II.
De volgende ochtend drink ik een kopje koffie bij Frans van ´t Spoor bij het station Almelo de Riet. De Riet is een arbeidersbuurt. De huizen zijn er klein maar gezellig, en gebouwd in de stijl van de Engelse tuinsteden. De verbondenheid in de wijk was traditioneel hecht.
Frans, “zeg maar van ’t Spoor, dan weet iedereen wel wie je bedoelt”, leest aan de grote koffietafel zijn krant. Hij zucht, kijkt even op en wijst op het regionale dagblad. “Ze goochelen met miljoenen, met miljarden euro’s. Geld betekent niks voor die hoge heren. Het is lucht. Daarom smijten ze er ook mee, bovendien is het niet hun eigen geld. Ik moet geld gewoon verdienen hoor. Ik moet het in de portemonnaie hebben, of naar de bank brengen. Iedere euro opnieuw. Maar die mensen…miljarden gaan op in lucht en straks komen ze vertellen dat al het geld op is. Gek word ik er van.” Om zijn gedachten te verzetten gaat Frans aan het werk. Hij zet de oven aan en bakt zijn eerste broodjes van die dag af. Voor 32 bedrijven in de buurt moet hij de lunch verzorgen.
In Hengelo tref ik Bert Otten, bij de achteruitgang van het station. Achter het station ligt een groot gebied, Hart van Zuid, waar vanuit het centrum van de stad tot aan het Twentekanaal een groot gebied van oude industriële gebouwen wordt gesaneerd en herbouwd. Een deel van de oude fabrieksgebouwen heeft een nieuwe bestemming gekregen; anderen werden gesloopt, of wachten nog op een ‘tweede jeugd’.
Bert was twee termijnen wethouder maar gaf na de gemeenteraadsverkiezingen het stokje over. “Ik wilde het wethouderschap niet te lang doen,” vertelt Bert, terwijl we in de richting lopen van de oude Gieterij, een monumentale fabriekshal van het vroegere Stork. “Het is niet alleen intensief werk, maar je merkt ook dat er een kans is dat je je gaat ergeren omdat zaken te lang aanslepen. Dan is het beter om weer een andere weg in te slaan.”
Wij wandelen intussen het terrein op van de Hengelose vestiging van het ROC van Twente. Een groepje jongens en meisjes, zwarte broeken en witte overhemden, passeert. Zij krijgen les in marcheren: links, links, links… Het blijkt moeilijker dan het lijkt, menigeen stapt uit de pas en juist dat maakt het zo aardig…. Dit is geen volk van marcheerders.
De oude Gieterij is een reusachtige hal, met zware machines er nog in, maar om die hal is een nieuwe hal geplaatst waarin lokalen, kantoren en bedrijven zijn gevestigd. Het is imposant en je kunt alleen maar hopen, verzuchten Bert en ik, dat het onderwijs net zo mooi, net zo goed en net zo indrukwekkend is als het gebouw. “Hier moeten toch de vakmensen van de toekomst worden opgeleid,” zegt Bert, “en laten we hopen dat er voor hun werk is, straks.”
In een volgende oude fabriekshal is een ‘creatieve fabriek’ gevestigd, en in een hoek daarvan, eigenlijk in een kelder, zegt Bert, wil ik je iets laten zien, Willem Huberts, fietsenmaker. Weet je zegt hij, Willem had een fietsenstalling en reparatiewerkplaats bij het station. Maar daar werd hij weg bezuinigd door Prorail. Onbegrijpelijk want het zijn toch functies en banen die waardevol zijn. Maar goed, Willem werd ontslagen en hij zocht me op, toen ik wethouder was. Hij zag helemaal geen uitweg meer. Wat kunnen we daar nu aan doen? Hoe ga je hier mee om? In Vlaanderen heb je wat ze daar noemen de sociale economie, werk van belang voor de samenleving, en voor de mensen. Het is in Vlaanderen, maar vast ook in Wallonië een sector waar tienduizenden mensen werk in vinden. Daar kunnen we echt wat van leren. En Willem heeft hier nu ook zo’n plek gevonden. Kom maar, kijk maar.”
We dalen een brede trap af naar eenvoudige fietsenstalling en werkplaats. Willem Huberts is er aan het werk, en twee andere mannen. Ze knappen fietsen op, repareren en maken elektrische motors op gewone fietsen. Die oude nieuwe elektrische fietsen worden verkocht. Willem vertelt dat het hem weer goed gaat na de moeilijke periode na het ontslag. Hij heeft vreugde in het werk, en daarmee in het bestaan.
We gaan echter snel verder en wandelen langs appartementsgebouwen waar we, een paar jaar geleden samen op de avond voor de verkiezingen, nog folders in de bus deden en zo, verder de stad uit. Bert is op zoek naar de boerderij waar Fre Cohen zat ondergedoken. Fre Cohen was een joods meisje, geboren op 11 augustus 1903 in een eenvoudig gezin van diamantbewerkers uit Amsterdam. Ze werd al gauw lid van de Arbeiders Jeugd Centrale, de AJC, de jeugdbeweging van de sociaal-democratie en trad op twintig jarige leeftijd in dienst van NV de Ontwikkeling, de voorloper van de Arbeiderspers. Daar ontwikkelde zij zich tot een vooraanstaand en erkend graficus en tekenaar. Zij ontwierp talloze boekomslagen, het stadswapen van Amsterdam en eindeloos veel meer. In de oorlog moest Fre onderduiken en kwam uiteindelijk terecht in een boerderij in Borne. Daar werd ze gearresteerd. “Elk jaar,” vertelt Bert, “op de eerste mei, leggen we rozen op haar graf in de kleine Joodse begraafplaats in Hengelo,” zegt hij. “Maar waar ze precies is opgepakt, weet ik niet. De straatnamen zijn in de loop der jaren allemaal veranderd.”
De familie Zomer die Fre onderdak gaf woont al lang niet meer in de buurt, zo is bekend door artikelen uit de kranten en een bijzondere uitgave van de lokale PvdA afdeling. Zij zouden ook weinig meer herkennen van Hengelo, en de omgeving. De voorbije dertig jaar zijn er fabrieken gesloten, wijken en snelwegen aangelegd en doorgetrokken. Het landschap is op de schop gegaan; op vele plaatsen zijn bedrijven ontstaan waar veel bedrijven goederen verkopen, die elders op de wereld gemaakt worden. Het lijkt nauwelijks mogelijk om nieuwe productiebedrijven aan te trekken.
Wanneer we de grens van Hengelo en Borne bereiken, is het lawaai van snelwegen niet meer te negeren. Er leidt van Hengelo een snelweg (A 35) in de richting van Enschede en verder Duitsland in; een andere snelweg (A1) leidt via Oldenzaal en de Lutte naar Noord Duitsland, Scandinavië en de Oostzeestaten. Het gebied tussen Hengelo en Borne, precies in de hoek waar die twee wegen bij elkaar komen, is aangekocht door beide gemeenten gezamenlijk en moet worden ontwikkeld als industrieterrein. Vooralsnog is het een landbouwgebied, maar opvallend zijn de lege van ergens naar nergens toe leidende wegen: het stratenplan van een industrieterrein van de gemeenten Hengelo en Borne samen.
Bert kijkt onrustig om zich heen. Hier zou ergens de Oude Deldenerweg moeten lopen, denkt hij, maar waar? En waar is de boerderij waar Fre zat ondergedoken, aan de Deldenerdwarsweg? Zou het huis nog bestaan? We lopen een eind verder en zien aan de rand van Borne de eerste huizen. Daar bellen we aan en vragen een mevrouw of zij ons kan helpen. Dat is niet het geval maar ze weet wel dat een van haar buren de oorlog als kind heeft meegemaakt en de verhalen kent. De buurvrouw is snel gevonden; aanvankelijk is er een moment van aarzeling maar dan vertelt ze… “Ja, het verhaal van Fre Cohen, dat ken ik helemaal. Ze zat daar ondergedoken… daar, in dat huis, samen met een andere heer.” De mevrouw wijst in de verte en neemt ons mee. Op het erf van de voormalige boerderij roept ze de eigenaar… “Robert…. goed volk.” Robert Leyn komt uit de schuur en loopt op ons af. “ Nou ja,” zegt Bert, “wij kennen elkaar.” Het blijkt dat de kinderen van Bert en de familie Leyn in het zelfde team op dezelfde sportclub zitten.
We vertellen over onze missie. De familie Leyn is zich bewust dat zij in een huis wonen waar onderduikers hebben gezeten. We krijgen koffie, vanzelfsprekend, en een plakje koek. Aan een tafel op de deel rusten we uit. Het is een mooie, warme herfstmiddag. Bert en Robert wisselen wetenswaardigheden uit over de streek, over wederzijdse kennissen, over maatschappelijke ontwikkelingen. “Dat is Twente,” leggen Robert en Bert me uit, “iedereen kent elkaar al gauw, de lijnen zijn kort.”
De buurvrouw is intussen naar haar eigen huis teruggegaan maar komt even later met documentatie aan zetten. “Weten jullie iets van de arrestatie”, vraagt Bert, “Weten we hoe ze is verraden en hoe ze is opgepakt door de Duitsers? Eén man die hier ook zat ondergedoken, kon ontsnappen door het raam, heb ik gelezen.”
De buurvrouw geeft geen antwoord maar laat een vergeelde pagina uit een krant zien. Ik lees snel en zie dat het geen Duitsers waren die Fre arresteerden, maar Nederlanders in Duitse dienst. En ja, iemand heeft de onderduikers verraden. De Joodse meneer uit Schiedam is de velden in gevlucht en kon ontkomen; Fre Cohen, die op dat moment 39 jaar oud was, niet. Zij was nog maar enkele maanden in Borne bij de familie Zomer. Ze had op een dag aangeklopt en gezegd: “Ik kom U de groeten brengen van de heer Maree uit Gouda.” Dat was voor vader Zomer de sleutel om haar op te nemen en onderdak te bieden.
Meneer Zomer vertelt. De buurvrouw was werkzaam bij een textielfabriek die eigendom was van de familie Spanjaard.Wie Fre Cohen hebben gearresteerd weet de buurvrouw wel; ze kent de namen van die families maar houdt die liever voor zich.
Fre Cohen had zich voorbereid op een arrestatie; ze had geen valse identiteitspapieren. Ze vertelde aan de Nederlanders van de SD wie ze was en vroeg voor ze zouden vertrekken of ze nog even naar de wc mocht. Daar nam ze zelfmoordpillen in die ze altijd bij zich had voor een situatie als deze. De volgende dag stierf Fre Cohen in het ziekenhuis van Hengelo, op 14 juni 1943, nog geen veertig jaar oud.
Bert en ik kijken elkaar aan; de geschiedenis, zo gruwelijk, is opeens heel dichtbij. Wie zich voorstelt wat hier is gebeurd, vindt nauwelijks nog woorden.
Op 1 mei volgend jaar liggen er weer rozen op het graf van Fre Cohen op de kleine Joodse begraafplaats van Hengelo.
PS: De familie Leyn hoopt binnen afzienbare tijd te verhuizen naar Hengelo. Daarna zal het huis waar Fre Cohen onderdak vond bij de familie Zomer door de gemeente Borne worden afgebroken. Dat zou ik erg jammer vinden. Twente kende voor de oorlog een grote Joodse gemeenschap; het leven en werk van Fre Cohen en haar verbondenheid met de sociaal-democratie vragen eigenlijk om een permanente herinnering. Misschien kunnen we hier aan iets doen, samen.
Mooi geschreven Jan, het was een bijzondere dag!
Veel inspiratie bij de volgende voetstappen!
Bert
Als kind heb ik een deel van de oorlog in Hengelo gewoond. Geevacueerd geweest in Borne. Verhalen over deze plaatsen lees ik met veel belangstelling.
Bedankt Jan.
Ans Hautvast-Ruijgers
Beste Ans,
hartelijk dank voor Uw reactie; het was bijzonder om op zoek te gaan naar het schuiladres van fre cohen… we mogen die periode en die mensen niet vergeten.
Hartelijke groeten van Jan