Opheusden.- Vanaf het station in Rhenen wandelen gezinnen in de richting van Oudehans Dierentuin. Jonge vrouwen, luchtig gekleed, duwen kinderwagens; de mannen hebben tattoos op hun armen en in de hals, piercings in de wenkbrauw en een shagje in de mond. De kinderen zijn te zwaar, veel te zwaar, en zijn uitbundig zoals kinderen zijn wanneer ze dagje uit gaan naar de dierentuin en de speeltuin. Op de doorgaande staat een eindeloze rij auto’s in de file. Al die mensen gaan ook naar Ouwehands; vandaag is het tweede kaartje gratis. “Wij komen uit Middelharnis,” vertellen een jonge vader en moeder, met een slapend dochtertje in een wandelwagentje. “Zomaar, voor een dagje. Het is toch weer eens wat anders.”
Naomi Woltring, verbonden aan de Wiardi Beckman Stichting, en ik wandelen verder, in de richting van de Grebbeberg. We wandelen over een fietspad maar zien, juist voor het pad zich voegt terzijde van de doorgaande snelweg, aan de overkant een hekje wat toegang biedt tot het natuurgebied op de beroemdste berg van Nederland.
De Grebbeberg is natuurlijk geen echte berg. Het is een stuwwal die zich vanaf de Neder-Rijn opricht, ongeveer tot 66 meter. De Grebbeberg is bebost, met eiken en staat in directe verbinding met een natuurgebied in de uiterwaarden van de Neder-Rijn, de Blauwe Kamer genaamd. In dit gebied, een voormalige uiterwaard, stond vroeger een steenfabriek. De putgaten, waar klei gewonnen werd, zijn nu waterplassen die, omdat de zomerdijk werd weggenomen, in directe verbinding staan met de rivier.
Vanaf de Grebbeberg heb je een vorstelijk uitzicht op het vlakke rivierenlandschap, op de Neder- Rijn en de Betuwe. Voor ons strekt het groene vlakke laagland zich uit tot aan de horizon. Het lijkt zo, vanaf de Grebbeberg een hele hoogte, maar in werkelijkheid is het helft van de hoogte van de Euromast in Rotterdam.
Toch wordt de tragische geschiedenis van de Grebbeberg bepaalt door haar plaats in het lage land. DE Grebbeberg is door de eeuwen heen een ideaal uitkijkpunt voor krijgsheren, van de ridders tot de soldaten die in de meidagen van 1940 geacht werden het Duitse leger te weerstaan.
Naomi en ik dalen een trap af die door de bossen naar de voet van de stuwwal leidt en volgen een pad dat uitkomt bij een aansluitend natuurgebied, de Blauwe Kamer. In tegenstelling tot de drukte en de file voor Oudehands Dierenpark komen we hier, in het natuurgebied vrijwel maar op een enkel moment iemand tegen.
In het bezoekerscentrum van het Utrechts Landschap vertelt een vrijwilliger dat de steenfabriek in de uiterwaard in 1975 gesloten werd. “Het was niet langer rendabel,” vertelt de oudere heer, terwijl hij vruchteloos probeert om een nieuwe beamer in werking te zetten. Hij zet zijn trap in de hoek en wijst op een luchtfoto van het gebied. “We hebben de zomerdijk weggehaald. DE rivier heeft zo ruimte gekregen en kan haar gang gaan. Er lopen Schotse runderen en koninkspaarden vrij rond. Wanneer zij onraad vermoeden, opkomend water bijvoorbeeld, kunnen de dieren via een pad de Grebbeberg opvluchten. Het bijzondere is dat beesten precies voelen wanneer het water komt; we hebben foto’s dat de runderen en paarden in de bossen schuilen, halverwege de Grebbeberg.”
Voorbij het bezoekerscentrum, in de schaduw van een wild, is een picknick plaats waar Naomi en ik onze boterhammen opeten en een hoge en wijde blik hebben over het gebied. In de verte zien we enkele runderen grazen, een jonge stier zoekt verkoeling in het ondiepe water. Af en toe passeren bezoekers die over een knuppelpad het natuurgebied in wandelen. Een opa en een oma wijzen hun kleindochter op wilde bloemen en een jongen met een vlindernet buigt zich in het gras over iets wat klein moet zijn en kruipt.
Naomi herinnert zich dat voor de grote vloedgolf in Azië, enkele jaren geleden, dieren tijdig waren weggevlucht en zichzelf op hoger gelegen gebieden in veiligheid hadden gebracht. Zouden mensen niet ook naderend onheil voelen aankomen, vraag ik mezelf af, ook al weet ik dat dit niet het geval was, toen de tsunami op de kusten sloeg van zuid oost Azië.
Wanneer we wat uitgerust zijn, wandelen we naar de pont, die ons over de Rijn brengt, naar Opheusden. Via de dijk wandelen we het dorp in en bij het station nemen we aldaar afscheid.
(wordt vervolgd)