Voorlaatste etappe… naar de Hertogin Hedwige polder, 31 januari 2013

Kats.- De voorlaatste etappe. Van Graauw naar de Hertogin Hedwigepolder, ten oosten van Hulst en ten zuiden van het natuurgebied, het Verdronken Land van Saeftinghe. Ik heb de polder in de loop der jaren vaak bezocht; nooit was de tocht zo zwaar als juist nu, donderdag 31 januari 2013..

Het is in de vroege ochtend van 31 januari 2013. Wij, mijn oudste zoon en ik, wachten bij het busstation in Goes op de bus naar Hulst. Het is nog donker; de wind is hard en onvoorspelbaar. Wachtende passagiers, zelfs de scholieren, zijn stil en kijken voor zich uit. De onrustige lucht, de kou en de jagende wind juist vertellen een zwijgend verhaal.
Bijna twee uur later, in Hulst stappen we in een klein busje wat ons naar Graauw zal rijden. Achter het stuur zit Toine Hermans (76) uit Hulst. Hij is gepensioneerd en is twee onchtende per week vrijwillig chauffeur op het busje wat de kleine dorpen ten zuiden, oosten en noorden van hulst in een grote lus aan doet. Zonder vrijwilligers zou in deze stille uithoek van het land geen openbaar vervoer zijn. Toine: “Ik was hoofd logistiek bij een groothandel en mijn grootouders hadden al een transportbedrijf. Het rijden zit mij in het bloed en toen het pensioen er aan kwam, zag ik zo op tegen thuis zitten. Ik was en ben echt blij met dit werk. We hebben vorig jaar, met de 27 vrijwilligers 13.000 passagiers gehad op ons busje. Dat zegt toch wel wat; er is echt een behoefte.”
We rijden Hulst uit, het polderland in. De sneeuw, die het land vorige week bedekte is verdwenen. Nu is het een winterse storm die het land en de dag kleurt. Na enige tijd zegt Toine: “Vanmorgen moest ik een oude mevrouw mee nemen uit Paal. Ze durfde daar op 31 januari met zulk weer niet blijven. Ze wilde naar hogerop, naar haar dochter in Hulst.”
We zwijgen alle drie. Het is vandaag zestig jaar na de Ramp. We weten dat ouderen nog steeds niet kunnen slapen wanneer het stormt, zeker niet in deze periode van het jaar. Niet alleen ouderen dragen de kracht van de wind het water.
Toine Hermans: “Je moet er altijd aan denken. Je vergeet het nooit. Ik was zes, zeven jaar. Wij woonden in Hulst. Daags na de Ramp ben ik met vader gaan zoeken naar mijn tante. Ja, ik zie het nog zo. We hadden niet gedacht. Ik heb mijn tante gevonden in het water. Helemaal verkrampt. Dat vergeet je niet meer. Mijn tante, mijn oom, twee nichtjes zijn verdronken. Mijn nichtje had daags na de Ramp zullen trouwen.”
Toine kijk strak op de weg. Hij bestuurt het busje vaardig en vertelt over de slager van Graauw die het initiatief nam voor de busdienst nadat hij met zijn winkel stopte. “In de wet staat dat in iedere plaats bereikbaar moet zijn met het openbaar vervoer, als er maar behoefte is. Het eerste jaar ging het moeilijk. Mensen moesten er aan wennen dat er een busje reed, gratis bovendien. Maar ja, nu is er volk genoeg. Dertienduizend mensen per jaar. Dat is toch de moeite. Dan kun je in ieder geval altijd weg.”
Toine zet ons af voor de kerk in Graauw.
Aan de overkant in het café worden we opgewacht door Magda de Feijter en Kees en Piet de Broekert Willy Dobbelaere en enkele anderen van Red onze Polders, de actievoerders die zich sinds jaar en dag hebben ingezet voor de strijd tegen het ontpolderen. We drinken ene kopje koffie en gaan dan op weg, te voet, richting Emmadorp en vandaar naar de Hertoging Hedwigepolder.
Piet en Kees de Broekert vergezellen ons op het eerste stuk. Kees de Broekert was kantonier en heeft de vriendelijkste ogen die je kunt voorstellen. Hij was degene die de ontpolderactivisten immer voorzag van spandoeken met eenvoudige maar treffende spreuken. Beide broers zijn nu bijna tachtig jaar en, wanneer we bijna omver geblazen, schuin tegen de wind stappen, zegt Kees me met een glimlach… “Ach, als ze me op het sterfbed maar zeggen dat het ontpolderen niet door gaat, dan is het goed. Dan is de strijd niet voor niets geweest.” De vriendelijke blik in zijn ogen vertelt over een leven van moed, vertrouwen en overgave.
In Emmadorp trakteert Magda ons op een heerlijke lunch bij de familie van Wesemael. De zoon, Jean Pierre experimenteert op een klein hoekje van het traditionele akkerbouwbedrijf met ‘zilte teelten’, zeekraal, lamsoor, zeekool en het komend seizoen ook met aardappelen. Hij vertelt dat die teelt ook echt allemaal marginaal is en dat ook blijft. “Het is en blijft beperkt maar er staat tegenover dat het mogelijk interessant is om op zilte grond aardappels te telen. We hebben vorig seizoen 80 soorten uitgeprobeerd en er twee overgehouden. Die brengen misschien wel een euro de kilo op, tegen tien cent voor een kilo reguliere aardappels. Maar het moet natuurlijk een beperkte areaal blijven; de grond blijft immers zilt en dus ongeschikt daarna voor reguliere teelt.”
Na de lunch lopen we samen verder, Joris en ik naar de Hertogin Hedwigepolder. Juist tien dagen geleden heeft de Tweede Kamer ingestemd met het besluit van de regering om de polder van driehonderd hectare twee meter af te graven en onder water te zetten. Dat is voor tachtig procent van de Zeeuwen een onverteerbaar gegeven. De natuur schiet er geen zak mee op omdat over tien tot vijftien jaar de polder weer boven water ligt, op geslibd met sterk vervuilde grond.
Zeeland bestaat bij de gratie van dijken en bedijkte land, het cultuurlandschap, bepaalt de kwaliteit van het leven voor de planten, dieren en mensen. Haagse en Brusselse regels en wetten ondermijnen met het ontpolderen een fundamenteel vertrouwen bij grote groepen mensen; de bestaansgrond wordt immers letterlijk ondermijnd. In de rapporten die de Scheldeverdragen begeleiden staat opgenomen dat 12.000 hectare langs de Westerschelde aan de natuur en aan het water wordt terug gegeven. Dat is een oppervlakte twee maal zo groot als het eiland waar wij wonen, Noord Beveland. De Hedwige is 300 hectare groot en zo mooi.
Aan het begin van de polder staan de pachters me op te wachten, Ewald, Renaat, Paul, samen met zijn vrouw, Frankie, Karel en Johan. Samen lopen we midden door de polder, die met de lange rijen populieren een ongekende schoonheid tekent tegen de lucht. De polder, het geploegde land, wordt doorsneden met kreken en bosschages in winterslaap. Ewald heeft altijd moed gehouden maar nu definitieve besluiten zijn genomen weet hij niet waar hij zijn optimisme nog op moet baseren. Natuurlijk, de eigenaar van de polder, Gery De Cloedt, zal procederen tot de finish en iedereen die het dossier kent, weet dat er onrechtmatige zaken zijn gebeurd maar zal dat van aard zijn om de polder te behouden? Natuurlijk zijn er alternatieven die tot een compromis tussen voor en tegenstanders zouden kunnen leiden maar tot nu toe is er geen bestuurder geweest die belang had bij zo,n oplossing.
Aan het eind van de tocht klimmen we de Scheldedijk over en in de luwte tegenover de chemische fabrieken en naast de kerncentrale van Doel, leg ik de mannen uit dat de Haagse politiek aan het einde gekomen was van een treurig schaakspel en geen andere uitweg kon vinden dan het besluit om te ontpolderen. Ik spreek de hoop uit dat we elkaar blijven op zoeken in de maanden en jaren die zullen volgen en die zwaar zullen zijn. De pachters van de polder, voor wie geen enkele politicus, geen enkele bestuurder tot nu toe oog had, staan zwijgend in een kring om me heen en we kijken allemaal naar de grond, naar de dijk. De wind jaagt over ons hoofd. Het is 31 januari 2013, zestig jaar na de Ramp.

 

 

 

1 reactie

Geef een reactie