II.
De volgende dag maak ik een deel van de wandeling van gisteren opnieuw, samen met Dorette Corbey. We starten in Ijlst en gaan via Oudega naar Workum. Dorette is secretaris- directeur van de Adviesraad voor Wetenschap en Techonologie; voorzitter van de Nederlandse Emissie Autoriteit en voorzitter van haar eigen commissie Corbey die de regering gevraagd en ongevraagd adviseert over alles wat met biomassa en de ‘bio-based economy’te maken heeft. Hiervoor was ze tien jaar lid van het Europees Parlement. Als weinig anderen heeft Dorette zicht op de Brusselse besluitvorming en ontwikkelingen in de wetenschap en economie. Over de machtsbesluitvorming in Brussel is ze kritisch. Brussel zou afstand moeten doen van bepaalde beleidsterreinen en maatregelen moeten schrappen, zegt Dorette, juist omdat samenwerking op andere terreinen juist van een zo groot belang is. Zij maakt zich zorgen over afnemend draagvlak voor Europese samenwerking onder de Europese bevolking. Maar er is een andere opmerking van Dorette die in mijn hoofd blijft hangen. Terwijl we in Oudega langs het terrein lopen waarop ooit een boterfabriek stond en nu recreatiewoningen aan het water zijn gebouwd, vertelt ze dat opgetogen dat in alle sectoren nieuwe productiemethoden worden ontwikkeld die kleinschalige en regionale productie weer rendabel maken. “Die ontwikkeling is echt op alle terreinen van de economie waarneembaar,”zegt ze, net terug gekeerd van een studiereis naar China. “Lokale productie is een toekomst voor de regio’s, goed voor natuur en milieu, en ook voor de leefbaarheid op het platteland. Ik ben reuze optimistisch.” Ik vraag haar nadrukkelijk of het ook voor de voedselproductie geldt. “Juist in de voedselproductie,” is haar antwoord. “Het is nu al rendabel om kleinschaliger te produceren; lokale productie zal in de komende jaren een vlucht nemen. Binnen tien jaar zal deze ontwikkeling echt overal zichtbaar worden. Het transport met grondstoffen en dieren over grote afstanden kunnen we ons niet meer veroorloven.”
De wandeling valt mee; het regent af en toe hard, de wind is koud. We lopen langs een meer, door de velden en over fietspaden. Lang geleden maakte Jos Thie hier de eerste versie van Aqua Orfeo, de opera op het water, die deze zomer nog in Soestdijk te zien is. Ik moet hier dus eerder zijn geweest, na een doorwaakte nacht, bij zonsopgang. Maar in het landschap uit de opera kan ik niet verbinden met dit ruige, verlaten en winderige polderland.
Wanneer de duisternis in valt, zo vroeg, daags voor het kerstweekeinde, lopen we Workum binnen, koud en vermoeid. Jammer genoeg hebben we geen tijd voor het museum van Jopie Huisman, maar wel voor een kopje snert. En wat doet dat dan goed. We rijden met de trein terrug naar IJlst, door een natuurgebied met kievieten en ganzen volop.
De gedachte dat lokale productie van voedsel weer rendabel zou kunnen worden en de kleinschaligheid van het Nederlandse landschap niet langer als een hindernis moet worden gezien, biedt een hoopvol perspectief, zeg ik aan Dorette. Vanuit Ijlst rijden we samen terug naar Haarlem. Vandaar neem ik de trein naar Zeeland terug; nog een week te gaan, dit jaar.