Je komt er niet tussen

Weert, 22 april 2011

Beste Allemaal,

Vlak voor mijn vertrek naar Brabant voor het vervolg van de voettocht, meldde de radionieuwsdienst dat KPN een kwart van het personeel gaat ontslaan; vijfduizend mensen. Aan het einde van de dag berichtte de nieuwsdienst dat het kabinet ingrijpend wil bezuinigen op de sociale werkplaatsen. Tussen die twee berichten wandelde ik in het gebied tussen Brabant en Limburg en de rode draad bleek verscholen achter een klein zinnetje van meneer Rutjes… “Je komt er niet meer tussen.”

Een van mijn vrienden in Zeeland, Huib Eversdijk, voormalig CDA-kamerlid en senator, waarschuwde me jaren geleden voor Paul de Krom, nu staatssecretaris van Sociale Zaken en verantwoordelijk voor de bezuinigingen op de sociale werkplaatsen. Hij vertegenwoordigde, zei Huib, het hardste deel van de VVD, met geen enkele compassie voor de zwakkeren in de samenleving. Ik kon die opmerking van Huib niet overzien. De Krom plantte in die periode, net als ik, een jonge wilg in de Hedwigepolder, bij het huis van Gery de Cloedt. Maar nu, voor het slapen gaan, begreep ik uiteindelijk wat Huib bedoelde.

Daaraan ging een lange dag vooraf, wandelend door een harde, felle zon, van Valkenswaard naar Weert; van Brabant naar Limburg. Opnieuw was het marktdag in Valkenswaard.Veel drukte in de straten en op terrassen. Mijn eerste zorg was een slaapplaats organiseren; een bezoek aan de VVV bracht evenwel geen uitkomst. Een logement in Budel bleek volzet, en veder waren er in de streek blijkbaar geen mogelijkheden… Dat is niet fijn; onzekerheid over een slaapplaats leidt af van het doel van de voettocht. Ik hoopte nu maar onderweg iets te ontdekken; in het slechtste geval zou ik in één keer moeten doorgaan naar Weert, eigenlijk het einddoel van deze tweedaagse.

De omgeving van Zuidoost-Brabant en Noordwest-Limburg wordt gedomineerd door natuurgebieden, heidevelden en moerassen, bossen en landerijen. Er zullen de mooiste paden te vinden zijn, verbonden met bordjes en nummers, maar daar durf en wil ik niet op afgaan.
Die bordjes en nummers, de zogenaamde fiets- en wandelknooppunten, zijn voor mij geheime tekens en dat wil ik het liefst zo houden. Net zo min als koeien geboren worden met gele plastic kaartjes in hun oren, is de wereld ooit bedoeld voor en gemaakt met knooppunten.

Op weg dus naar Leende, zes, zeven kilometer verder op, langs een drukke tweebaansweg. Het landschap is droog, en onder het wandelen proef ik stof op mijn lippen. Het is al heel warm, nog voorjaar. Maar straks, wanneer het zomert en de zon nog hoger brandt, wordt het in de hitte pas echt zwaar, dit wandelen. Halverwege zie ik een bedrijf, grote loodsen, Viskweek Centrum Valkenswaard. Daar wil ik meer van weten; achter mijn huis, verderop in de polder aan de voet van de Zeelandbrug is de stichting de Zeeuwse Tong actief met het kweken van tong in de open lucht, in een geschakeld systeem. Vooralsnog zijn vrijwel alle gekweekte vissen doodgevroren deze winter en lijkt alleen de voorzitter van de stichting, Rinus Platschorre —de echtgenoot van Commissaris van de Koningin Carla Peijs – hier goed te boeren. Zijn beloning, zo vertellen ambtenaren en bestuurders in Zeeland openlijk, is schandalig inhalig. Zou dit bedrijf, hier onder Valkenswaard, er wel in slagen vis te kweken? Hoe dan, en welke vis? Ik loop het bedrijfsterrein op, maar zie en ontdek er niemand. Wat jammer. In een van de loodsen zie ik bakken staan, en gulpt het spoelwater door filters en bassins. Ik durf de loods niet binnen te gaan; het lijkt me niet gepast. Wie weet biedt een website uitkomst, wanneer ik thuis ben.

Maar… naast het bedrijf wonen de heer en mevrouw Rutjes. Zij zitten buiten, onder een afdakje op het terras van hun erf. Ik zwaai en loop naar het huis toe, met de vraag of zij iets weten over hun buren, de viskwekers. Jawel, natuurlijk. Vroeger was het bedrijf van de staat, werd er ook vis gekweekt, met verlies. Maar nu is het in particuliere handen en gaan de zaken goed. Handelaren uit alle delen van het land, België en Frankrijk komen er gekweekte vis kopen, goudvisjes, koikarpers, snoekbaars… Of ik een bakje koffie wil, vraagt mevrouw Rutjes. Nou, dat is een idee. Ik leg mijn rugzak neer.
De heer en mevrouw Rutjes waren vorige week vijftig jaar getrouwd, vertellen ze lachend, kibbelend en trots. Ze hebben het jubileum uitgebreid gevierd met kinderen en kleinkinderen. Meneer Rutjes was vrachtwagenchauffeur; hij leverde materiaal op bouwwerven in de regio. “Ik heb dat meer dan dertig jaar gedaan, maar twaalf jaar geleden was het genoeg”, zegt hij.

De weg langs hun huis wordt gebruikt als ‘omweg’ wanneer het verkeer op de snelweg bij Eindhoven tot stilstand komt. Dat is nogal eens het geval. Gisteren nog kukelde een vrachtwagen om half negen in de ochtend om, geladen met dertig ton aardappelen. De chauffeur was dronken. Het opruimen van de ravage duurde de gehele dag….
“Het verkeer is zo druk,” zegt meneer Rutjes met een lach, “maar dat zeiden we vijftien jaar geleden ook al. Het kan altijd nog gekker, ben ik bang. ’s Morgens en ’s avonds kun je hier de weg niet op komen; je komt er gewoon niet tussen. Iemand moet dat werkelijk voor je mogelijk maken… Anders komen wij hier niet weg. Gelukkig vinden we alles wat we nodig hebben in de buurt, en dat kan allemaal met de fiets.”

Ik bedank meneer en mevrouw Rutjes voor de koffie en de gezelligheid en ga weer verder, het lange fietspad op weg naar Leende. Het is halverwege de middag wanneer ik daar aankom. Mijn veldfles is al leeg en ik drink even een kopje thee in herberg De Scheuter. Het biedt mij de gelegenheid een hotel te bespreken in Weert; ik heb geen vertrouwen dat zich nog onverwacht iets anders voor doet.
Wanneer ik mijn kopje thee wil afrekenen, hoor ik het meisje achter de bar, Jolande, aan een andere gast vragen of hij aan haar wil denken, wanneer hij een baan weet. “Wat is er aan de hand?”, vraag ik Jolande even later. Zij vertelt dat ze aan de universiteit twee studies heeft afgerond: Personeelsmanagement en Arbeidsrecht. Ondanks al haar pogingen lukt het haar niet om een baan te vinden die aansluit op haar studies. Overal wordt ervaring gevraagd, maar zonder start kan zij geen ervaring op doen… “Hoe kom ik ertussen?,”vraagt ze. “Hier in de herberg leer ik in ieder geval niets.”

Het is nog een lelijk eind van Leende naar Weert, de zon brandt fel, het land is droog en de wegen zijn stoffig. In het dorp zie ik weinig mensen op straat of in de tuinen, zoals overal onderweg. Nu is het gewoon te licht, te warm en te droog om buiten te zijn, bedenk ik. Het wandelen is echter fijn; na verloop van tijd raak je in een roes van stilte.
De weg krult zich in een bocht omhoog naar een viaduct over de A2, de snelweg van Amsterdam naar Maastricht. Boven op het viaduct zit een man op een brommer en hij kijkt naar het verkeer. Hoewel ik hoogtevrees heb, en angst voor het razende verkeer, blijf ik bij hem staan en kijk zwijgend naar een eindeloze stroom, auto’s, vrachtauto’s en motoren. “Betaalden ze maar een euro om hier onderdoor te rijden…”, merkt de man op. Hij haalt een pakje shag uit zijn borstzak en draait een sigaretje, steekt hem op en kijkt weer naar de razende stroom van het verkeer op de snelweg naar het zuiden. De man heet Maarten; hij is 49 jaar en sinds twee en een half jaar werkloos. “Ik heb dertig jaar in de ploegen gewerkt,”vertelt hij, “in de textiel. Maar de fabriek ging failliet, en ja, toen was het afgelopen. Nu krijg ik overal te horen dat ik te oud ben. Tientallen brieven heb ik geschreven, maar nooit een kans gekregen. Ik denk dat ik in die dertig jaar hoogstens tien dagen ziek ben geweest. Ik was altijd op tijd; om zes uur beginnen, tot twee uur. Of van twee uur tot tien uur in de avond.”
Maarten vertelt dat hij het aanvankelijk niet erg vond om na dertig jaar werk eens thuis te zijn. Hij kocht een fiets en reed naar plaatsen waar hij voordien nooit kwam; omringende dorpen, zoals Leende, of Valkenswaard en Weert. Zelf woont hij nog bij zijn ouders, in Heeze. Dat scheelt enorm in de kosten, zegt hij. “Ik heb het nog goed. Als je getrouwd bent en lasten hebt voor een gezin, en dan werkloos wordt, dan gaat het niet.”
Intussen heeft hij al lange tijd genoeg gezien van de omgeving. Hij wil weer aan het werk, staat ingeschreven op de wachtlijst bij de sociale werkplaats, om in de plantsoenendienst terecht te komen, maar het schiet niet op. “Ik kom pas aan de beurt als mensen met de VUT gaan, of overlijden. Ik sta nu tweede op de lijst… Dus wie weet, met het warme weer…”

De wereld van Maarten is niet zo groot. Op vakantie is hij nog nooit geweest, op één keer na, toen een maat hem meenam naar Thailand. Dat vond hij wel leuk, want je kon er gewoon Nederlands eten, en het was niet duur. Die maat is later nog regelmatig terug gegaan naar Thailand; Maarten niet. “Ik kan wel, hoor, als ik wil. Ik heb het goed, maar ik heb er geen behoefte aan. Ik werk liever… Maar ja, hoe kom je er tussen? Ik ben te oud.”
Als zijn shagje op is, geven we elkaar de hand. Maarten gaat met zijn brommertje naar zijn ouders. Ik ga verder, evenwijdig aan de snelweg te voet, in de richting van Maarheeze. Een uur, anderhalf uur… Ik weet niet meer hoe lang ik daar liep… De zon brandde, het lawaai van het verkeer wordt een muur van snelheid, onzichtbaar en ongrijpbaar… Tot het verkeer zo in zichzelf is op gegaan dat het lijkt alsof het niet vooruit komt. Ik passeer boerderij na boerderij. Mannen en vrouwen op de erven zwaaien van een afstand; een boer op zijn trekker egt het land, en ik kijk hem na.

Uiteindelijk kom ik bij een carpoolplaats vlakbij de afslag Maarheeze, aan de A2. Daar staat een picknicktafel, met een bankje. Ik leg mijn rugzak af, maak mijn schoenen los en leun achterover. Er passeert een radiowagen van een rondtrekkend circus. “Komt dat zien!” Maar waar en wanneer ontgaat me door de muur van het verkeer. Ik eet twee krentenbollen, drink nog wat water wat ik tapte in Leende, maak aantekeningen en ga weer verder, Maarheeze in. Het is zes uur in de avond. Weert is nog twee uur gaans.
Op een bankje bij een busstation zit een jongeman. Hij vertelt dat de bus binnen een minuut zal arriveren, de bus naar Weert. Ik denk niet na; het is mooi geweest. Een half uur later ben ik in Weert, zoek mijn hotel op, en neem zo snel ik kan een douche…
Morgen schrijf ik meer, over de staatssecretaris, over Dave Saes, de orgelman, over Witte Donderdag en oranje waterspuiten…

Hartelijkste groeten van

Jan

Maarten, op het viaduct over de A2....

Geef een reactie