de winkel van het slot koopt een lange man van ongeveer veertig jaar en gekleed in een deftig kostuum met kinderlijk genoegen een puntenslijper.
Vanaf het kasteel zie ik in de verte Muiderberg, een groene bosrand op de horizon. Daar werd Floris, vermoord, in dat bos, door Gerard van Velzen, een van zijn edellieden. Het motief van de moord is tot op de dag van vandaag onduidelijk: jaloezie, eerzucht, overspel of een platte strijd om de macht? Veel schrijvers hebben over de gruwelijke moord gespeculeerd, Pieter Cornelis Hooft natuurlijk, Joost van den Vondel en ook Frits Bolkestein hebben over Floris toneelstukken over geschreven.
Terwijl de zon hoog klimt wandel ik Muiden uit, de polder in, in noordelijke richting. Aan de voet van de dijk van het IJsselmeer hoor ik keiharde muziek vanaf het water. Vanaf de kruin van de dijk zie ik in de verte een oude talk met bruine zeilen. Daar komt het lawaai vandaan; jongeren alleen op de wereld.
In Muiderberg wandel ik het Echo-bos in. Hier is in 1613 voor het eerst een echo gehoord, een verschijnsel wat niemand verklaren kon. In de achttiende eeuw werd er een muur gebouwd waardoor je de echo nog beter zou kunnen horen. Ik kom er niet achter waar de plaats is om de echo te horen maar plotseling is er een vriendelijke dame, vergezeld door een jongeman. Zij weet te vertellen dat de muur nog meer kwaliteiten heeft. Wie aan de uiteinden gaat staan kan elkaar toe fluisteren, heel zacht en elkander toch verstaan. We hebben het geprobeerd en het is waar. De vriendelijke dame kon me evenwel niet vertellen waar Floris de Vijfde werd vermoord.
Ik vond de plaats van de moord even buiten het Echobos aan het begin van de Flevolaan. Een grote kei, een boom en een schuilkerk markeren de plaats waar een jongen van Kats werd gedood.