Voorne Putten (deel 2) Over een Boekenberg en leden werven

II.
De volgende dag keer ik naar Geervliet terug; ik heb in de kerk mijn aantekeningenboekje en mijn etui laten liggen… voor de voettocht even belangrijk als m,n schoenen. Een van de vrijwilligers is het voorportaal aan het witten. In de kerk is altijd wel wat te doen, legt hij uit. Het monument vraagt dagelijks onderhoud; de kosten van de monumentale kerken zijn nauwelijks te dragen voor de kerkgemeenschappen. “We hebben na de oorlog een periode van opgang gehad; nu gaan we zachtjes terug. Maar… we zullen steeds sneller terug gaan en dat zal paniek veroorzaken,” zegt meneer Ketting. Hij vertelt over zijn schoonvader die landarbeider was in Rhoon en elke zondag een deel van zijn loon naar zijn moeder in ’s Gravendeel bracht. “De mensen denken dat de armoede van toen nooit kan terug keren maar ze vergissen zich. De grens tussen armoede en welvaart is flinterdun.”
De volgende dag bezoek ik de Boekenberg, een spectaculaire bibliotheek in Spijkenisse. Het is een glazen piramide waar boeken tot in de nok zijn opgeborgen. Van de buitenkant lijkt dat een vondst van jewelste; binnen blijkt die boekenverzameling een decorstuk. Je kunt er niet één kiezen en belenen. Bovendien is het van binnen zo onoverzichtelijk dat me de lust om een boek te zoeken al gauw ontnomen wordt. Maar Carola Kerpel die in de bibliotheek werkt, stelt me al gerust. “Als je iets niet kunt vinden, kunnen we het bestellen. En al die boeken die onbereikbaar hoog zijn weggezet, zijn oude boeken die we in de voorbije tien jaar hebben opgespaard. Ze zijn afgeschreven.” De Boekenberg werd eerder dit jaar, op 20 april, officieel geopend en in de loop van het jaar bestempeld als de op een na beste bibliotheek van Nederland. “Dan hebben we het toch goed gedaan,” stelt Carola tevreden vast.

In Zuidland wandel ik verder. De oude kern van dit stille dorp tussen Spijkenisse en Hellevoetsluis ligt als een ring om de kerk; er is nog een boer actief, midden in het dorp. Zijn boerderij dateert uit de zeventiende eeuw; alles hangt schots en scheef aan elkaar maar hij heeft plezier in het bestaan met een paar koeien. De gemeente maakt het hem lastig; als zijn mest moet hij weg kruien; de nieuw gebouwde huizen achter zijn erf zouden er maar last van kunnen hebben. De boer haalt zijn schouders op en gaat gewoon door.
Ik wandel over een kaarsrecht fietspad tussen Spijkenisse en Hellevoetsluis; tot 1966 reed hier een tram over heen; vanuit Rotterdam was er een verbinding met alle Zuid Hollandse en Zeeuwse eilanden. Het polderlandschap verschilt in niets met dat van de Zeeuwse eilanden; de akkers zijn nat en zwaar, geploegd en in ruste. De lucht is groots en stil.
In Hellevoetsluis ontmoet ik Wouter Struijk de beste ledenwerver van de Partij van de Arbeid en gemeenteraadslid in Spijkenisse. We spreken elkaar in een koffiehoekje van een warenhuis. Een aantal maanden heeft hij in het partijkantoor in Amsterdam gewerkt; nu studeert hij weer, technische bestuurskunde aan de universiteit van Delft. Ledenwerven moet je gewoon doen en ingewikkeld is het niet, vertelt hij enthousiast. De partij van de Arbeid moet in zijn ogen ook vooral een levendige vereniging zijn waarin het leuk en zinvol is om actief te zijn. Hij organiseert vrolijk quizzen in cafés, is op allerlei plaatsen aanwezig en actief bij evenementen. “Het is helemaal niet moeilijk om mensen te betrekken en jongeren te binden maar je moet er dan wel wat voor doen en een afdeling toegankelijk maken. Daar schort het over het algemeen aan. Mensen houden soms eindeloos vast aan posities en gaan door op de vertrouwde voet die vaak naar binnen gekeerd is en besloten. Dat is zo jammer en zo onwenselijk. We moeten naar 100.000 leden en iedereen moet daaraan meehelpen, vind ik.”

Geef een reactie